ECLI:NL:GHARN:2007:BD8151
Gerechtshof Arnhem
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Toekenning van schadevergoeding voor reis- en verblijfskosten in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 16 april 2007 uitspraak gedaan over een verzoek tot schadevergoeding voor reis- en verblijfskosten, ingediend door verzoeker na een vrijspraak in een strafzaak. Het hof overweegt dat op grond van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering een vergoeding kan worden toegekend voor gemaakte kosten, mits de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel. De reiskosten die verzoeker heeft gemaakt voor bezoeken aan zijn raadsman vallen echter buiten het beslissingskader van dit artikel en worden afgewezen. Wel worden de reiskosten voor het bijwonen van de zittingen in de rechtbank en het hof toegewezen, op basis van de Wet tarieven in strafzaken.
Het hof heeft het verzoekschrift tijdig ontvangen en is ontvankelijk. De advocaat-generaal heeft zijn eerdere conclusie gehandhaafd, terwijl de raadsman heeft verzocht om een forfaitaire vergoeding voor de kosten van het opstellen van het verzoekschrift. Het hof benadrukt dat de declaratie van de raadsman slechts een uitgangspunt is en dat het hof niet gebonden is aan de gedeclareerde tijd of het gehanteerde uurtarief.
Bij de beoordeling van de kosten van rechtsbijstand heeft het hof gekeken naar de aard en complexiteit van de zaak. Hoewel het hof de gedeclareerde kosten bovenmatig acht, wordt er een vergoeding van € 7.000,= toegekend voor de kosten van rechtsbijstand, inclusief BTW. Daarnaast wordt een bedrag van € 540,= toegewezen voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift. Uiteindelijk kent het hof aan verzoeker een totale schadevergoeding toe van € 7.568,20, en wijst het overige verzochte af.