ECLI:NL:GHARL:2025:987

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
24 februari 2025
Zaaknummer
200.345.891/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de geslachtsnaam van een minderjarige in het kader van gezag en informatieregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de geslachtsnaam van een minderjarige, [de minderjarige1], en de informatieregeling tussen de ouders. De verzoekers, de stiefvader en de moeder, hebben in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 14 juni 2024 aangevochten, waarin het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam werd afgewezen. De vader, die onder curatele staat wegens een geestelijke stoornis, was verweerder in deze procedure. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds zijn geboorte voornamelijk in het gezin van de moeder en de stiefvader heeft geleefd en dat de stiefvader een belangrijke rol in zijn leven speelt. De rechtbank had eerder bepaald dat de stiefvader en de moeder gezamenlijk gezag over de minderjarige uitoefenen. Het hof heeft geconcludeerd dat het belang van de minderjarige niet in de weg staat aan de wijziging van zijn geslachtsnaam naar die van de stiefvader, mede gezien de gezinsstructuur en de afwezigheid van de vader in het leven van de minderjarige. Daarnaast heeft het hof de informatieregeling aangepast, zodat de moeder niet langer verplicht is om foto’s van de minderjarige aan de vader te verstrekken, gezien de zorgen over de veiligheid van de moeder en de kinderen. De beschikking van de rechtbank is vernietigd en de geslachtsnaam van de minderjarige is gewijzigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.345.891/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 188215)
beschikking van 18 februari 2025
in de zaak van
[verzoeker](de stiefvader),
en
[verzoekster](de moeder),
beiden wonende op een geheim te houden adres,
tezamen ook te noemen: verzoekers in hoger beroep,
advocaat: mr. M. van Hunnik te Ede,
en
[naam1] ,
vennoot van [naam2] ( [naam2] ) te [vestigingsplaats] ,
in haar hoedanigheid van curator van:
[verweerder](de vader),
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
advocaat: mr. R. Joosen te Oosterhout.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord Nederland, locatie Leeuwarden.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 12 juni 2023 en 14 juni 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 14 juni 2024 wordt hierna aangeduid als de bestreden beschikking.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 30 augustus 2024;
- een journaalbericht namens verzoekers in hoger beroep van 24 september 2024 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens verzoekers in hoger beroep van 15 oktober 2024 met bijlage(n);
- het verweerschrift met bijlage(n);
- een journaalbericht namens de vader van 7 januari 2025 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 22 januari 2025 plaatsgevonden. Verschenen is de stiefvader, bijgestaan door mr. Van Hunnik. Namens de vader zijn verschenen de curator en mr. Joosen. Namens de raad was een vertegenwoordiger aanwezig.

3.De feiten

3.1
De vader staat sinds eind september 2013 onder curatele wegens een geestelijke stoornis.
3.2
De moeder en de vader hebben vanaf 2016 een relatie met elkaar gehad. Uit die relatie is [in] 2019 [de minderjarige1] geboren. De vader heeft [de minderjarige1] erkend. De relatie van de ouders is in 2019 kort na de geboorte van [de minderjarige1] beëindigd. Na het uiteengaan is er geen contact meer geweest tussen de vader en [de minderjarige1] .
3.3.
De stiefvader is in het leven van [de minderjarige1] betrokken vanaf dat [de minderjarige1] anderhalf jaar oud was. [de minderjarige1] woont bij de moeder en de stiefvader.
3.4
De moeder en de stiefvader zijn [in] 2022 met elkaar gehuwd. Binnen dit huwelijk zijn [de minderjarige2] (2022) en [de minderjarige3] (2023) geboren.
3.5
Bij beschikking van de rechtbank Noord-Nederland van 12 juni 2023 heeft de rechtbank bepaald dat de stiefvader en de moeder voortaan gezamenlijk zijn belast met het gezag over de minderjarige [de minderjarige1] . Daarnaast heeft de rechtbank de raad verzocht onderzoek te doen naar de omgang, de informatieregeling en de naamswijziging ten aanzien van [de minderjarige1] en de rechtbank hierover te rapporteren en te adviseren.
