ECLI:NL:GHARN:2006:AW7443

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04-01449
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toezending van op de zaak betrekking hebbende stukken in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak, geregistreerd onder kenmerknummer 04/01449, heeft het Gerechtshof Arnhem op 20 april 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen belanghebbende X en de Inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de vraag of de Inspecteur verplicht is om de ongeschoonde versie van het "Draaiboek rekeningenproject en Nieuwsbrieven" over te leggen aan de rechter en de wederpartij. De tweede meervoudige belastingkamer van het Hof had eerder de Inspecteur verzocht om deze stukken te overleggen, maar de Inspecteur weigerde dit op grond van gewichtige redenen, zoals uiteengezet in een pleitnota. Het Hof heeft de geschoonde versie van de stukken ontvangen, maar deze werd niet als voldoende beschouwd.

Tijdens de zitting op 6 april 2006 heeft het Hof de gemachtigde van belanghebbende en de Inspecteur gehoord. Het Hof oordeelde dat het een fundamenteel beginsel van bestuursprocesrecht is dat een belanghebbende toegang moet hebben tot alle stukken die met betrekking tot zijn zaak onder het bestuursorgaan berusten. Artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) stelt dat partijen verplicht zijn om stukken over te leggen, tenzij er gewichtige redenen zijn om dit te weigeren. Het Hof concludeerde dat de redenen die de Inspecteur aanvoerde niet voldoende waren om de weigering te rechtvaardigen.

De beslissing van het Hof was dat de weigering van de Inspecteur om de stukken integraal over te leggen niet gerechtvaardigd was. Het Hof benadrukte dat de Inspecteur niet vrij is om de samenhang van de stukken te verbreken door slechts een selectie van relevante gedeelten te overleggen. Dit is in strijd met de bedoeling van de wetgever en de bepalingen van de Awb.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
eerste meervoudige belastingkamer
nummer 04/01449
Beslissing
ex artikel 8:29, lid 3, van de Algemene wet bestuursrecht, inzake het onder kenmerknummer 04/01449 geregistreerde beroep van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen een uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst/P (hierna: de Inspecteur).
1. Procesverloop
1.1 De tweede meervoudige belastingkamer van het Hof heeft in het kader van het vooronderzoek in meerdere zaken, waaronder de onderhavige zaak, de Inspecteur op grond van artikel 8:45 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) verzocht om toezending van het “Draaiboek rekeningenproject en Nieuwsbrieven” (hierna: de stukken).
1.2 De Inspecteur heeft de stukken op 6 maart 2006 in geschoonde versie overgelegd. Tegelijkertijd heeft de Inspecteur een “Pleitnota Draaiboek en Nieuwsbrieven” toegezonden waarin zij stelt dat zij na inbreng van de geschoonde versie alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd. Het Hof begrijpt uit deze pleitnota dat zij, in geval van een verzoek van het Hof om overlegging van de volledige versie van het draaiboek en de nieuwsbrieven, het overleggen van die stukken op de voet van artikel 8:29 van de Awb zal weigeren vanwege gewichtige redenen. In de pleitnota zet de Inspecteur die redenen uiteen.
1.3 De tweede meervoudige belastingkamer heeft de geschoonde versie van de stukken aangemerkt als op het geding betrekking hebbende stukken en heeft deze aan belanghebbende doorgezonden.
1.4 Vervolgens heeft de tweede meervoudige belastingkamer de Inspecteur verzocht om overlegging van de integrale versie van het draaiboek en de nieuwsbrieven en heeft de zaak om processuele redenen verwezen naar de eerste meervoudige belastingkamer teneinde te laten beoordelen of er gewichtige redenen bestaan voor de Inspecteur om te weigeren deze stukken over te leggen.
1.5 De Inspecteur heeft uitsluitend ter beoordeling van die vraag op 16 maart 2006 een integrale versie van de stukken, tezamen met de onder punt 1.2. genoemde pleitnota, overgelegd. De leden van de tweede meervoudige kamer hebben van de integrale versie geen kennis genomen.
1.6 Het horen van partijen door de eerste meervoudige belastingkamer heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 6 april 2006 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Inspecteur.
2. Beoordeling van het verzoek
2.1. De eerste meervoudige belastingkamer van het Hof is, na kennis te hebben genomen van uitsluitend de hiervóór onder 1.2. vermelde pleitnota en de geschoonde versie van de stukken, en partijen gehoord hebbende, van oordeel dat deze stukken door de tweede meervoudige kamer terecht zijn aangemerkt als op de zaak betrekking hebbende stukken als bedoeld in artikel 8:42 van de Awb.
Na lezing van de ongeschoonde versie van de stukken is het Hof van oordeel dat deze stukken, die elk voor zich als één geheel worden gepresenteerd, naar vorm en inhoud één geheel uitmaken. Het staat de Inspecteur dan niet vrij om bij dergelijke stukken de voor een goed begrip noodzakelijke samenhang te verbreken door een selectie te maken van gedeelten die onmiskenbaar op de zaak betrekking hebben en gedeelten waarbij dit niet aanstonds kenbaar is. Dit klemt temeer nu de vraag of gedeeltelijke kennisneming van een gedingstuk gerechtvaardigd is, beantwoord dient te worden aan de hand van art. 8:29 Awb en het niet de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest om in gevallen als de onderhavige reeds via een strenge uitleg van art. 8:42 Awb onmogelijk te maken dat die vraag aan de orde komt.
2.2. De Inspecteur dient derhalve in beginsel de ongeschoonde versie van de stukken over te leggen. Naar het Hof begrijpt uit de onder 1.2. vermelde pleitnota en hetgeen ter zitting is opgemerkt, is de Inspecteur niet bereid die versie in het geding te brengen door overlegging aan de kamer van het Hof die de bodemzaak zal gaan behandelen.
2.3. Het Hof acht het een fundamenteel beginsel van bestuursprocesrecht dat een belanghebbende in beginsel kan beschikken over alle stukken die met betrekking tot zijn zaak onder het bestuursorgaan berusten. Artikel 8:29, eerste lid, van de Awb bepaalt dat partijen die op grond van art. 8:42, eerste lid, Awb verplicht zijn stukken over te leggen, het overleggen van die stukken kunnen weigeren indien daarvoor gewichtige redenen zijn.
2.4. Het Hof is van oordeel dat hetgeen de Inspecteur heeft aangevoerd (andere of nieuwe projecten, cijferinformatie, methoden en systematiek, persoonlijke opvattingen, e.d.) geen gewichtige redenen vormen die de weigering om de stukken over te leggen kunnen rechtvaardigen.
3. Beslissing
Het Hof acht de weigering van de Inspecteur om de stukken integraal over te leggen niet gerechtvaardigd.
Aldus beslist op 20 april 2006 door de eerste meervoudige belastingkamer in de samenstelling mr. J. Lamens, vice-president, dr.mr. A.M. Van Amsterdam en prof.mr.dr. J.A. Monsma, raadsheren, in het bijzijn van de griffier mr. A. W.M. van der Waerden.
De griffier, De voorzitter
(A.W.M. van der Waerden) (J.Lamens)
[verzonden 26-04-2006]