ECLI:NL:GHARN:2007:BE8949

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
16 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AVNR: 011005-06
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding voor kosten van rechtsbijstand in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 16 april 2007 uitspraak gedaan over de toekenning van een schadevergoeding voor de kosten van rechtsbijstand aan verzoeker, die in eerste aanleg werd bijgestaan door raadsman B en in hoger beroep door raadsman A. Het hof heeft vastgesteld dat de gedeclareerde reistijd van de raadsman slechts voor de helft in aanmerking wordt genomen, conform het beleid van het hof. De verzoeker had een verzoek ingediend op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, waarin wordt bepaald dat een vergoeding kan worden toegekend voor gemaakte reis- en verblijfkosten, indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel. Het hof heeft geoordeeld dat de reiskosten voor het bijwonen van de behandelingen van de zaak door de rechtbank Utrecht en het hof voor toewijzing vatbaar zijn. De advocaat-generaal en de raadsman hebben hun standpunten toegelicht tijdens de openbare raadkamer op 19 maart 2007, waarbij verzoeker niet aanwezig was. Het hof heeft de declaraties van raadsman B buiten beschouwing gelaten, omdat deze al in rekening waren gebracht via een eerdere declaratie. Uiteindelijk heeft het hof op gronden van billijkheid een vergoeding van € 9.059,08 toegekend aan verzoeker, inclusief de kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift. Het hof heeft de overige verzoeken afgewezen en gelast dat het bedrag wordt overgemaakt op de rekening van verzoeker.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Zitting houdende te Arnhem
Pkn: 21-001944-05
Avnr: 011005-06
Het hof heeft gezien het op 2 augustus 2006 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift van:
[naam verzoeker],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum],
wonende te [adres verzoeker],
domicilie kiezende te [adres kantoor raadsman], ten kantore van zijn raadsman,
hierna te noemen verzoeker,
ingediend door mr. [naam raadsman A], advocaat te [plaatsnaam], strekkende tot toekenning van een vergoeding ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering voor de door verzoeker ten behoeve van het onderzoek en de behandeling der zaak gemaakte reis- en in de kosten van de raadsman, vermeerderd met de kosten voor het indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 19 maart 2007 de advocaat-generaal en namens verzoeker mr [naam raadsman A] voornoemd. Verzoeker is hoewel behoorlijk opgeroepen niet verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van de overige zich in het procesdossier bevindende stukken, waaronder de conclusie van de advocaat-generaal en de aanvullende brief van 14 maart 2007 van mr. [naam raadsman A] voornoemd, met als bijlage urenspecificaties van mr. [naam raadsman B], advocaat te [plaatsnaam].
OVERWEGINGEN
1. Bij in kracht van gewijsde gegaan arrest van het hof van 10 mei 2006 is verzoeker vrijgesproken van het hem telastegelegde. De zaak is derhalve geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
2. Het verzoekschrift is tijdig ingediend en is in zoverre ontvankelijk.
3. De raadsman heeft gepersisteerd bij het verzoek met dien verstande dat de door mr. [naam raadsman B] ingediende voorschotdeclaraties buiten beschouwing kunnen worden gelaten en dat de door mr. [naam raadsman B] en hemzelf gedeclareerde reistijd conform het beleid voor de helft dan wel voor het halve uurtarief in aanmerking kan worden genomen, met het verzoek dit te compenseren door een hogere dan de forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift toe te kennen.
4. De advocaat-generaal heeft volhard bij zijn eerdere schriftelijke conclusie van 21 december 2006 met dien verstande dat de voorschotdeclaraties van mr. [naam raadsman B], zoals de raadsman heeft aangegeven, buiten beschouwing dienen te worden gelaten.
5. Ingevolge artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering kan, indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, aan de gewezen ver-dachte of zijn erfgenamen, op een verzoek ingediend binnen drie maanden na beëindiging van de zaak, uit 's Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor zijn ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten en in de kosten van een raadsman.
