5.3. Voor de beantwoording van de vraag of dit het geval is, zijn in de situatie als hiervoor onder 3.2 bedoeld de volgende wettelijke bepalingen van belang:
5.3.1. artikel 293 van het Wetboek van Strafrecht zoals dit luidt sinds de wijziging bij de wet van 12 april 2001, Stb. 194 (Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding; hierna: de toetsingswet), waarvan het tweede lid luidt:
2. Het in het eerste lid bedoelde feit is niet strafbaar, indien het is begaan door een arts die daarbij voldoet aan de zorgvuldigheidseisen, bedoeld in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding en hiervan mededeling doet aan de gemeentelijke lijkschouwer overeenkomstig artikel 7, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging.
5.3.2. artikel 4 van de Wet op de lijkbezorging, dat luidt:
Burgemeester en wethouders verschaffen gelegenheid tot het doen schouwen van lijken. Zij benoemen een of meer gemeentelijke lijkschouwers.
5.3.3. artikel 7 van de Wet op de lijkbezorging, waarvan het tweede lid luidt:
2. Indien het overlijden het gevolg was van de toepassing van levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding als bedoeld in artikel 293, tweede, onderscheidenlijk artikel 294, tweede lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafrecht, geeft de behandelende arts geen verklaring van overlijden af en doet hij van de oorzaak van dit overlijden onverwijld door invulling van een formulier mededeling aan de gemeentelijke lijkschouwer of een der gemeentelijke lijkschouwers. Bij de mededeling voegt de arts een beredeneerd verslag inzake de inachtneming van de zorgvuldigheidseisen, bedoeld in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.
5.3.4. artikel 10 van de Wet op de lijkbezorging, waarvan het tweede lid luidt:
2. Onverminderd het eerste lid brengt de gemeentelijke lijkschouwer, indien sprake is van een mededeling als bedoeld in artikel 7, tweede lid, door invulling van een formulier onverwijld verslag uit aan de regionale toetsingscommissie bedoeld in artikel 3 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. Hij zendt het beredeneerd verslag als bedoeld in artikel 7, tweede lid, mee.
5.3.5. artikel 11 van de Wet op de lijkbezorging, dat voor zover hier van belang luidt:
Geen begraving of verbranding van een lijk geschiedt zonder schriftelijk verlof van de ambtenaar van de burgerlijke stand, dat kosteloos wordt afgegeven.
5.3.6. artikel 12 van de Wet op de lijkbezorging, dat luidt:
Verlof tot begraving of verbranding wordt niet verleend, zolang niet is overgelegd een verklaring van overlijden, afgegeven door de behandelende arts of een gemeentelijke lijkschouwer, dan wel een verklaring waaruit blijkt van geen bezwaar van de officier van justitie tegen begraving of verbranding. Indien de officier van justitie in de gevallen als bedoeld in artikel 7, tweede lid, meent niet tot de afgifte van een verklaring van geen bezwaar tegen begraving of verbranding te kunnen overgaan, stelt hij de gemeentelijke lijkschouwer en de regionale toetsingscommissie bedoeld in artikel 3 van de Wet levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding, hiervan onverwijld in kennis.
5.3.7. artikel 22 van de Wet op de lijkbezorging, dat luidt:
De kosten, verbonden aan de bezorging van lijken waarvoor de burgemeester zorg draagt, daaronder begrepen lijken die uit zee worden aangebracht, komen ten laste van de gemeente. Voor zover zij door de bij de lijken gevonden, niet klaarblijkelijk aan anderen toebehorende goederen of gelden niet kunnen worden gedekt, kan de gemeente die kosten verhalen op de nalatenschap en, bij ongenoegzaamheid van deze, op de bloed- en aanverwanten, die krachtens de artikelen 392-396 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest, dan wel de reder indien en voor zover kosten van de lijkbezorging op grond van artikel 416 Wetboek van Koophandel voor diens rekening komen. Artikel 13 van de Invoeringswet Wet werk en bijstand is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing.
5.3.8. artikel 2 van het Besluit van 19 november 1997, houdende vaststelling van de formulieren als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de lijkbezorging (enz.), dat luidt:
Het model-formulier van het verslag van de gemeentelijke lijkschouwer aan de officier van justitie, bedoeld in artikel 10 van de Wet op de lijkbezorging, betreffende het overlijden ten gevolge van de toepassing door een arts van levensbeëindiging op verzoek of het verlenen van hulp bij zelfdoding luidt als volgt:
Aan de Officier van Justitie in het arrondissement
De ondergetekende,
lijkschouwer der gemeente ;
verklaart gedurende de laatste twee jaar geen handelingen op het gebied van de geneeskunst te hebben verricht ten aanzien van:
naam:
voornamen (voluit)
geboren op , te
gewoond hebbende te , overleden op
verklaart dat de behandelend arts van de overledene hem heeft medegedeeld dat de dood is ingetreden ten gevolge van de toepassing van levensbeëindiging op verzoek / het verlenen van hulp bij zelfdoding*;
verklaart te hebben geverifieerd hoe en met welke middelen het leven is beëin-digd;
verklaart van de behandelend arts te hebben ontvangen een verslag van levens-beëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding, volgens het model in de Bijlage, die een onderdeel vormt van dit besluit;
verklaart in verband met dit overlijden wel / geen * schriftelijke wilsverklaring van de overledene te hebben ontvangen;
verklaart in verband met dit overlijden wel / geen * verklaring van een gecon-sulteerde arts te hebben ontvangen;
verklaart het verslag van levensbeëindiging op verzoek of hulp bijzelfdoding en, indien ontvangen, de schriftelijke wilsverklaring van de overledene en de verklaring van de geconsulteerde arts, alsmede een kopie van dit formulier te zullen toezenden aan de daartoe door de Ministers van Justitie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ingestelde toetsingscommissie euthanasie in de regio waarbinnen het overlijden heeft plaatsgevonden;
verklaart het lijk persoonlijk te hebben geschouwd;
verklaart er niet van overtuigd te zijn, dat de dood ten gevolge van een natuurlijke oorzaak is ingetreden; in verband waarmee hij de in artikel 14 van de Wet op de lijkbezorging bedoelde ambtenaar van de burgerlijke stand heeft gewaarschuwd;
(datum) (ondertekening)
(enz.)
* doorhalen wat niet van toepassing is.