ECLI:NL:GHARN:2007:BE8951

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
19 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AVNR: 11225
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake schadevergoeding voor ondergane verzekering en voorlopige hechtenis van een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 19 maart 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die aanspraak maakte op een hogere schadevergoeding dan het standaardbedrag voor de schade die hij had geleden ten gevolge van zijn inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. De appellant, die ten tijde van de inverzekeringstelling minderjarig was, had een verzoek ingediend bij de rechtbank Utrecht, waarin hij een hogere vergoeding vroeg dan het forfaitaire bedrag van € 190,- dat hem was toegekend. De rechtbank had op 20 april 2006 beslist dat de appellant recht had op deze standaardvergoeding, maar het verzoek om een hogere vergoeding werd afgewezen.

Het hof heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de inverzekeringstelling van de appellant op 16 augustus 2004 begon en eindigde op 18 augustus 2004, waarbij hij twee dagen in verzekering heeft doorgebracht. Het hof heeft de argumenten van de appellant en zijn raadsman gehoord, maar oordeelde dat het enkele feit dat de appellant minderjarig was ten tijde van de inverzekeringstelling niet voldoende was om een hogere schadevergoeding toe te kennen. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bevestigd, waarbij het de beslissing op het verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering heeft bekrachtigd. Het hof heeft geoordeeld dat er geen aanleiding was om af te wijken van de gebruikelijke forfaitaire vergoeding, en dat de rechtbank op juiste gronden had beslist. De uitspraak benadrukt de toepassing van de wetgeving met betrekking tot schadevergoeding voor personen die in voorlopige hechtenis zijn genomen, en de beperkingen die daarbij gelden, ook voor minderjarigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Zitting houdende te Arnhem
Pkn: (PL0911-04-270442)
Avnr: 11225
Het gerechtshof heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door:
[naam appellant],
geboren te [geboorteplaats, op [geboortedatum],
domicilie kiezende te [adres kantoor raadsman], ten kantore van zijn raadsman,
hierna te noemen appellant.
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Utrecht van 20 april 2006, onder meer houdende de beslissing op een verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 5 februari 2007 de advocaat-generaal en mr [naam raadsman], advocaat te Utrecht.
Appellant is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift van appellant, ingediend op 20 februari 2006 ter griffie van de rechtbank Utrecht door mr [naam raadsman] voornoemd;
- het proces-verbaal van de behandeling op 20 april 2006 van het verzoek door de rechtbank;
- voormelde beschikking van de rechtbank;
- de akte van 27 april 2006, opgemaakt door de griffier van de rechtbank te Utrecht, waarbij namens appellant hoger beroep werd ingesteld tegen voormelde beschikking;
- de overige zich in het dossier bevindende stukken.
OVERWEGINGEN
1. Het hoger beroep is tijdig ingesteld. Appellant kan in zoverre daarin worden ontvangen.
2. Het hof zal bij separate beschikking beslissen op het hoger beroep voor zover dat betreft de beslissing op het verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering.
3. De zaak is op geëindigd door middel van een sepot. De zaak is derhalve geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
4. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist dat op de voet van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering een schadevergoeding kan worden toegekend ten bedrage van € 190,-, waarbij het verzoek tot een hogere vergoeding dan het forfaitaire bedrag is afgewezen.
5. Namens appellant is als grief tegen de beschikking van de rechtbank aangevoerd dat ten onrechte geen hogere vergoeding dan de forfaitaire bedragen is toegekend. Appellant maakt aanspraak op een hoger vergoeding, nu hij ten tijde van zijn detentie minderjarig was. Voor het overige heeft de raadsman van appellant volhard bij hetgeen in het inleidend verzoekschrift is aangevoerd en verzocht.
6. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing waarvan beroep.
7. Op grond van het bepaalde in artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering kan de rechter aan de gewezen verdachte, in het geval de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, een vergoeding toekennen voor schade die hij heeft geleden ten gevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. Naar het oordeel van het hof doet zich een dergelijke situatie hier voor.
8. Appellant is op 16 augustus 2004 in verzekering gesteld. De inverzekeringstelling is geëindigd op 18 augustus 2004. Derhalve heeft appellant twee dagen in verzekering doorgebracht. Deze dagen heeft hij in een politiecel verbleven.
9. Het hof ziet geen aanleiding om een hogere vergoeding toe te kennen dan de gebruikelijke forfaitaire vergoeding. Het enkele feit dat appellant ten tijde van de inverzekeringstelling minderjarig was, maakt niet dat appellant aanspraak kan maken op een hogere dan de standaardvergoeding. Ook overigens ziet het hof geen aanleiding voor een hogere vergoeding dan de gebruikelijke.
10. Aan appellant kan een vergoeding worden toegekend van € 70,= per dag in verzekering doorgebracht en daarboven € 25,= voor elke dag die hij heeft doorgebracht op het politiebureau. Aan appellant kan derhalve worden toegekend:
- 2 dagen in verzekering doorgebracht € 140,-
- 2 dagen in een politiecel verbleven € 50,-
totaal € 190,-
11. Nu de rechtbank aldus op juiste gronden heeft beslist, dient de beschikking waarvan beroep bevestigd te worden, voor zover deze betreft de beslissing op het verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering.
BESCHIKKENDE
Het hof:
- bevestigt de beschikking waarvan beroep, voor zover deze betreft de beslissing op het verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering.
Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mrs E.A.K.G. Ruys, voorzitter, A.E. Harteveld en A. van Waarden, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr N.M.H. van Ek, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 maart 2007.