ECLI:NL:GHARN:2007:BB0197
Gerechtshof Arnhem
- Raadkamer
- A. Abbink
- M. Roessingh-Bakels
- J. Mintjes
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen beslissing van de officier van justitie inzake het sepot m.b.t. het kraken van een zeecontainer
Op 24 augustus 2006 heeft mr. D. Zeewuster namens klaagster schriftelijk beklag gedaan over de beslissing van de officier van justitie te Arnhem om tegen beklaagden geen strafvervolging in te stellen. Dit klaagschrift is op 28 augustus 2006 ter griffie van het Gerechtshof Arnhem ingekomen. Het hof heeft kennisgenomen van de ambtsberichten van de officier van justitie en de hoofdofficier van justitie te Arnhem, het advies van de advocaat-generaal en de overige op deze zaak betrekking hebbende stukken.
Klaagster heeft op 18 april 2006 aangifte gedaan van het wederrechtelijk in gebruik nemen van een woning of gebouw, gepleegd door beklaagden in de periode tussen 1 en 3 april 2006. Beklaagden hebben van klaagster een standplaats gehuurd op een woonwagenkamp. In juni 2003 is op het perceel van beklaagden een wietplantage aangetroffen. Bij gerechtelijke uitspraak is beklaagden toen aangezegd dat klaagster tot ontruiming van de standplaatsen zou overgaan, wanneer beklaagden wederom een wietplantage zouden exploiteren. Klaagster heeft de woonwagens van beklaagden eind maart 2006 verwijderd, toen eind december 2005 bij hen wederom een wietplantage is aangetroffen. Klaagster heeft op die plaatsen twee zeecontainers geplaatst, zodat er geen caravans of andere woonwagens geplaatst konden worden. Vervolgens hebben beklaagden de door klaagster geplaatste zeecontainers gekraakt en zijn in deze zeecontainers gaan wonen. Aan een schriftelijke sommatie van de advocaat van klaagster om beide standplaatsen te ontruimen, is door beklaagden geen gehoor gegeven.
Het hof oordeelt dat klaagster als rechtstreeks belanghebbende kan worden beschouwd en derhalve ontvankelijk is in haar beklag. Het hof geeft uitsluitend een oordeel over het wederrechtelijk in gebruik nemen van de zeecontainers, aangezien de officier van justitie ook slechts betreffende dit feit een beslissing heeft gegeven. Het hof concludeert dat de zeecontainers niet bestemd waren voor bewoning, en dat het in gebruik nemen van de zeecontainers door beklaagden niet kan worden bestreden met toepassing van artikel 429sexies van het Wetboek van Strafrecht. Derhalve is het beklag ongegrond en wordt het afgewezen.
De beslissing van het hof is gegeven op 27 juni 2007 door mrs. Abbink, Roessingh-Bakels en Mintjes, in tegenwoordigheid van mr. Jansen, griffier.