3.6
De raad heeft op 11 januari 2024 een rapport uitgebracht en daarin geadviseerd over de door de rechtbank genoemde onderwerpen. Bij brief van 26 januari 2024 heeft mr. Joosen namens de vader het verzoek omtrent de omgang tussen de vader en [de minderjarige1] ingetrokken.
3.7
Bij de – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – bestreden beschikking heeft de rechtbank ten aanzien van de informatieregeling, kort samengevat, bepaald dat de vrouw de man eens per kwartaal schriftelijk per e-mail of per post via de curator van de man op de hoogte dient te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van [de minderjarige1] en daarbij telkens een recente en herkenbare foto van [de minderjarige1] zal sturen. Daarnaast is het verzoek betreffende de geslachtnaamwijziging van [de minderjarige1] door de rechtbank afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
De moeder en de stiefvader zijn met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoeken het hof de beschikking van 14 juni 2024 te vernietigen en opnieuw beschikkende de geslachtsnaam van [de minderjarige1] te wijzigen in [achternaam verzoeker] dan wel, zoals in eerste aanleg op 29 januari 2024 aanvullend subsidiair is verzocht, in [achternaam stiefvader/vader] en daarnaast ten aanzien van de informatieregeling te bepalen dat daarvan met onmiddellijke ingang niet langer deel uitmaakt het gedeelte “en daarbij telkens een recente en herkenbare foto van [de minderjarige1] zal sturen”, met bekrachtiging van het overige van deze regeling.
4.2
Namens de vader is verweer gevoerd. Verzocht is om de bestreden beschikking te bekrachtigen en ook te bepalen dat de moeder, in aanvulling op de bestreden beschikking, onbewerkte foto’s aan de vader zal verstrekken.

5.De motivering van de beslissing

Naamswijziging
5.1
Artikel 1:253t lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat indien het gezag over een kind bij één ouder berust, de rechtbank op gezamenlijk verzoek van de met het gezag belaste ouder en een ander dan de ouder die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, hen gezamenlijk met het gezag over het kind kan belasten. De beslissing van de rechtbank in de beschikking van 12 juni 2023 om de stiefvader en de moeder voortaan gezamenlijk te belasten met de uitoefening van het gezag over [de minderjarige1] is hierop gegrond.
5.2
In artikel 1:253t lid 5 BW staat dat een verzoek als bedoeld in het eerste lid van dat artikel vergezeld kan gaan van een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van het kind in de geslachtsnaam van de met het gezag belaste ouder of de ander, of van een ouder en de ander in een vrij te bepalen volgorde. Artikel 5 lid 14 is van overeenkomstige toepassing. Een zodanig verzoek wordt afgewezen, indien:
het kind van twaalf jaar of ouder ter gelegenheid van zijn verhoor niet heeft ingestemd niet het verzoek:
het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt afgewezen; of
het belang van het kind zich tegen toewijzing verzet.
De moeder en de stiefvader hebben een dergelijk verzoek gedaan. In hoger beroep ligt dat verzoek opnieuw ter beoordeling voor. Het hof zal bij de beoordeling van dat verzoek moeten onderzoeken of zich een van de hiervoor genoemde situaties voordoet, op grond waarvan het verzoek om wijziging van de geslachtsnaam moet worden afgewezen.
5.3
Van de onder a en b genoemde gronden is hier geen sprake. [de minderjarige1] is immers nog geen twaalf jaar oud en de rechtbank heeft het verzoek om gezamenlijk gezag, als bedoeld in artikel 1:253t lid 1 BW, toegewezen, tegen welke beslissing geen hoger beroep is ingesteld. Het hof zal dus moeten beoordelen of het belang van [de minderjarige1] zich tegen de toewijzing van het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam verzet (1:253t lid 5 onder c BW). Naar het oordeel van het hof is niet gebleken dat dit het geval is. Daartoe overweegt het hof als volgt.
