ECLI:NL:GHARN:2005:AU5047

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
15 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03-01234
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op toepassing van beleidsregel inzake waardedruk bij duurzame zelfbewoning na staking van onderneming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 15 september 2005 uitspraak gedaan in een belastingkwestie betreffende de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van een belastingplichtige die zijn agrarische onderneming had gestaakt. De belanghebbende, die tot en met 8 februari 2000 een eenmanszaak voerde, had bij de staking van zijn onderneming de intentie om de onroerende zaak duurzaam te blijven bewonen. De zaak draait om de toepassing van een beleidsregel van de staatssecretaris, die een staffel bevat voor de waardedruk van de woning bij duurzame zelfbewoning. De belanghebbende had in zijn aangifte voor de stakingswinst een percentage van 55% van de waarde van de onroerende zaak gehanteerd, maar de Inspecteur betwistte dit en stelde dat de belanghebbende zijn recht op toepassing van de beleidsregel had verspeeld door bij zijn aanvraag voor gezamenlijke taxatie de staffel af te wijzen.

Het Hof oordeelde dat er geen bindend compromis was ontstaan tussen de belanghebbende en de Inspecteur over de waardedruk van de onroerende zaak. Het Hof stelde vast dat de belanghebbende zich alsnog kon conformeren aan de beleidsregel, aangezien deze algemeen geldend was en niet afhankelijk van de eerdere afwijzing van de staffel. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende recht had op toepassing van het percentage van 65% van de waarde bewoond van de onroerende zaak, zoals vastgelegd in de beleidsregel. De uitspraak van het Hof was gegrond, en de eerdere beslissing van de Inspecteur werd vernietigd. De belastingaanslag werd verminderd en de Staat werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht aan de belanghebbende.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
tweede meervoudige belastingkamer
nummer 03/01234
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
Belanghebbende : X
Te : Z
Verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/P (hierna: de Inspecteur)
Aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
Betreft : aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2000
Nummer : 0000.00.000.H06
Mondelinge behandeling : op 1 september 2005 te Arnhem
Waarbij verschenen : de Inspecteur
Waarbij niet verschenen : belanghebbende, met kennisgeving aan het Hof
gronden:
1. Belanghebbende oefende tot en met 8 februari 2000 een agrarisch bedrijf uit in de vorm van een eenmanszaak. Bij de staking van zijn onderneming per 9 februari 2000 zijn de tot zijn ondernemingsvermogen behorende bedrijfsmiddelen, waaronder de boerderij met achterhuis, de jongveestal, de varkensschuur en de werktuigberging inclusief garage overgegaan naar zijn privé-vermogen.
2. Belanghebbende had ten tijde van de staking van de onderneming de intentie om voornoemde onroerende zaak duurzaam te blijven bewonen. Op het moment van de staking was belanghebbende 49 jaar oud.
3. Op 22 mei 2001 heeft belanghebbendes gemachtigde met gebruikmaking van een door de Belastingdienst opgesteld formulier “Opgaaf informatie Taxatie onroerende zaak” verzocht om een gezamenlijke/minnelijke waardering van voornoemde onroerende zaak per 9 februari 2000. Op dat formulier is onder 10d de vraag gesteld of belanghebbende voor de “waarde bewoond” akkoord gaat met de waardering conform de in dat formulier opgenomen staffel. Onder het kopje “staffel” staat - voor zover hier van belang – op het formulier vermeld:
“Stelregel: leeftijd + 5% met een maximum van 75% en een minimum van 65%
De te hanteren staffel ziet er als volgt uit:
Leeftijd 60 jaar of jonger 65% van de waarde vrij
Leeftijd 61 jaar 66%
....
Leeftijd 70 jaar of ouder 75%”
Deze staffel is ontleend aan het Besluit van16 mei 2001, nr. CPP2001/1381M, gepubliceerd in BNB 2001/367 (hierna: het Besluit).
Belanghebbendes gemachtigde heeft bij vraag 10d het hokje “nee” aangekruist.
4. Tot de gedingstukken behoort een ongedateerde, door de Inspecteur en belanghebbendes gemachtigde ondertekende overeenkomst waarvan de hiervoor bedoelde opgaaf deel uitmaakt. In die overeenkomst is vastgelegd dat de waarde in het economische verkeer (hierna: WEV) van de onroerende zaak in vrij opleverbare staat gezamenlijk zal worden vastgesteld doch dat dit niet geldt voor de netto-rendementswaarde van de eigen woning met aanhorigheden.
