ECLI:NL:GHARN:2007:BD6995
Gerechtshof Arnhem
- Raadkamer
- E.A.K.G. Ruys
- A. van Waarden
- F.J.H. Rutgers van der Loeff
- Rechtspraak.nl
Vergoeding van kosten van rechtsbijstand in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 30 juli 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beschikking van de rechtbank Zutphen van 20 juli 2006. Het verzoek van appellant betrof de vergoeding van kosten van rechtsbijstand op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank had het verzoek afgewezen omdat de kosten van rechtsbijstand niet ten laste van appellant waren gekomen, maar door zijn werkgever waren voldaan. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de beschikking van de rechtbank vernietigd diende te worden en dat de kosten van rechtsbijstand alsnog vergoed moesten worden, inclusief wettelijke rente. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beschikking van de rechtbank.
Het hof overweegt dat volgens artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering alleen de kosten die daadwerkelijk aan de gewezen verdachte in rekening zijn gebracht en die tot zijn last komen, voor vergoeding in aanmerking komen. Aangezien de kosten van rechtsbijstand door de werkgever van appellant zijn voldaan, is er geen grond voor vergoeding aan appellant. Het hof bevestigt de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand af. De uitspraak benadrukt het belang van de voorwaarden waaronder kosten van rechtsbijstand kunnen worden vergoed en de rol van de werkgever in dit proces.
De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof, waarbij de voorzitter en de raadsheren de zaak in openbare zitting hebben behandeld. De griffier heeft de uitspraak vastgelegd en ondertekend. De beslissing van het hof is daarmee definitief en appellant kan geen aanspraak maken op de gevraagde vergoeding.