ECLI:NL:GHARN:2002:AD9626
Gerechtshof Arnhem
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.B.H. Röben
- P.M. van Schie
- J.P.M. Kooijmans
- Rechtspraak.nl
Belastingrechtelijke geschil over de waarde van certificaten in relatie tot de omzetbelasting
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 15 januari 2002, betreft het een belastingrechtelijk geschil tussen een coöperatie en de Inspecteur van de Belastingdienst over de waarde van certificaten die door de coöperatie aan haar leden zijn verstrekt. De coöperatie, die zich bezighoudt met de verwerving en verkoop van melk en melkproducten, had haar leden verplicht om deel te nemen in het eigen vermogen door middel van certificaten. De Inspecteur betwistte of de stortingen op deze certificaten moesten worden gerekend tot het bedrag dat aan de coöperatie in rekening werd gebracht, zoals bedoeld in artikel 27, vierde lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968.
De zaak kwam na een verwijzing door de Hoge Raad, die in een eerder arrest had geoordeeld dat de waarde van de certificaten, die verstrekt zijn ter zake van de levering van melk, tot de vergoeding voor de levering van melk moest worden gerekend. Het Hof oordeelde dat de waarde van de certificaten niet op de nominale waarde, maar op de contante waarde moest worden berekend, met een gemiddelde looptijd van 12 jaren en een rekenrente van 8%.
Tijdens de mondelinge behandeling verklaarden beide partijen zich akkoord met deze berekeningswijze. Het Hof concludeerde dat de naheffingsaanslag van de Inspecteur moest worden verminderd met een bedrag van ƒ 772.972, waardoor de totale belastingaanslag uitkwam op € 953.313. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de coöperatie tot een bedrag van € 2.577,47. De uitspraak van het Hof is definitief, aangezien er geen beroep in cassatie mogelijk is tegen deze mondelinge uitspraak.