ECLI:NL:GHARN:2007:BB5060
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- H.G.W. Stikkelbroek
- J.I.M.W. Bartelds
- F.J.H. Rutgers van der Loeff
- Rechtspraak.nl
De beoordeling van de vordering tot achterwege laten van de vervroegde invrijheidstelling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 3 oktober 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vordering van het openbaar ministerie tot het achterwege laten van de vervroegde invrijheidstelling van de veroordeelde. De vordering was ingediend op 21 februari 2007 en betrof een gevangenisstraf van achttien maanden, opgelegd door de rechtbank te Breda. De raadsvrouw van de veroordeelde betoogde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de vordering niet tijdig was ingediend, namelijk niet uiterlijk dertig dagen voor de vervroegde invrijheidstelling. Het hof overwoog dat er geen sprake was van een ernstige schending van de procesorde die tot niet-ontvankelijkheid zou moeten leiden. Het hof concludeerde dat de vordering tot achterwege laten van de vervroegde invrijheidstelling eerder was ingediend dan dertig dagen voor de vi-datum, en dat de omstandigheden van de zaak, waaronder de persoonlijke situatie van de veroordeelde, in overweging waren genomen. Het hof heeft uiteindelijk besloten de vordering gedeeltelijk toe te wijzen en de vervroegde invrijheidstelling met drie maanden uit te stellen. Dit besluit is genomen na zorgvuldige afweging van de feiten en omstandigheden, waarbij het hof ook rekening hield met de tijdsduur tussen de onherroepelijke veroordeling en de indiening van de vordering.