ECLI:NL:GHARN:2005:AU5053
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Omzetbelasting en vervaardiging van roerende zaken in de varkenshouderij
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 21 september 2005, staat de vraag centraal of het opfokken van fokzeugen door een maatschap, die sinds 1997 een varkenshouderij exploiteert, kan worden aangemerkt als vervaardiging van een roerende zaak in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968. De belanghebbende, die tot 1 januari 2000 onder de landbouwregeling viel, is sindsdien op de normale wijze in de heffing van omzetbelasting betrokken. De maatschap koopt biggen in en houdt zich bezig met het opfokken van deze dieren tot fokzeugen. De discussie betreft de herziening van de omzetbelasting die is begrepen in de opfokkosten van de biggen die vóór 1 januari 2000 zijn aangeschaft.
De belanghebbende stelt dat de werkzaamheden die zijn verricht om de biggen op te fokken, hebben geleid tot de vervaardiging van goederen, waardoor de ter zake van de interne levering verschuldigde omzetbelasting voor herziening in aanmerking komt. Het Hof overweegt echter dat de bijzondere behandeling van de biggen, zoals speciaal voer en gezondheidszorg, niet leidt tot de conclusie dat er een nieuwe roerende zaak is ontstaan. De groei van de big tot zeug is voornamelijk een autonoom biologisch proces, en de aanpassingen hebben niet geleid tot een wezenlijke wijziging van de functie van het dier.
Het Hof verwijst naar eerdere jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en de Hoge Raad, waarin is vastgesteld dat de term 'vervaardigd' niet anders kan worden geïnterpreteerd dan als het voortbrengen van een goed dat tevoren niet bestond. De conclusie van het Hof is dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, en het beroep van de belanghebbende wordt ongegrond verklaard. Er zijn geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling.