ECLI:NL:GHARN:2006:AY3580

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
7 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-00883
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardedruk bij zelfbewoning van onroerende zaken in het kader van inkomstenbelasting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 7 juni 2006 uitspraak gedaan over de waardedruk die van toepassing is op onroerende zaken in het kader van de inkomstenbelasting. De belanghebbende, een rundveehouder, heeft zijn eenmanszaak op 31 december 2000 gestaakt, waarna de onroerende zaken overgingen naar zijn privé-vermogen. De waarde van het geheel werd vastgesteld op € 325.000. Bij de taxatie werd een waardedruk van 28% toegepast op de waarde van de eigen woning en het woonerf, conform een besluit van de staatssecretaris van Financiën. De Inspecteur van de Belastingdienst heeft echter deze waardedruk niet toegestaan op de bedrijfsgebouwen en de bijbehorende grond, wat leidde tot een geschil.

Het Hof heeft vastgesteld dat de waardedruk wegens zelfbewoning alleen van toepassing is op de eigen woning en de daarbij behorende grond, en niet op de bedrijfsgebouwen. Dit is gebaseerd op het feit dat de bedrijfsgebouwen na de overgang naar het privé-vermogen direct en in volle omvang in gebruik konden worden genomen. De taxateurs hebben de onroerende zaken als een complex gewaardeerd, waarbij de verkoopwaarde als geheel hoger was dan de verkoopwaarde van de afzonderlijke onderdelen. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er onvoldoende rekening is gehouden met de waardedrukkende omstandigheden.

De uitspraak van het Hof verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond, en er zijn geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
tweede meervoudige belastingkamer
nummer 04/00883
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/P
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2000
nummer : 243.21.667.H.06
mondelinge behandeling : met schriftelijke toestemming van partijen niet gehouden
Gronden:
1. Belanghebbende heeft zijn in de vorm van een eenmanszaak uitgeoefende rundveehouderij op 31 december 2000 gestaakt. Als gevolg daarvan zijn de onroerende zaken overgegaan naar het privé-vermogen van belanghebbende.
2. Blijkens de gedingstukken zijn de volgende onroerende zaken naar het privé-vermogen van belanghebbende overgegaan:
- de eigen woning met een inhoud van 360 m³;
- de bij deze woning behorende ondergrond, tuin en aanhorigheden met een oppervlakte van 500 m²;
- de bedrijfsgebouwen inclusief achterhuis;
de bij de bedrijfsgebouwen behorende ondergrond en bedrijfserf van circa
2.500 m².
3. De genoemde onroerende zaken zijn gezamenlijk per de stakingsdatum gewaardeerd door A, taxateur onroerende zaken van de Belastingdienst, afdeling waardeonderzoek, en B, makelaar onroerende zaken, te Q.
Zij hebben de waarde in het economische verkeer (WEV) en de waarde in het economische verkeer bij agrarisch gebruik (WEVAB) voor de onroerende zaken als volg bepaald:
WEV WEVAB
- woning € 100.000
- ondergrond, tuin en aanhorigheden € 75.000 € 37.000
- gebouwen incl. achterhuis € 50.000
- ondergrond bedrijfserf € 100.000 € 35.000
waarde van het geheel € 325.000.
4. Bij de onder 3 vermelde taxatie is voor het bepalen van de WEV uitgegaan van de waarde die het gehele complex, inclusief het woonhuis, zou kunnen opbrengen bij verkoop tegen de best haalbare prijs aan de hoogstbiedende (de complexwaarde).
5. Met betrekking tot het woonhuis en het woonerf is bij wijze van compromis, conform het Besluit van 16 mei 2001, nr. CPP2001/1381M, van de staatssecretaris van Financiën, een waardedruk wegens zelfbewoning van 28% over de WEV overeengekomen.
6. In zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2000 heeft belanghebbende ter zake van de staking stakingswinst verantwoord, waarbij hij in het kader van zelfbewoning een waardedruk van 28% heeft toegepast op alle onder 3 genoemde onroerende zaken.
7. Bij het vaststellen van de aanslag is de Inspecteur afgeweken van belanghebbendes aangifte. De Inspecteur heeft de stakingswinst zodanig gecorrigeerd dat hij geen waardedruk van 28% heeft toegestaan op de bedrijfsgebouwen en de bij deze gebouwen behorende grond.
8. In geschil is of de waardedruk van 28% op de waarde van de eigen woning en het woonerf ook moet worden toegepast op de bedrijfsgebouwen en de daarbij behorende grond.
9. In geval van zelfbewoning van een tot een complex behorende woning wordt na bepaling van de onder 4 bedoelde waarde per de stakingsdatum een waardedruk wegens die zelfbewoning in aanmerking genomen omdat dat onderdeel van het complex wegens duurzame bewoning niet direct en in volle omvang in gebruik kan worden genomen.
10. Uit het door genoemde taxateurs gezamenlijk opgemaakte taxatierapport maakt het Hof op dat ten tijde van de staking alleen het gedeelte van het complex dat was bestemd voor het wonen in het kader van een agrarische bestemming, en niet de overige, voor agrarische doeleinden bestemde, gedeelten van het complex (de bedrijfsgebouwen met daarbij behorende grond), als eigen woning door belanghebbende in gebruik was. Laatstgenoemde onroerende zaken van het complex konden dan ook na de overgang naar het privé vermogen, ongeacht of sprake is van aanhorigheden of niet, direct en in volle omvang in gebruik worden genomen. Reeds daarom is de waardedruk wegens zelfbewoning alleen van toepassing op de eigen woning en de daarbij behorende grond, en niet op de bedrijfsgebouwen en de daarbij behorende grond.
11. De onder 3 genoemde taxateurs hebben de onderhavige onroerende zaken gewaardeerd als een complex. Een complexwaarde wordt bepaald in het geval dat de verkoop van de onroerende zaken in zijn geheel meer opbrengt dan de verkoop van de aparte onderdelen.
12. Bij een complexwaardering wordt de prijs bepaald van de ten tijde van de staking naar het privé-vermogen over te brengen onroerende zaken indien deze na de beste voorbereiding als één geheel worden verkocht aan de meest biedende partij, die het vervolgens direct en in volle omvang in gebruik kan nemen.
13. Bij deze objectieve bepaling van de waarde in het economische verkeer worden alle van belang zijnde factoren en omstandigheden – zoals te dezen de omstandigheid dat de bedrijfsgebouwen alleen maar te bereiken zijn via de oprit naar de woning – in aanmerking genomen. Het subjectieve oordeel van belanghebbende is in dezen niet van belang.
14. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat in dit geval niet dan wel onvoldoende met de door hem aangevoerde waardedrukkende omstandigheden rekening is gehouden.
15. Belanghebbendes beroep is ongegrond.
Proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan op 7 juni 2006 door mr. M.C.M. de Kroon, voorzitter,dr.mr. A.M. van Amsterdam en prof.mr.dr. J.A. Monsma, raadsheren.
De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, De voorzitter,
(J.L.M. Egberts) (M.C.M. de Kroon)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.