ECLI:NL:GHARL:2025:7041

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
200.354.463/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor onderzoek naar ontwikkelingsblokkades van kinderen in het kader van ouderlijk gezag en contactregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor het laten uitvoeren van onafhankelijk onderzoek naar de ontwikkelingsblokkades van haar kinderen door een kinderpsycholoog/orthopedagoog. De moeder, die in hoger beroep was gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, stelde dat de kinderen sinds hun verblijf bij de vader geen contact meer met haar hebben en dat dit schadelijk is voor hun ontwikkeling. De vader voerde verweer en stelde dat de kinderen geen contact met de moeder willen en dat het goed met hen gaat. Het hof heeft de kinderen gehoord en vastgesteld dat zij geen contact met de moeder wensen, wat hen in hun ontwikkeling zou kunnen schaden. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd en de moeder toestemming verleend voor het onderzoek, waarbij de kinderen onafhankelijk van de vader moeten worden gesproken. Het hof benadrukt het belang van het recht op 'family life' en de verantwoordelijkheid van ouders om de ontwikkeling van de kinderen te bevorderen. De beslissing is genomen met inachtneming van de zorgen over de opvoedingssituatie en de noodzaak voor de ouders om zich te laten voorlichten over de effecten van hun conflicten op de kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.354.463/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 148870)
beschikking van 4 november 2025
in de zaak van
[verzoekster](de moeder),
die woont in [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
advocaat: mr. C.M. Sent te Amsterdam,
en
[verweerder](de vader),
die woont in [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
advocaat: mr. C.C.N. Cats te Emmen.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord Nederland, locatie Groningen.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 31 januari 2025, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 30 april 2025;
- een journaalbericht namens de moeder van 18 juni 2025 met bijlage(n);
- het verweerschrift met bijlage(n).
2.2
Op 6 oktober 2025 zijn [de minderjarige1] en [de minderjarige2] (ieder afzonderlijk) door het hof gehoord, buiten aanwezigheid van de ouders.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 7 oktober 2025 plaatsgevonden. De moeder en de vader zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad is een vertegenwoordiger verschenen. Mr. Sent heeft een pleitnota overgelegd.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van de partijen is [in] 2015 ontbonden door echtscheiding.
3.2
De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over hun kinderen
[de minderjarige2] , geboren op [geboortedatum1] , en [de minderjarige1] , geboren op
[geboortedatum2] .
3.3
De vader is in 2019 hertrouwd. Hij heeft samen met zijn huidige echtgenote een kind van zeven jaar oud.
3.4
De kinderen verbleven na de echtscheiding bij de moeder en er was een (ruime)
zorg- en contactregeling met de vader. Sinds februari 2021 zijn [de minderjarige2] en [de minderjarige1] , kort na elkaar, bij de vader gaan wonen. De kinderen hebben sindsdien geen contact meer met de moeder.
3.5
Bij beschikking van 6 oktober 2021 heeft de rechtbank bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijfplaats bij de vader hebben.
3.6
De kinderen hebben van 9 juni 2021 tot 9 juni 2022 onder toezicht gestaan van de gecertificeerde instelling Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (de GI).
3.7
Bij vonnis in kort geding van 1 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen om vervangende toestemming voor het doen van onafhankelijk onderzoek door [naam1] of ieder ander bekwaam onderzoeksbureau, en de vader te verplichten hieraan mee te werken op straffe van een dwangsom.
3.8
De moeder heeft de rechtbank, bij verzoekschrift ingekomen op 13 augustus 2024, verzocht om vervangende toestemming te verlenen voor het doen van onafhankelijk onderzoek naar de benodigde stappen om de ontwikkelingsblokkades van beide kinderen
weg te nemen, met de opdracht om de kinderen onafhankelijk van de vader te spreken.
De vader heeft verweer gevoerd en de rechtbank verzocht om hem voortaan alleen met het ouderlijk gezag over de kinderen te belasten.
De moeder heeft tegen dit verzoek van de vader verweer gevoerd, en (aanvullend) verzocht nader onderzoek te gelasten door de raad, dan wel benoeming van een bijzondere curator, in samenwerking met een kinderpsycholoog/orthopedagoog, onder oplegging van een dwangsom aan de vader voor iedere dag dat hij niet meewerkt aan het onderzoek, met een maximum van € 5.000,-.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking van 31 januari 2025 heeft de rechtbank de in 3.8 genoemde verzoeken van de moeder en van de vader afgewezen.
4.2
De moeder is met vijf grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof de bestreden beschikking (het hof begrijpt:) gedeeltelijk te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat alsnog vervangende toestemming wordt verleend voor het verrichten van nader onderzoek, conform verzoekschrift, bij voorkeur door een bijzondere curator in samenwerking met een kinderpsycholoog / orthopedagoog, en de uitspraak zo te formuleren dat waar naar 'ouders' wordt verwezen, terwijl duidelijk is dat dit het aandeel van de vader betreft, dit ook als zodanig wordt benoemd.
Ter zitting van het hof is namens de moeder het verzoek tot het opleggen van een dwangsom ingetrokken.
