ECLI:NL:GHARN:2007:BD9571

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
16 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Avnr 221-07
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hogere vergoeding voor langdurige vrijheidsbeneming in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 16 juli 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Utrecht van 21 september 2006. De appellant, die in verband met een strafzaak in voorlopige hechtenis was genomen, verzocht om een hogere schadevergoeding dan de gebruikelijke forfaitaire vergoeding van € 10.000, die door de rechtbank was toegekend. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant 60 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en dat deze langdurige vrijheidsbeneming, gezien zijn leeftijd en de omstandigheden van het opsporingsonderzoek, zwaardere gevolgen heeft gehad dan voor andere verdachten in vergelijkbare situaties. Het hof heeft de advocaat-generaal gehoord, die concludeerde tot bevestiging van de beschikking van de rechtbank, maar het hof oordeelde anders. Het hof heeft geoordeeld dat de bijzondere omstandigheden van het geval aanleiding geven om een hogere vergoeding toe te kennen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en aan de appellant een schadevergoeding van € 12.000 toegekend, wat neerkomt op € 200 per dag voor de dagen in verzekering en voorlopige hechtenis. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en is uitgesproken tijdens een openbare zitting.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Zitting houdende te Arnhem
Pkn: 16/604164-05
Avnr: 000221-07
Het gerechtshof heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door
[Naam appellant],
geboren te [plaats] op [datum],
thans verblijvende in [verblijfplaats],
domicilie kiezende te [adres], ten kantore van zijn raadsman.
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Utrecht van
21 september 2006 houdende de beslissing op een verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 18 juni 2007 de advocaat-generaal en namens appellant mr. [naam raadsman], advocaat te [plaatsnaam].
Appellant is hoewel behoorlijk opgeroepen niet verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift van appellant, ingediend op 8 mei 2006 ter griffie van de rechtbank Utrecht door voornoemde mr. [naam raadsman];
- het proces-verbaal van de behandeling van het verzoek door de rechtbank;
- voormelde beschikking van de rechtbank;
- de akte van 20 oktober 2006 opgemaakt door de griffier van de rechtbank te Utrecht, waarbij namens appellant hoger beroep werd ingesteld tegen voormelde beschikking;
- de appelschriftuur, gedateerd 23 oktober 2006 en opgemaakt door mr. [naam raadsman], voornoemd;
- de overige zich in het dossier bevindende stukken.
OVERWEGINGEN
1. Het hoger beroep is tijdig ingesteld. Appellant kan in zoverre daarin worden ontvangen.
2. De zaak is op 10 maart 2006 geëindigd door middel van een sepot. De zaak is derhalve geëindigd zonder oplegging van een straf of maatregel.
3. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist dat op de voet van artikel 89 van het Wetboek een schadevergoeding kan worden toegekend voor de schade ten gevolge van ondergane detentie ad € 10.000,=.
4. Namens appellant is als grief tegen de beschikking van de rechtbank aangevoerd dat, gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval, ten onrechte geen hogere vergoeding is toegekend.
5. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beschikking waarvan beroep.
6. Op grond van het bepaalde in artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering kan de rechter aan de gewezen verdachte, in het geval de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, een vergoeding toekennen voor schade die hij heeft geleden ten gevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. Naar het oordeel van het hof doet zich een dergelijke situatie hier voor.
7. Appellant is op 4 april 2005 in verzekering gesteld. Vervolgens is op
7 april 2005 de bewaring ingegaan en daarop volgend is zijn gevangenhouding bevolen. De voorlopige hechtenis is opgeheven op 3 juni 2005. Tevens zijn door de rechter-commissaris aan appellante beperkende maatregelen opgelegd welke zijn ingegaan op 7 april 2005 en zijn geëindigd op 21 april 2005.
Derhalve heeft appellant 60 dagen in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht.
8. Het hof ziet, gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval, aanleiding om aan appellant een hogere vergoeding toe te kennen dan de gebruikelijke forfaitaire vergoeding. Op grond van de overgelegde stukken en hetgeen bij de behandeling ter zitting is gebleken, is aannemelijk geworden dat de langdurige vrijheidsbeneming voor appellante, in het bijzonder gelet op zijn leeftijd, het gevoerde opsporingsonderzoek en het feit dat beide echtelieden waren gedetineerd, naar verhouding zwaardere gevolgen heeft gehad dan voor andere verdachten die terzake van een gelijkluidende verdenking preventief worden gehecht. Daarom zal het hof aan appellant voor de dagen in verzekering en in voorlopige verzekering doorgebracht € 200,= per dag toekennen.
9. Met inachtneming van het bovenstaande kan aan appellant worden toegekend:
- 60 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht € 12.000
10. Het hof is aldus van oordeel dat de beslissing van de rechtbank vernietigd dient te worden en zal opnieuw recht doen.
BESCHIKKENDE
Het hof:
- vernietigt de beschikking waarvan beroep, voor zover deze betreft de beslissing op het verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering, en kent aan appellante toe op gronden als hiervoor omschreven een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van € 12.000 = (zegge: twaalfduizend euro) en gelast de tenuitvoerlegging daarvan;
- wijst af het meer of anders verzochte;
- beveelt de griffier om bovenstaand bedrag over te maken op het bankrekeningnummer [nummer] t.n.v. [naam]
Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mrs. A.E. Harteveld, voorzitter, M.L.H.E. Roessingh-Bakels en A. van Waarden, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr N.M.H. van Ek, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juli 2007.