ECLI:NL:GHARN:2007:BA9175

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
10 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-002721-06
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door ambulancechauffeur met taakstraf en voorwaardelijke rijontzegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 10 juli 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Arnhem. De zaak betreft een verkeersongeval waarbij een ambulancechauffeur, op weg naar een spoedmelding, op een kruising tegen een auto botste. In de auto zaten een moeder en haar kind, waarbij het kind later in het ziekenhuis overleed als gevolg van de aanrijding. De verdachte werd beschuldigd van het overtreden van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, wat resulteerde in de dood van een ander.

Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden op de terechtzitting van 26 juni 2007, evenals het onderzoek in eerste aanleg. De advocaat-generaal vorderde een veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. De raadsman van de verdachte betoogde dat er geen noodzaak was voor een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, gezien de omstandigheden van de zaak.

Het hof oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn onvoorzichtig rijgedrag, in de uitoefening van zijn beroep handelde en op weg was om levens te redden. Het hof hield rekening met de psychische gevolgen voor de verdachte en het feit dat hij niet eerder voor een strafbaar feit was veroordeeld. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarbij de bijkomende straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich binnen de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.

Uitspraak

Parketnummer: 21-002721-06
Uitspraak d.d.: 10 juli 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 23 juni 2006 in de strafzaak tegen
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van
26 juni 2007 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage II)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage III)
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf
ten aanzien van het onder primair bewezenverklaarde:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De advocaat-generaal heeft gevorderd het primair tenlastegelegde bewezen te verklaren en verdachte daarvoor te veroordelen tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De advocaat-generaal acht zeer onvoorzichtig rijgedrag bewezen.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat er geen speciaal of generaal preventieve doelstelling is die hier behoeft te worden nagestreefd. Een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid ligt daarom niet in de rede.
Het hof acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Tengevolge van het aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag van verdachte is deze met de door hem bestuurde ambulance op een kruising tegen een personenauto gebotst, waardoor het als bijrijder in de auto zittende nog zeer jonge kind, [slachtoffer], om het leven is gekomen. Zijn ouders en naaste familieleden zijn daardoor diep getroffen.
In het voordeel van verdachte houdt het hof rekening met het feit dat blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie verdachte niet eerder voor een strafbaar feit werd veroordeeld. Ook verdachte beseft het verlies van de nabestaanden van [slachtoffer] en heeft naar het hof is gebleken ook zelf aanmerkelijke psychische gevolgen van dit ongeval ondervonden. Voorts acht het hof van belang dat verdachte reed in de uitoefening van zijn beroep als ambulancechauffeur en op weg was naar een A1 melding en dus om iemand die in zijn leven bedreigd werd te helpen. Gelet op die feiten en omstandigheden acht het hof, anders dan de advocaat-generaal een (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid niet aan de orde.
Alles afwegend is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te melden duur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur, passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 (oud) en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr M.L.H.E. Roessingh-Bakels, voorzitter,
mr H. Abbink en mr J.D. den Hartog, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr K.J.F. Roelofs, griffier,
en op 10 juli 2007 ter openbare terechtzitting uitgesproken.