ECLI:NL:GHARN:2005:BD5249

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
7 november 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AVNR 9237
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beschikking rechtbank Arnhem inzake verzoek om schadevergoeding ex artikel 89 Sv

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 7 november 2005 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de officier van justitie tegen een beschikking van de rechtbank Arnhem van 10 december 2004. De rechtbank had verzoekster ontvankelijk verklaard in haar verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en had haar een vergoeding toegekend voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift. Verzoekster had haar verzoek anoniem ingediend en haar personalia niet bekendgemaakt. De officier van justitie was van mening dat verzoekster ten onrechte ontvankelijk was verklaard, omdat zij haar identiteit niet had prijsgegeven en het verzoekschrift niet door haar was ondertekend. Het hof heeft de zaak behandeld in openbare raadkamer op 30 mei en 14 september 2005, waarbij de advocaat-generaal en verzoekster, bijgestaan door haar raadsman, aanwezig waren.

Het hof heeft vastgesteld dat verzoekster op 8 mei 2004 als verdachte is aangehouden en dat zij tijdens het politieverhoor heeft geweigerd haar personalia op te geven. Het hof heeft door vergelijking met een foto in het proces-verbaal van de politie kunnen vaststellen dat verzoekster degene is die als anonieme verdachte is aangehouden. Het hof oordeelt dat een verdachte die zijn identiteit niet bekend wenst te maken, desalniettemin kan worden vervolgd, maar dat hij in dat geval zijn persoonsgegevens moet bekendmaken om ontvankelijk te zijn in een verzoek. Het hof heeft geconcludeerd dat verzoekster, door haar identiteit niet bekend te maken, niet ontvankelijk kan worden verklaard in haar verzoek om schadevergoeding.

Uiteindelijk heeft het hof het hoger beroep gegrond verklaard, de beschikking van de rechtbank vernietigd en verzoekster alsnog niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek ex artikel 591a Sv. Deze uitspraak benadrukt het belang van het bekendmaken van persoonsgegevens in het kader van strafprocedures, ook wanneer een verdachte anoniem wenst te blijven.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE ARNHEM
Avnr: 9237
Het gerechtshof Arnhem heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen de beschikking van de rechtbank Arnhem van 10 december 2004 waarbij
[anonieme persoonsgegevens],
domicilie kiezende te [plaats] aan [straat] ten kantore van haar advocaat mr. [naam raadsman],
hierna te noemen verzoekster,
ontvankelijk werd verklaard in haar verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering en een vergoeding kreeg toegekend voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift ex artikel 89 Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 30 mei 2005 en 14 september 2005 de advocaat-generaal en verzoekster, bijgestaan door mr [naam raadsman], advocaat te [plaats].
Het hof heeft kennis genomen van:
- het inleidende verzoekschrift met bijlagen;
- het proces-verbaal van de behandeling van het verzoekschrift door de rechtbank van 26 november 2004;
- voormelde beschikking van de rechtbank van 10 december 2004;
- de akte rechtsmiddel van 21 december 2004, waarbij de officier van justitie hoger beroep heeft ingesteld tegen voormelde beschikking;
- het appèlschriftuur van de officier van justitie, ingediend op 11 januari 2005 ter griffie van de rechtbank te Arnhem;
- de overige zich in het dossier bevindende stukken.
OVERWEGINGEN
1. Het hoger beroep is tijdig ingesteld en in zoverre ontvankelijk.
2. De officier van justitie is in hoger beroep gekomen omdat verzoekster ten onrechte ontvankelijk is verklaard in haar verzoek, nu zij dat anoniem heeft ingediend terwijl het verzoekschrift ook niet door haar is ondertekend. Subsidiair is de officier van justitie van mening dat het verzoek had moeten worden afgewezen omdat er geen gronden van billijkheid voor toewijzing zijn.
3. Verzoekster is op 8 mei 2004 als verdachte tezamen met een aantal andere verdachten ter zake van openlijke geweldpleging aangehouden. Verzoekster is op 8 mei 2004 in verzekering gesteld en op 10 mei 2004 in vrijheid gesteld. Verzoekster heeft de tijd in verzekering doorgebracht op het politiebureau. Tijdens het politieverhoor heeft verzoekster verklaard dat zij haar personalia niet wil opgeven. Ook heeft zij geen verklaring willen afleggen. Verzoekster is ter zake van voornoemde feiten niet verder vervolgd. Vervolgens heeft verzoekster op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering onder de naam [anonieme persoonsgegevens] schadevergoeding verzocht voor de tijd door haar in verzekering doorgebracht en tevens verzocht om een vergoeding van de kosten van de raadsman voor de indiening en behandeling van dat verzoek. Het verzoekschrift heeft zij ondertekend met een onleesbare krabbel.
4. Zowel tijdens de behandeling in raadkamer van de rechtbank als van het hof heeft verzoekster haar anonimiteit gehandhaafd. Het hof heeft door vergelijking met een foto in het proces-verbaal van de politie kunnen vaststellen dat verzoekster degene is die op 8 mei 2004 als [anonieme persoonsgegevens] is aangehouden.
5. Een verdachte die zijn identiteit niet bekend wenst te maken, kan desalniettemin door het openbaar ministerie worden vervolgd voor het feit waarvan hij wordt verdacht. Hij kan daartoe anoniem worden gedagvaard. Als de identiteit niet alsnog bekend wordt, heeft dat tot gevolg dat het vonnis wordt gewezen ten laste van de anonieme verdachte. De Hoge Raad heeft geoordeeld (vgl. HR 27 februari 2001, NJ 2001, 499, LJN AB0259, en HR 24 juni 2003, LJN AF8570) dat als ten laste van een verdachte een rechterlijk beslissing is gewezen waarin hij op andere wijze dan bij naam is aangeduid, die verdachte geen rechtsmiddel tegen een einduitspraak kan aanwenden anders dan door bekendmaking van zijn persoonsgegevens.
6. Naar het oordeel van het hof geven de arresten van de Hoge Raad waarin dat oordeel is verwoord, niet alleen een regel voor het instellen van een rechtsmiddel door verdachte tegen een einduitspraak als bedoeld in artikel 138 van het Wetboek van Strafvordering, maar hebben zij een bredere gelding. Het hof interpreteert deze arresten aldus dat als regel heeft te gelden dat een burger die in het kader van strafvordering gebruik maakt van een rechtsingang of een aan een einduitspraak gerelateerd rechtsmiddel, dat dient te doen onder bekendmaking van zijn persoonsgegevens, op straffe van niet ontvankelijkheid. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken van een bijzondere reden die in dit geval tot afwijking van die regel zouden moeten leiden. Integendeel, nu verzoekster niet verder is vervolgd, vermag het hof niet in te zien welk rechtens relevant belang verzoekster nog kan hebben om in deze procedure haar anonimiteit te bewaren.
Nu verzoekster haar persoongegevens niet bekend heeft gemaakt, moet zij in haar verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.
7. Het hof verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de beschikking van de rechtbank en verklaart verzoekster alsnog niet-ontvankelijk in haar verzoekschrift.
BESCHIKKENDE
Het hof:
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de beslissing waarvan beroep;
- verklaart verzoekster alsnog niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering.
Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mrs. E.A.K.G. Ruys, voorzitter, H.Y. Buyne en A.G. Coumans, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. C.R. van Zwol, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 november 2005.