5. In zijn op 16 oktober 2001 ingediende aangifte is belanghebbende voor de berekening van de stakingswinst in verband met zelfbewoning uitgegaan van 55% van de waarde vrij van ƒ 575.000 van de onroerende zaak zoals deze blijkens het taxatierapport van 17 juli 2001door de taxateurs in gezamenlijk overleg is vastgesteld. De voor de “waarde bewoond” gehanteerde netto-rendementswaarde is door de taxateur van de Registratie en Successie te Arnhem eenzijdig vastgesteld op een bedrag dat overeenkomt met circa 71,5% van voornoemde waarde vrij.
6. Partijen houdt verdeeld of belanghebbende alsnog een beroep kan doen op de toepassing van het Besluit zoals belanghebbende verdedigt en de Inspecteur bestrijdt. Laatstgenoemde neemt daarbij het standpunt in dat belanghebbende zijn recht op toepassing van het in het Besluit neergelegde beleid definitief heeft verspeeld omdat hij bij zijn aanvraag voor gezamenlijke taxatie de toepassing van de staffel heeft afgewezen.
7. Met het indienen van de aanvraag om gezamenlijke/minnelijke taxatie door belanghebbendes gemachtigde en de ondertekening van de – naar de Inspecteur ter zitting heeft verklaard – kort daarna aan deze toegezonden overeenkomst door beide partijen, is tussen hen een wederkerige verbintenisscheppende overeenkomst (hierna:compromis) tot stand gekomen met betrekking tot de taxatie van de waarde van de onroerende zaak in vrij te aanvaarden staat. Nu belanghebbende het (compromis)aanbod van de Belastingdienst met betrekking tot de toepassing van de staffel heeft afgeslagen, is echter - zoals ook in voornoemde overeenkomst tot uitdrukking is gebracht - geen bindend compromis tot stand gekomen met betrekking tot de taxatie van de waarde van de onroerende zaak bij zelfbewoning.
8. In zijn arrest van 12 augustus 2005, nr. 40 805, NTFR 2005/1101 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat uit de toelichting op het Besluit onmiskenbaar volgt dat het daarin neergelegde beleid (voor de invulling van de waarde bewoond van woningen die als gevolg van staking van een onderneming worden overgebracht naar het privé-vermogen) geldt voor alle aanslagen die op het moment van de publicatie nog niet onherroepelijk vaststonden en dat van het beleid uitsluitend kan worden afgeweken indien de betrokken belastingplichtige het uit het beleid voortvloeiende percentage te laag vindt.
9. Nu tussen belanghebbende en de Inspecteur geen bindend compromis tot stand gekomen is met betrekking tot de “waarde bewoond” van de onroerende zaak bestaat er voor belanghebbende geen enkel beletsel om zich alsnog te conformeren aan het uit het Besluit voortvloeiende percentage van 65% van de “waarde bewoond” van de onderhavige onroerende zaak. Dit besluit behelst immers algemeen geldend gepubliceerd beleid waarop een ieder zich met succes kan beroepen zolang de aanslag niet onherroepelijk vaststaat. Anders dan de Inspecteur verdedigt, vindt het Hof in de bewoordingen van de toelichting op het Besluit geen steun voor diens opvatting dat het compromisaanbod een eenmalig karakter heeft en voor belanghebbende inhoudt dat hij zijn recht op toepassing van dit algemeen geldend beleid definitief heeft prijsgegeven op het moment dat hij dat aanbod bij de aanvraag voor gezamenlijke/minnelijk taxatie heeft afgeslagen.
10. Het beroep is gegrond. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel behoeft mitsdien geen bespreking.
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht vindt het Hof geen termen aanwezig.
beslissing:
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- vermindert de onderhavige belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 657.113 (€ 289.258),waarvan ƒ 599.169 (€ 271.196) naar het bijzonder tarief van 45% en overigens met inachtneming van de elementen die bij het vaststellen daarvan in aanmerking zijn genomen;
- gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 31.
Aldus gedaan op 15 september 2005 door mr. M.C.M. de Kroon, voorzitter, mr. C.M. Ettema en prof.dr.mr. J.A. Monsma , raadsheren.
De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van V.F.R. Woeltjes als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, De voorzitter,
(V.F.R. Woeltjes) (M.C.M. de Kroon)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 29 september 2005.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.