ECLI:NL:GHARN:2006:BC7387
Gerechtshof Arnhem
- Raadkamer
- E.A.K.G. Ruys
- B.J. Berendsen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 20 maart 2006 uitspraak gedaan over een verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand in het kader van een strafzaak. De verzoeker, die eerder was vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten, had een verzoek ingediend op basis van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. Dit verzoek was gericht aan de Raad voor Rechtsbijstand, die een voorwaardelijke toevoeging had verleend. Het hof oordeelde dat de voorwaardelijke toevoeging, zoals geregeld in artikel 31 van de Wet op de Rechtsbijstand, geen betrekking heeft op strafzaken. Dit werd onderbouwd met verwijzingen naar de wetsgeschiedenis en eerdere jurisprudentie, waaronder een uitspraak van de Hoge Raad van 15 juni 2004.
Het hof concludeerde dat de Raad voor de Rechtsbijstand ten onrechte een voorwaardelijke toevoeging had afgegeven, aangezien verzoeker voldeed aan de voorwaarden voor een definitieve toevoeging. Desondanks oordeelde het hof dat de kosten van de raadsvrouw voor de indiening en behandeling van het verzoek niet als ‘kosten van een raadsman’ in de zin van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering konden worden aangemerkt. Dit leidde tot de afwijzing van het verzoek om vergoeding van deze kosten.
De uitspraak benadrukt de scheiding tussen civiele en strafrechtelijke procedures met betrekking tot rechtsbijstand en de voorwaarden waaronder toevoegingen kunnen worden verleend. Het hof heeft de zaak behandeld in openbare raadkamer en heeft de advocaat-generaal en de verzoeker gehoord, waarbij de raadsvrouw ook aanwezig was. De beslissing van het hof is definitief en wijst het verzoek af.