ECLI:NL:GHARN:1998:AA1321

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 oktober 1998
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
97/0326
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Lamens
  • N.Th. Wagener
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Baatbelasting en de invloed van gemeentelijke voorzieningen op onroerende zaken

In deze zaak gaat het om de vraag of een belanghebbende, eigenaar van een bedrijfspand aan de *a-laan 28 te *Z, baat heeft bij gemeentelijke voorzieningen die zijn aangelegd in het kader van de "Verordening baatbelasting voetgangersgebied Hoofdstraat en Marktplein". De gemeente Apeldoorn heeft in 1994 en 1995 besluiten genomen om een belasting te heffen voor onroerende zaken die profiteren van verbeteringen in het winkelklimaat. De belanghebbende heeft een aanslag ontvangen van f 2.743,60, maar betwist niet het bedrag zelf, maar de stelling dat zijn pand baat heeft bij de aangebrachte voorzieningen. Hij voert aan dat de werkzaamheden hebben geleid tot overlast en een daling van de omzet, en dat de bestaande wegverharding en verlichting al voldoende waren.

Het Gerechtshof Arnhem heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de belanghebbende onvoldoende heeft aangetoond dat zijn pand niet heeft geprofiteerd van de verbeteringen. Het hof stelt dat onroerende zaken in gemoderniseerde gebieden doorgaans in waarde stijgen en dat het redelijkerwijs verwacht kan worden dat de belanghebbende in de toekomst voordeel zal ondervinden van de aangebrachte voorzieningen. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling. De uitspraak is gedaan op 20 oktober 1998, waarbij de griffier N.Th. Wagener en raadsheer J. Lamens aanwezig waren.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem
zesde enkelvoudige belastingkamer
nr. 97/0326
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : *X B.V.
Te : *Z
ambtenaar : het hoofd van de afdeling gemeentebelastingen van de stafdienst financiën van de gemeente Apeldoorn
aangevallen beslissing : uitspraak d.d. 8 februari 1997 op bezwaar
soort belasting : baatbelasting
jaar : 1996
mondelinge behandeling : op verzoek van partijen heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden
gronden:
1. Belanghebbende bezit een bedrijfspand aan de *a-laan 28 te *Z.
2. De raad van de gemeente Apeldoorn heeft in zijn vergadering van 27 januari 1994 het “bekostigingsbesluit voetgangersgebied Hoofdstraat” vastgesteld. Dit bekostigingsbesluit is gewijzigd bij besluit van 28 april 1994.
3. Vervolgens heeft de raad bij het nadien goedgekeurde besluit van 19 oktober 1995 de “Verordening baatbelasting voetgangersgebied Hoofdstraat en Marktplein” vastgesteld.
4. Deze verordening voorziet in de heffing van een belasting “ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen de rode omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 januari 1996 zijn gebaat” door voorzieningen ter verbetering van het winkelklimaat die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur en welke voorzieningen omvatten: wegverharding, straatmeubilair, openbare verlichting en groenvoorzieningen.
5. Aan belanghebbende is een aanslag opgelegd tot een bedrag van f 2.743,60, welke is berekend als volgt:
vast bedrag f 1.360,94
bijdrage naar strekkende meters f 733,23
bijdrage naar aantal vierkante meters
bebouwd oppervlak f 649,43
6. Belanghebbende betwist niet het berekende bedrag, de stelling dat zijn bedrijfspand behoort tot de in de verordening aangewezen onroerende zaken en dat de hiervoor onder 4 genoemde voorzieningen zijn uitgevoerd. In geschil is slechts of belanghebbende baat heeft bij de uitgevoerde voorzieningen.
7. Belanghebbende betwist dat zijn onroerende zaak is gebaat en voert daartoe aan dat gedurende de uitvoering van de werkzaamheden sprake is geweest van zeer veel overlast waardoor de omzet sterk daalde en dat die omzet na voltooiing van de werkzaamheden nog niet het oude niveau heeft gehaald.
8. Het Hoofd stelt zich op het standpunt dat belanghebbendes bedrijfspand door de
voorzieningen is gebaat, omdat - de aanleg van groenvoorzieningen, openbare verlichting, straatmeubilair en de wegverharding het winkelklimaat in hoge mate verbeterd
hebben.
9. Belanghebbende brengt daar tegenin dat vóór de uitvoering van de werkzaamheden reeds een goede wegverharding bestond en voldoende verlichtingsarmaturen aanwezig waren. Het Hoofd heeft daartegenover gesteld dat de *a-laan is verfraaid, dat sierbestrating is aangebracht en nieuwe verlichting en dat die laan een meer eigentijds uiterlijk heeft gekregen en voor het winkelende publiek aantrekkelijker is geworden.
10. In het algemeen kan worden gezegd dat onroerende zaken die liggen in een dergelijk gemoderniseerd en voor winkelend publiek aantrekkelijker geworden gebied door de voorzieningen in een voordeliger positie komen te verkeren. Dat wil zeggen dat redelijkerwijs moet worden verwacht dat de onroerende zaak zo niet aanstonds dan toch in de niet al te verre toekomst de vruchten zal plukken van de uitgevoerde werkzaamheden.
11. Belanghebbende heeft -tegenover het gemotiveerde standpunt van het Hoofdonvoldoende aannemelijk gemaakt dat het bedrijfspand van die voorzieningen niet heeft geprofiteerd of in de toekomst in geen enkel opzicht zal kunnen profiteren.
Het feit dat de omzet zich na voltooiing van de werkzaamheden niet tot het voordien gebruikelijke niveau heeft hersteld en dat (nog) geen verandering in de waarde van het bedrijfspand is waar te nemen staat aan die gevolgtrekking niet in de weg.
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig.
beslissing:
Het gerechtshof bevestigt de uitspraak.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 1998 te Arnhem
door Lamens, raadsheer, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van N.Th. Wagener als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(N.Th. Wagener) (J. Lamens)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 20 oktober 1998.