4.3
De vader voert verweer en verzoekt het hof de moeder in haar hoger beroep
niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel haar verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing van het hof

De kindgesprekken met [de minderjarige1] en [de minderjarige2]
5.1
Beide kinderen hebben verteld dat zij geen contact met de moeder willen. Zij wonen al vijf jaar bij de vader en dat gaat goed, ook op school. [de minderjarige1] zit in het examenjaar van de mavo en [de minderjarige2] zit in 5 vwo. Hij weet al welke vervolgstudie hij wil gaan doen en hij heeft een leuk sociaal leven en een vriendin. De kinderen zien het nut niet van opnieuw een onderzoek en willen dat de moeder stopt met het zoeken van contact. Dit zorgt voor onrust en werkt averechts. De moeder heeft kansen gehad om mee te werken aan eerdere onderzoeken en nu is het te laat. Ze begint elke keer over zichzelf en luistert niet naar de kinderen. De timing van de kindgesprekken was voor [de minderjarige1] ook vervelend, want zij moest hierdoor een toets missen op school. De moeder ontvangt informatie over de kinderen via school en van de vader, maar reageert hier niet op en ze toont geen interesse in wat de kinderen hebben meegemaakt. Verder hebben de kinderen aangegeven dat zij hun moeder niet meer nodig hebben en dat zij de stiefmoeder als moederfiguur zien. [de minderjarige2] noemt de moeder geen moeder meer, maar [naam2] . Voor [de minderjarige1] ging het een paar jaar geleden mis, toen er op het schoolplein een escalatie plaatsvond waar de politie aan te pas moest komen. De moeder wachtte [de minderjarige2] op en wilde hem meenemen. [de minderjarige1] was bang dat zij bij de moeder moest blijven en niet meer naar de vader zou mogen gaan. Ze heeft hiervoor therapie gevolgd, maar voelt nog steeds haat naar de moeder. Volgens [de minderjarige2] zijn er meerdere dingen gebeurd waardoor hij de moeder niet meer wil zien. Zo moedigde zij hem aan in zijn gedachtes over zelfdoding, toonde ze geen interesse in hem, trok ze [de minderjarige1] voor, maakte ze vervelende opmerkingen en sprak zij samen met haar omgeving negatief over de vader.
Het juridisch kader
5.2
De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [de minderjarige2] en [de minderjarige1] . Dat betekent dat voor een onderzoek door een kinderpsycholoog / orthopedagoog ten behoeve van de kinderen de toestemming van beide ouders nodig is. Geschillen hierover kunnen de ouders op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) aan de rechter voorleggen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
5.3
Uit artikel 8 EVRM vloeit de verplichting van de nationale autoriteiten, onder wie de rechter, voort zich zoveel mogelijk in te spannen om het recht op ‘family life’ tussen ouders en hun kinderen mogelijk te maken (vgl. EHRM 17 april 2012, zaak 805/09 en HR 17 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:91).
De inhoudelijke beoordeling
5.4
Uit de stukken en wat ter zitting is besproken blijken grote zorgen over [de minderjarige2] en [de minderjarige1] en hun opvoedingsomgeving. Zij hebben in hun jonge leven veel onrust en onveiligheid ervaren vanwege de echtscheiding en de problematische verstandhouding tussen de ouders. Het hof heeft negen jaar geleden (bij beschikking van 8 december 2016) al zorgen geuit over dat de ouders elkaar diskwalificeren als opvoeders en daarbij de belangen van de kinderen uit het oog verliezen. Ondanks de ingezette hulpverlening is de situatie verder geëscaleerd en hebben de kinderen inmiddels al bijna vijf jaar geen contact meer met de moeder. De trajecten [naam3] , [naam4] en parallel ouderschap zijn niet van de grond gekomen, omdat de ouders onvoldoende meewerkten en hun eigen aandeel in het conflict niet inzien. Eind 2020 is [naam5] betrokken geraakt naar aanleiding van een melding vanuit [naam6] . Uit het verslag van [naam5] volgt dat de huisarts kindsignalen heeft geconstateerd, zoals vermoeden van trauma en stressgerelateerde stoornissen en reactieve problemen na echtscheiding. [naam5] concludeert dat als er niets verandert in de communicatie tussen de ouders, de kinderen klem blijven zitten en schade oplopen in hun sociaal-emotionele ontwikkeling. [de minderjarige2] is begin februari 2021 bij de vader gaan wonen. In diezelfde maand heeft een escalatie plaatsgevonden op het schoolplein in het bijzijn van de kinderen. Kort daarna is ook [de minderjarige1] bij de vader gaan wonen. In deze periode heeft een omslag plaatsgevonden bij de kinderen: waar zij eerst nog wel openstonden voor contact met de moeder, hebben zij zich volledig afgekeerd van de moeder. Vanwege de toenemende zorgen over de situatie van de kinderen is via een verkort raadsonderzoek en een ondertoezichtstelling, gedurende een periode van een jaar (van juni 2021 tot en met juni 2022), tevergeefs geprobeerd om het systeem in beweging te krijgen. Ook hulpverlening daaropvolgend in het vrijwillig kader (vanuit het [naam7] ) heeft niets opgeleverd. Uit het eindverslag van psychologenpraktijk [naam8] van 8 augustus 2022 volgt onder andere dat het negatieve beeld van de kinderen over de moeder kan zijn ontstaan door eigen ervaringen en door het loyaliteitsconflict tussen de ouders. In dit verband wordt ook opgemerkt dat de negatieve gevoelens van zowel [de minderjarige2] als [de minderjarige1] naar de moeder pas lijken te zijn ontstaan nadat ze niet meer naar de moeder toe gingen, en dat deze gevoelens lijken te gaan over kleine voorvallen. Ook staat in dat verslag dat de reden van de angst en weerstand van [de minderjarige1] in voorbereiding op een contactmoment met de moeder onrealistisch was.
