ECLI:NL:GHARN:2006:BC6134

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
23 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AVNR 10987
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de beschikking inzake verzoek ex artikel 591a Sv met betrekking tot rechtsbijstand

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 23 oktober 2006 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beschikking van de rechtbank Utrecht van 16 maart 2006. Het hoger beroep betreft een verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, waarbij de rechtbank het verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand had afgewezen. Het hof heeft vastgesteld dat er een toevoeging was afgegeven aan de raadsman van appellante, maar dat deze niet was geretourneerd. Dit betekent dat de raadsman verantwoordelijk is voor de administratieve afhandeling van de toevoeging, en eventuele gebreken in de kantooradministratie voor risico van de raadsman komen, en daarmee ook voor risico van appellante.

Het hof overweegt dat de raadsman, gezien de voorlopige hechtenis van appellante, had moeten verwachten dat een toevoeging zou worden afgegeven. De raadsman had zorgvuldiger moeten omgaan met de administratieve afhandeling van de toevoeging, vooral gezien de financiële belangen van appellante. Het hof concludeert dat er geen ruimte is voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, omdat deze kosten niet in overeenstemming zijn met het stelsel van toevoegingen zoals vastgelegd in het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de rechtsbijstand.

Uiteindelijk bevestigt het hof de beschikking van de rechtbank, omdat deze op juiste gronden is genomen. De beslissing van het hof is genomen in aanwezigheid van de advocaat-generaal en de raadsman van appellante, waarbij het hof de argumenten van beide partijen heeft gehoord en gewogen.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
Zittinghoudende te Arnhem
Pkn: 16-204501-02
Avnr: 10987
Het gerechtshof Amsterdam, zittinghoudende te Arnhem, heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door
[naam appellante]
geboren [plaats] op [datum],
domicilie kiezende te [plaats], [straat],
hierna te noemen appellante.
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Utrecht van 16 maart 2006, onder meer houdende de beslissing op een verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 25 september 2006 de advocaat-generaal en namens appellante, mr. [naam raadsman A], advocaat te [plaatsnaam].
Het hof heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift van appellant, ingekomen op 28 november 2005 ter griffie van de rechtbank Utrecht;
- het proces-verbaal van de behandeling van het verzoek door de rechtbank;
- voormelde beschikking van de rechtbank;
- de akte van beroep van 28 maart 2006, opgemaakt door de griffier van de rechtbank te Utrecht, waarbij namens appellante hoger beroep werd ingesteld tegen voormelde beschikking, voor zover deze betreft het verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering;
- de overige zich in het dossier bevindende stukken.
OVERWEGINGEN
1. Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
2. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank het verzoek afgewezen.
3. De raadsman heeft namens appellante volhard bij hetgeen in het inleidend verzoekschrift is aangevoerd en verzocht.
4. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beschikking waarvan beroep.
5. Aan appellant is door de Raad voor Rechtsbijstand mr. [naam raadsman B], destijds kantoorgenoot van mr. [naam raadman A], als raadsman toegevoegd voor de behandeling van de strafzaak in eerste aanleg. Deze toevoeging is niet geretourneerd en derhalve in stand gebleven tot na de beëindiging van de zaak. In het onderhavige geval is in eerste aanleg derhalve een onvoorwaardelijke en definitieve toevoeging aan de raadsman afgegeven. Er is geen sprake van een wijziging, beëindiging of intrekking van de toevoeging zoals voorzien in artikel 33 van de Wet op de rechtsbijstand noch van een wijziging, beëindiging of intrekking van de toevoeging op verzoek van de verdachte.
6. De advocaat van appellante heeft in raadkamer aangevoerd dat in de administratie van zijn kantoor geen toevoeging is geregistreerd en dat wel afspraken met appellante zijn gemaakt omtrent betaling. Het hof neemt in aanmerking dat ondubbelzinnig is komen vast te staan dat een toevoeging is afgegeven en dat deze niet is geretourneerd. Mogelijke gebreken in de kantooradministratie van de raadsman van appellante komen voor risico van de raadsman en daarmee – in het kader van dit verzoek – voor risico van appellante. Hierbij neemt het hof nog in aanmerking dat inde strafzaak tegen appellante voorlopige hechtenis is toegepast. De raadsman had derhalve gelet op artikel 41 van het Wetboek van Strafvordering kunnen en moeten verwachten dat een toevoeging zou worden afgegeven. Hetgeen hem gelet op de in het geding zijnde financiële belangen des te meer diende te nopen tot een zorgvuldige administratieve afhandeling.
7. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand zoals verzocht geen ruimte bestaat, nu zulks zich niet verdraagt met het stelsel van toevoeging, zoals dat ligt besloten in het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de rechtsbijstand. Die kosten zijn in de hiervoor onder 5 genoemde omstandigheden niet aan te merken als “de kosten van de raadsman” als bedoeld in artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering.
8. Uit het vorenstaande volgt dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist, zodat de beschikking van de rechtbank, voor zover deze aan het oordeel van het hof is onderworpen, dient te worden bevestigd.
BESCHIKKENDE
Het hof:
- bevestigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mrs E.A.K.G. Ruys, voorzitter,
H.Y. Buyne en A.E. Harteveld, raadsheren, in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 oktober 2006.