ECLI:NL:GHARN:2002:AE8938
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T.J. Matthijssen
- D. Jansen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzuimboetes opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 4 september 2002 uitspraak gedaan over de verzuimboetes die aan de belanghebbende zijn opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had zijn B-biljet voor het belastingjaar 1999/2000 te laat ingediend, namelijk op 2 april 2001, na een uitstelregeling en een aanmaning. De Inspecteur legde vervolgens drie aanslagen op in de inkomstenbelasting, vermogensbelasting en premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, alle met dagtekening 12 mei 2001. Tevens werden er drie boetes opgelegd op basis van artikel 67a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De boetes waren vastgesteld op ƒ 250,- per verzuim, conform het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 (BBBB).
Het Hof oordeelde dat de Inspecteur bevoegd was om in dit geval drie boetes op te leggen, ook al was er één aangiftebiljet ingediend voor drie verschillende belastingen. Het Hof benadrukte dat de Inspecteur in alle gevallen moet beoordelen of een boete passend is. Aangezien de boetes in dit geval niet afhankelijk zijn van de bedragen van de verschuldigde belasting, maar op vaste bedragen zijn gebaseerd, besloot het Hof de boetes voor de inkomstenbelasting en premie arbeidsongeschiktheidsverzekering te matigen tot elk ƒ 125,-. De boete voor de vermogensbelasting bleef echter in stand, omdat deze een eigen heffingsgrondslag heeft.
De uitspraak van het Hof bevestigde de eerdere beslissing van de Inspecteur en er werden geen kostenveroordelingen opgelegd. De mondelinge uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van beide partijen, en er werd op gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen beroep in cassatie mogelijk was. De belanghebbende had de mogelijkheid om binnen vier weken een verzoek in te dienen voor een schriftelijke vervanging van de mondelinge uitspraak.