ECLI:NL:GHARN:2003:AF4567

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
24 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02-00838
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslag onroerende-zaakbelasting gemeente Almere en de betrokkenheid van gebruikers

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 24 januari 2003, betreft het een beroep tegen een aanslag in de onroerende-zaakbelasting opgelegd aan belanghebbende voor het jaar 2001. De aanslag, ter hoogte van € 239,68, was gebaseerd op het feitelijk gebruik van de onroerende zaak, gelegen aan [a-weg 1 te Q]. Belanghebbende en een medegebruiker, [A], stonden vanaf 1 februari 2000 ingeschreven op het adres en bewoonden gezamenlijk de woning. Belanghebbende betwistte de aanslag niet, maar stelde dat de belasting voor de helft door beide gebruikers gedragen zou moeten worden.

De heffingsambtenaar van de gemeente Almere, verweerder in deze zaak, hanteert het beleid dat bij gelijktijdige inschrijving in de basisadministratie het oudste lid van de huishouding als gebruiker van de onroerende zaak in de heffing wordt betrokken. Aangezien belanghebbende de oudste was, werd de aanslag terecht aan hem opgelegd. Het Gerechtshof oordeelde dat het aan belanghebbende was om een onderlinge verrekening van de belastingschuld met [A] te regelen.

Het Hof verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een kostenveroordeling. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken en de griffier, mr. J.L.M. Egberts, bevestigde de uitspraak. Belanghebbende heeft de mogelijkheid om binnen vier weken na de verzenddatum van het proces-verbaal een verzoek in te dienen voor vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke uitspraak, maar het Hof benadrukte dat deze vervanging niet leidt tot een heroverweging van de zaak.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
twaalfde enkelvoudige belastingkamer
nummer 02/00838 (ozb)
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
verweerder : de heffingsambtenaar van de gemeente Almere (hierna: de Ambtenaar)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : aanslag onroerende-zaakbelasting
nummer : [01]
mondelinge behandeling : met schriftelijke toestemming van partijen niet gehouden
gronden:
1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 wegens het feitelijk gebruik van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-weg 1 te Q], een aanslag in de onroerende-zaakbelasting van de gemeente Almere opgelegd naar een bedrag van € 239,68.
2. De onroerende zaak werd bij het begin van het onderhavige jaar door belanghebbende en [A] gezamenlijk bewoond. Beiden stonden vanaf 1 februari 2000 op genoemd adres als ingezetenen ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Almere.
3. Belanghebbende die de juistheid van de aanslag op zichzelf niet betwist, bepleit dat ieder van de genoemde gebruikers van de onderhavige zaak in de belasting wordt betrokken voor de helft van het onder 1 genoemde bedrag.
4. Met betrekking tot de gebruikersbelasting wordt ingevolge artikel 1, lid 2, onderdeel a van de Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2001 van de gemeente Almere gebruik door de leden van een huishouding aangemerkt als gebruik door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.
5. De Ambtenaar voert het beleid dat bij gelijktijdige inschrijving in de basisadministratie het oudste lid van de huishouding als gebruiker van de onroerende zaak in de heffing van de onroerende-zaakbelasting wordt betrokken.
6. Nu belanghebbende bij het begin van het onderhavige jaar de oudste in leeftijd was, is de onderhavige aanslag terecht aan hem opgelegd. Het is aan belanghebbende zelf om tot een onderlinge verrekening van de belastingschuld te komen.
slotsom:
Het beroep is ongegrond.
proceskosten:
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan op 24 januari 2003 door mr. J.A. Monsma, lid van de twaalfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(J.L.M. Egberts) (J.A. Monsma)
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 24 januari 2003
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.