ECLI:NL:GHARN:2007:BC6135
Gerechtshof Arnhem
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand na vrijspraak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 7 mei 2007 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat op 20 september 2006 was ingediend. Verzoeker, een gewezen politieambtenaar, vroeg om vergoeding van de kosten van zijn raadsman op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Dit verzoek volgde op een vrijspraak die was uitgesproken door het hof op 27 juni 2006, waarbij verzoeker was vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. Het hof overwoog dat de kosten van rechtsbijstand niet ten laste van verzoeker komen, omdat de declaratie van de raadsman louter voor de vorm aan verzoeker was verzonden. De kosten waren in werkelijkheid voor rekening van de vakbond van verzoeker, die de raadsman had aangesteld. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van kosten die daadwerkelijk door verzoeker waren gemaakt, en dat er derhalve geen grond was voor toekenning van de gevraagde vergoeding. Het verzoek werd afgewezen, en ook de kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift werden niet toegewezen. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder een vergoeding voor rechtsbijstand kan worden toegekend, met name dat de kosten daadwerkelijk door de verzoeker moeten zijn gemaakt en dat er geen vergoeding kan worden gegeven als de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel.