ECLI:NL:GHARN:2007:BC6135

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
7 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AVNR 11139-06
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand na vrijspraak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 7 mei 2007 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat op 20 september 2006 was ingediend. Verzoeker, een gewezen politieambtenaar, vroeg om vergoeding van de kosten van zijn raadsman op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Dit verzoek volgde op een vrijspraak die was uitgesproken door het hof op 27 juni 2006, waarbij verzoeker was vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. Het hof overwoog dat de kosten van rechtsbijstand niet ten laste van verzoeker komen, omdat de declaratie van de raadsman louter voor de vorm aan verzoeker was verzonden. De kosten waren in werkelijkheid voor rekening van de vakbond van verzoeker, die de raadsman had aangesteld. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van kosten die daadwerkelijk door verzoeker waren gemaakt, en dat er derhalve geen grond was voor toekenning van de gevraagde vergoeding. Het verzoek werd afgewezen, en ook de kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift werden niet toegewezen. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder een vergoeding voor rechtsbijstand kan worden toegekend, met name dat de kosten daadwerkelijk door de verzoeker moeten zijn gemaakt en dat er geen vergoeding kan worden gegeven als de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE ARNHEM
Pkn: 21-000762-06
Avnr: 11139-06
Het hof heeft gezien het op 20 september 2006 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift van:
[naam verzoeker],
geboren te [plaats], op [datum],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen verzoeker,
ingediend door mr. [naam raadsman], destijds advocaat te [plaatsnaam X], thans te [plaatsnaam Y], strekkende tot toekenning van een vergoeding ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering voor de kosten van de raadsman, vermeerderd met de kosten voor het indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 2 april 2007 de advocaat-generaal en de raadsman van verzoeker, mr. [naam raadsman] voornoemd. Verzoeker is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van de overige zich in het procesdossier bevindende stukken, waaronder de conclusie van de advocaat-generaal.
OVERWEGINGEN
1. Na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad naar dit hof is verzoeker bij in kracht van gewijsde gegaan arrest van het hof van 27 juni 2006 vrijgesproken van het hem primair en subsidiair tenlastegelegde. De zaak is derhalve geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
2. Het verzoekschrift is tijdig ingediend en is in zoverre ontvankelijk.
3. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gevraagde vergoeding van de kosten van de raadsman, mits deze kosten daadwerkelijk door verzoeker zijn geleden.
4. De raadsman heeft gepersisteerd bij het verzoek.
5. Ingevolge artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering kan, indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, aan de gewezen
verdachte of zijn erfgenamen, op een verzoek ingediend binnen drie maanden na beëindiging van de zaak, uit 's Rijks kas een vergoeding worden toegekend in de kosten van een raadsman.
Op grond van artikel 90, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
6. De raadsman van verzoeker heeft voor de rechtsbijstand over de periode maart 2000 tot en met juni 2006 na afloop van de zaak aan verzoeker op 19 december 2006 een declaratie gezonden van € 13.721,84. Tijdens de behandeling van het verzoek in raadkamer is gebleken dat hoewel verdachte werd vervolgd voor een feit dat hij in zijn hoedanigheid van politieambtenaar had begaan, geen gebruik is gemaakt van de regeling in artikel 69a van het Besluit algemene rechtspositie politie. Verder is bij die behandeling gebleken dat de raadsman van verzoeker was verbonden aan een advocatenkantoor dat onder andere door de vakbond van verzoeker is opgericht teneinde aan de leden van deze vakbond rechtsbijstand te verlenen. Voorts is gebleken dat voornoemde declaratie uitsluitend aan verzoeker is gezonden met het oog op het verkrijgen van een vergoeding op grond van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering en dat die niet zou zijn gezonden en alle kosten voor rekening van de vakbond zouden zijn gebleven als de zaak niet zonder oplegging van straf of maatregel was geëindigd.
7. Voor vergoeding van de kosten van de raadsman in de zin van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering komen slechts in aanmerking de kosten die aan de gewezen verdachte daadwerkelijk in rekening zijn gebracht en die tot zijn last komen. Uit hetgeen hiervoor onder 6 is overwogen volgt dat de kosten van rechtsbijstand niet ten laste van verzoeker komen, maar dat met het oog op het onderhavige verzoek louter voor de vorm aan hem een declaratie is verzonden. Er is dan ook geen sprake van kosten van de raadsman in de zin van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. Voor vergoeding van kosten van rechtsbijstand op voet van dat artikel bestaat dan ook geen grond. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
8. Nu het verzoek zal worden afgewezen, zijn er ook geen redenen om de kosten voor indiening en behandeling van het verzoekschrift toe te wijzen.
BESCHIKKENDE
Het hof:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mr. E.A.K.G. Ruys, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 mei 2007.