ECLI:NL:GHARN:2004:AR5696
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- P.M. van Schie
- J.J. Gankema
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aftrek levensonderhoudskosten voor neef in belastingaanslag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 14 oktober 2004 uitspraak gedaan in een belastingkwestie betreffende de aftrekbaarheid van levensonderhoudskosten voor een neef van de belanghebbende. De belanghebbende, die zijn 19-jarige neef uit Colombia in zijn gezin had opgenomen, had in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2001 een bedrag van € 2.616 aan levensonderhoudskosten opgevoerd. De Inspecteur van de Belastingdienst heeft deze kosten echter gecorrigeerd, omdat de neef niet als pleegkind kon worden aangemerkt volgens de geldende wetgeving. De belanghebbende stelde dat hij recht had op deze aftrek, maar het Hof oordeelde dat niet voldaan was aan de opvoedingseis die vereist is voor de kwalificatie als pleegkind.
Het Hof overwoog dat de neef pas op 19-jarige leeftijd in het gezin was opgenomen en dat de band met zijn natuurlijke ouders in Colombia niet was verbroken. Bovendien was de voornaamste reden voor zijn komst naar Nederland het volgen van opleidingen, en zijn verblijf in Nederland had minder dan twee jaar geduurd. Het Hof concludeerde dat de hulp en bijstand die de belanghebbende aan zijn neef had verleend, niet de gebruikelijke zorg in familieverband overstegen, en dat er geen sprake was van een ouder-kindrelatie.
Daarnaast werd het beroep van de belanghebbende op het vertrouwensbeginsel verworpen. De Inspecteur had gemotiveerd gesteld dat in het jaar 2000 slechts bij wijze van compromis een aftrek was verleend en dat de belanghebbende was geïnformeerd dat voor het jaar 2001 geen aftrek meer mogelijk was. Het Hof volgde de Inspecteur in deze stelling en oordeelde dat de belanghebbende niet gerechtvaardigd had vertrouwd op een aftrekbaarheid van de uitgaven voor zijn neef.
Uiteindelijk verklaarde het Gerechtshof het beroep van de belanghebbende ongegrond, zonder termen aanwezig te achten voor een kostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. P.M. van Schie, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. J.J. Gankema als griffier.