Op grond van artikel 90, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
6. De reiskosten voor het bijwonen van de behandelingen van de zaak door de rechtbank Utrecht op respectievelijk op 1 juli 2004 en 31 maart 2005 en voor het bijwonen van de behandeling van de zaak door dit hof op 10 mei 2006 zijn voor toewijzing vatbaar op de voet van het bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde. Het hof ziet met betrekking tot het bijwonen van de behandeling van de zaak in hoger beroep, nu de reis niet optimaal met het openbaar vervoer uitgevoerd kan worden, aanleiding om in plaats van een vergoeding op basis van het tarief per openbaar vervoer, tweede klasse, voor deze reiskosten een vergoeding van € 0,28 per kilometer toe te kennen. Toegewezen kan worden:
- tweemaal een retour bus [plaatsnaam]-Utrecht à € 8,16 € 16,32
- [plaatsnaam] - Arnhem 367 kilometer X € 0,28 € 102,76
Derhalve in totaal € 119,08
7. Bij de beoordeling van het verzoek tot vergoeding van de kosten van de raadsman in de zin van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering stelt het hof voorop dat de declaratie van de raadsman niet meer is dan een belangrijk uitgangspunt, dat door het hof wordt betrokken in zijn oordeel of er, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn aan verzoeker een vergoeding toe te kennen voor de kosten van de raadsman en zo ja tot welk bedrag. Deze maatstaf voor het beoordelen van het verzoek brengt met zich dat het hof geenszins gebonden is aan de door de raadsman gedeclareerde tijd of het door hem gehanteerde uurtarief.
8. Het hof heeft ten aanzien van de gevraagde vergoeding ter zake van de kosten van rechtsbijstand acht geslagen op de aard, de omvang en de complexiteit van de strafzaak. Daarnaast heeft het hof als beleid dat de gedeclareerde reistijd van de raadsman slechts voor de helft c.q. het halve uurtarief in aanmerking wordt genomen. Het hof ziet geen aanleiding om in dit geval van dat beleid af te wijken. Verzoeker is in eerste aanleg bijgestaan door mr. [naam raadsman B] en in hoger beroep door mr. [naam raadsman A]. Het hof zal ter zake van de door mr. [naam raadsman B] verleende rechtsbijstand zijn voorschotdeclaraties van 4 mei 2004 en 3 juni 2004 buiten beschouwing gelaten, nu de daarbij gedeclareerde werkzaamheden in rekening zijn gebracht door middel van zijn declaratie van 26 augustus 2004. Dat leidt ertoe dat het hof als kosten van de raadsman voor zover die mr. [naam raadsman B] betreffen, op gronden van billijkheid zal toekennen een bedrag van € 5.000,=. Daarnaast zal het hof op gronden van billijkheid ter zake van de door mr. [naam raadsman A] verleende rechtsbijstand toekennen € 3.400,=.
9. Gelet op de landelijke aanbeveling inzake verzoekschriften schadevergoeding kan in het onderhavige geval als vergoeding voor kosten verbonden aan de indiening en behandeling van dit verzoekschrift worden toegewezen € 540,= (inclusief BTW). Het hof ziet geen aanleiding ter compensatie van de voor de helft dan wel voor het halve uurtarief in aanmerking genomen gedeclareerde reistijd van de raadslieden een hogere dan de forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift toe te kennen.
BESCHIKKENDE
Het hof:
- kent aan verzoeker toe op gronden als hiervoor omschreven een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van € 9.059,08 (zegge: negenduizend negenenvijftig euro en acht cent) en gelast de tenuitvoerlegging daarvan;
- wijst af het meer of anders verzochte;
- beveelt de griffier om bovenstaand bedrag over te maken op het bankrekeningnummer [nummer] t.n.v. [naam].
Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mr. E.A.K.G. Ruys, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. N.M.H. van Ek, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 april 2007.