5.4
Het hof stelt voorop dat vaststaat dat de nu 5-jarige [de minderjarige1] het grootste deel van zijn leven in gezinsverband met zijn moeder en de stiefvader heeft geleefd. De stiefvader heeft al die tijd samen met de moeder de rol van hoofdopvoeder vervuld. De moeder en de stiefvader zijn gehuwd en hebben nog twee kinderen gekregen, die beiden de geslachtsnaam [achternaam verzoeker] hebben gekregen. In de praktijk is de positie van [de minderjarige1] binnen dit gezin en binnen de families van zowel de moeder als de stiefvader helemaal gelijk aan die van zijn zusje en broertje. Ondanks de in 2020 door de vader en de moeder gemaakte afspraken over de omgang tussen de vader en [de minderjarige1] , is er sinds het vertrek van de moeder geen contact meer geweest tussen [de minderjarige1] en de vader en speelt de vader geen rol in het leven van [de minderjarige1] .
5.5
De raad heeft in zijn rapport van 11 januari 2024 geconcludeerd dat een naamswijziging op dat moment niet in het belang van [de minderjarige1] was, omdat hij toen nog niet wist wie zijn vader was. [de minderjarige1] kan volgens de raad nog niet overzien wat een geslachtsnaamswijziging voor hem betekent en/of welke gevolgen dit voor hem heeft. Door de geslachtsnaam van [de minderjarige1] te wijzigen, komt de vader volgens de raad op afstand te staan, waardoor [de minderjarige1] een belangrijk deel van zijn identiteit verliest. De raad heeft daarom in zijn rapport geadviseerd het verzoek af te wijzen. Het gezin zal volgens de raad eerst het proces van statusvoorlichting aan moeten gaan.
5.6
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de stiefvader verklaard dat [de minderjarige1] inmiddels weet dat niet hij, maar de vader zijn biologische vader is. Volgens de stiefvader bespraken hij en de moeder de afgelopen jaren geregeld dat ze dit aan [de minderjarige1] moesten vertellen, maar wisten ze niet goed hoe dat te doen. Na het uitbrengen van het raadsrapport hebben zij daar hulpverlening voor ingeschakeld en op de door de hulpverlening voorgestelde wijze statusvoorlichting gegeven aan [de minderjarige1] . De stiefvader heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij en de moeder zich ervan bewust zijn dat statusvoorlichting niet één moment betreft, maar een proces is dat blijvende aandacht behoeft. De raad heeft ter zitting van het hof laten weten het ondanks deze ontwikkeling nog steeds niet in het belang van [de minderjarige1] te vinden om zijn geslachtsnaam te wijzigen in de naam [achternaam verzoeker] , omdat de kans groot is dat de vader als gevolg daarvan nog verder uit beeld raakt.
5.7
Het hof volgt de raad daarin niet. Het hof heeft er vertrouwen in dat de stiefvader en de moeder op passende wijze aandacht zullen blijven geven aan het feit dat [de minderjarige1] een andere biologische vader heeft dan zijn zusje en broertje en zich zullen blijven inzetten om [de minderjarige1] te informeren over zijn biologische vader. De stiefvader heeft er tijdens de mondelinge behandeling blijk van gegeven dat hij en de moeder zich ervan bewust zijn dat het in het belang van de identiteitsontwikkeling van [de minderjarige1] is dat hij deze informatie krijgt en dat zij er zorg voor dragen dat de vader niet geheel uit beeld raakt. Als [de minderjarige1] ouder is en hij meer wil weten over zijn biologische vader of weer contact wil hebben, kan hij bovendien op zijn initiatief contact zoeken met de vader. De stiefvader en de moeder kunnen hem daarin dan ondersteunen. Daarmee is naar het oordeel van het hof voldoende tegemoetgekomen aan de zorgen van de raad en de vader.
5.8
Het voorgaande neemt niet weg dat het een feit is dat de vader de afgelopen jaren geen rol heeft gespeeld in het leven van [de minderjarige1] en dat nu nog steeds niet doet. Naar het oordeel van het hof is aannemelijk geworden dat de belangrijkste oorzaak voor de afstand die is ontstaan tussen [de minderjarige1] en de vader is gelegen in de gang van zaken in het verleden en in de houding van de vader. Zo was de vader niet aanwezig tijdens de mondelinge behandeling bij het hof en hoewel problemen met het openbaar vervoer daarvoor de reden waren volgens zijn advocaat en curator, past dit wel in het patroon van afwezigheid van de vader in de afgelopen jaren. Tijdens de behandeling van de zaak in eerste aanleg op 16 mei 2023 en 22 mei 2024 was de vader immers ook afwezig. Evenmin is de vader verschenen in het kortgeding betreffende de informatieregeling. Verder is de vader, ondanks verschillende pogingen daartoe van de raad, niet in gesprek gegaan met de raad. Ook aan het advies van de raad om belangstelling te tonen door middel van het versturen van een kaart of een brief aan [de minderjarige1] (via de vertegenwoordigers van partijen) heeft de vader geen gevolg gegeven. Het turbulente verleden van de vader en de moeder heeft gemaakt dat er op geen enkele manier contact tussen hen beiden is. Het hof ziet dan ook niet in hoe het wijzigen van de geslachtsnaam van [de minderjarige1] leidt tot verdere afstand tussen de vader en [de minderjarige1] .
5.9
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het belang van [de minderjarige1] zich niet verzet tegen de wijziging van zijn geslachtsnaam. Dat de vader en de moeder voorafgaande aan de geboorte van [de minderjarige1] bewust voor de geslachtsnaam van de vader zouden hebben gekozen, zoals de vader stelt, maakt dat niet anders. Op dat moment was immers niet te voorzien dat de gezinssituatie van [de minderjarige1] en de betrokkenheid van de vader in zijn leven nu zo anders zou zijn dan destijds de verwachting was. Het hof is niet alleen van oordeel dat het belang van [de minderjarige1] zich niet verzet tegen de wijziging van de achternaam, maar ook dat zijn belang daarmee gediend is, mede gelet op de samenstelling van het gezin waarin nog twee kinderen zijn geboren die de achternaam [achternaam verzoeker] hebben gekregen. Een wijziging van de achternaam van [de minderjarige1] sluit daardoor aan bij zijn positie in het gezin en bevestigt de al lang bestaande gezinseenheid. Dit maakt ook dat het hof van oordeel is dat het primaire verzoek van de moeder en de stiefvader moet worden toegewezen, zodat [de minderjarige1] voortaan net als zijn zusje en broertje de achternaam [achternaam verzoeker] zal dragen.
Informatieregeling
5.1
Op grond van artikel 1:377b lid 1 BW is de ouder die het gezag heeft over een kind gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind.
5.11
De door de rechtbank vastgestelde informatieregeling is op zichzelf niet in geschil. De moeder is zich bewust van het belang voor [de minderjarige1] om de vader over [de minderjarige1] te informeren. Wel staat ter discussie of de moeder bij die informatievoorziening ook een foto van [de minderjarige1] moet meesturen, zoals de rechtbank heeft bepaald. De moeder maakt zich zorgen over de veiligheid van haar en haar gezin en vreest dat de vader met de foto’s hun (geheime) verblijfplaats zal kunnen achterhalen. Daarnaast heeft zij de angst dat de vader misbruik zal maken van de foto’s door deze op sociale media te plaatsen. Het hof vindt de angsten van de moeder begrijpelijk en reëel. Zoals hiervoor al is overwogen, blijkt uit de stukken dat de vader en de moeder samen een turbulente geschiedenis hebben. Zij hebben een relatie gekregen toen de moeder zestien jaar oud was en in een jeugdinstelling verbleef. De vader was op dat moment 32 jaar. De relatie tussen hen beiden heeft er destijds toe geleid dat een machtiging voor gesloten jeugdhulp voor de moeder werd verleend. Na het beëindigen van die machtiging op de dag dat de moeder achttien jaar werd, is zij bij de vader ingetrokken. Een half jaar later bleek zij in verwachting van [de minderjarige1] te zijn. Volgens de moeder heeft zij tijdens de relatie veel verbale agressie en fysieke mishandelingen van de vader jegens haar moeten ondergaan. Weliswaar betwist de vader dit, maar uit de stukken blijkt dat er bij de hulpverlening in ieder geval zodanige zorgen waren over de veiligheid van [de minderjarige1] in die situatie, dat ingrijpen noodzakelijk was. Met hulp van de hulpverlening is de moeder samen met [de minderjarige1] vertrokken en heeft zij haar leven elders opnieuw ingericht. De moeder heeft gesteld dat zij daarna nog lange tijd door de vader werd bestookt met dreigende en claimende berichten en pogingen om haar aan de telefoon te krijgen. Ook dit wordt door de man betwist, maar de door de moeder overgelegde berichten laten een beeld zien dat past bij haar verklaringen. Daar komt bij dat die berichten laten zien dat de vader heel grillig was in zijn houding richting de moeder: de ene keer dwingend en dreigend, de andere keer met spijtbetuigingen en liefdesverklaringen. Het hof acht dit zeer zorgelijk. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de curator verklaard dat de vader weliswaar een kwetsbare man is, maar dat er geen sprake is van een geestelijke stoornis en dat het naar omstandigheden goed gaat met de vader. Het hof constateert echter dat de vader wegens een geestelijke stoornis onder curatele is gesteld. De informatie die de curator van de vader geeft over de persoonlijke situatie van de vader acht het hof zeer beperkt. Uit niets blijkt dat de situatie van de vader is veranderd. Hij is bij geen enkele zitting met betrekking tot [de minderjarige1] aanwezig geweest, zodat de rechtbank noch het hof zich een beeld van de vader heeft kunnen vormen. De raad heeft evenmin een gesprek met hem kunnen voeren, zodat ook de raad geen indruk van de vader heeft kunnen krijgen. Bij die stand van zaken kan het hof onvoldoende de risico’s inschatten ten aanzien van het verstrekken van foto’s van [de minderjarige1] aan de vader omdat het hof onvoldoende inzicht heeft kunnen krijgen in de emotionele gesteldheid en het persoonlijk functioneren van de vader. Dat de vader de afgelopen periode de foto’s van [de minderjarige1] niet heeft verspreid maakt dat naar het oordeel van het hof niet anders. Uit de stukken blijkt wel dat de vader zich eerder tot sociale media (via marktplaatsadvertenties) heeft gewend om dreigementen richting de moeder te uiten. Bovendien heeft de advocaat van vader ter zitting van het hof verklaard dat de vader, vanwege het gemis van [de minderjarige1] , obsessief dan wel wanhopig op internet naar [de minderjarige1] aan het zoeken is. Ook hierin ziet het hof een risico als foto’s van [de minderjarige1] aan de vader zouden worden verstrekt.
5.12
Om redenen van doelmatigheid zal het hof de door de rechtbank vastgestelde informatieregeling vernietigen en opnieuw vaststellen, waarbij niet zal worden opgenomen dat de moeder gehouden is foto’s van [de minderjarige1] mee te sturen. Aangezien de moeder geen foto’s meer hoeft te verstrekken, zal het hof het zelfstandige verzoek van de vader om te bepalen dat de moeder onbewerkte foto’s aan hem zal verstrekken afwijzen.

6.De beslissing

Het hof beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 14 juni 2024, voor zover die betrekking heeft op de informatieregeling en daarbij het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van [de minderjarige1] is afgewezen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt als informatieregeling vast dat de moeder de vader eens per kwartaal schriftelijk per e-mail of per post via de curator van de vader, [naam1] , op de hoogte dient te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de minderjarige [de minderjarige1] , geboren [in] 2019, in die zin dat de moeder ten minste met betrekking tot belangrijke gebeurtenissen (school, sport, vrije tijd, sociale gedrag en gezondheid) die [de minderjarige1] aangaan, alsmede met betrekking tot de (stand van zaken) ten aanzien van de statusvoorlichting, informatie zal verstrekken;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijzigt de geslachtsnaam van [de minderjarige1] , geboren [in] 2019 in [woonplaats1] , en bepaalt dat de geslachtsnaam voortaan ‘ [achternaam verzoeker] ’ zal zijn;
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking – indien daartegen geen rechtsmiddel is aangewend – een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [de gemeente] , teneinde de hiervoor vermelde latere vermelding toe te voegen aan de onder hem berustende geboorteakte van [de minderjarige1] ;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L. van Dijk, I.A. Vermeulen en C. Coster, bijgestaan door mr. E.M.M. Hendriks Vettehen als griffier, en is op 18 februari 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.