5.5
De moeder heeft, voor het eerst tijdens de afschaaltafel in juli 2022, aangegeven dat zij gelet op de totaal afwijzende houding van de kinderen richting haar graag een onafhankelijk onderzoek door een kinderpsycholoog zou willen laten uitvoeren. Het [naam7] onderschreef het belang van een dergelijk onderzoek. De vader heeft hiermee echter niet willen instemmen, omdat de kinderen duidelijk en herhaaldelijk aangaven geen contact te willen met de moeder en hij het nut van een onderzoek daarom niet inzag. Het ging volgens de vader goed met de kinderen en ze wilden met rust worden gelaten.
In mei 2024 heeft naar aanleiding van een kortgedingprocedure nog een gesprek plaatsgevonden tussen de moeder en de kinderen, in aanwezigheid van de vader en sociaal maatschappelijk werk. Dit gesprek verliep moeizaam. De kinderen voelden zich niet gehoord door de moeder en de moeder voelde zich beperkt door de aanwezigheid van de vader bij het gesprek, waardoor de kinderen niet vrijuit konden praten.
5.6
In hoger beroep hebben de kinderen volhard in hun standpunt dat zij de moeder niet willen zien. Door gebeurtenissen in het verleden en de manier waarop de kinderen, in het bijzonder [de minderjarige2] , het contact met de moeder beleven, hebben zij een grote weerstand ontwikkeld. Hier dient aandacht voor te zijn.
Hoewel ook het hof signaleert dat de moeder hierin steken heeft laten vallen, verklaart dit echter niet de grote weerstand die de kinderen naar de moeder voelen. Het hof heeft grote zorgen over het beeld dat de kinderen hebben ontwikkeld van de verschillende deelnemers (de moeder, de vader en de stiefmoeder) in het gezinssysteem. In het bijzonder heeft het hof zorgen over [de minderjarige1] , die tijdens het kindgesprek emotieloos en vlak overkwam toen zij over de moeder praatte. Het is de vraag in hoeverre zij zichzelf kan zijn en de ruimte voelt om haar behoeften te uiten in de gezinssituatie bij haar vader en broer. Het hof ziet, behalve ‘het schoolpleinincident’, geen aanknopingspunten die haar extreme afkeer richting de moeder kunnen verklaren. Er zijn geen contra-indicaties vastgesteld voor contact tussen de kinderen en de moeder. De onderlinge spanning, afkeuring en het diepgewortelde wantrouwen tussen de ouders werkt hoe dan ook door op de kinderen. Zij kunnen geen onbevangen contact hebben met de beide ouders. Het hof benadrukt in dit verband dat uit onderzoek blijkt dat het proces van ouderonthechting en loyaliteitsproblemen bij kinderen van gescheiden ouders sterk samenhangt met ernstige ouderlijke conflicten. Uit zelfbescherming en vanuit hun afhankelijke positie hebben de kinderen ervoor gekozen om loyaal te zijn aan een van de ouders om zo niet meer klem te zitten, zoals ook volgt uit het verslag van psychologenpraktijk [naam8] . Zorgelijk is daarbij dat de kinderen hun stiefmoeder op de plaats van hun moeder hebben gesteld, terwijl de stiefmoeder al vier jaar niet meer in het gezin verblijft in verband met een langdurige detentie voor betrokkenheid bij een levensdelict. De vader stelt wel dat hij de kinderen de ruimte geeft voor contact met de moeder, maar het hof heeft allerminst de indruk gekregen dat hij zich hiertoe stimulerend heeft opgesteld de afgelopen jaren. De impasse die is ontstaan heeft hij zelf mede gefaciliteerd door de strijd met de kinderen uit de weg te gaan. De vader heeft in dit verband ter zitting verklaard niet tegen de kinderen in te gaan als het over de moeder gaat, want dan zou ook hij ze tegen hem in het harnas jagen. Daarmee geeft hij impliciet goedkeuring aan de opstelling en het gedrag van de kinderen en houdt hij de situatie in stand. Hij miskent daarbij bovendien zijn rol als volwassene en verzorgende ouder in het bijstellen van het beeld van de kinderen over (contact met) de moeder en zijn wettelijke verplichting om de ontwikkeling van de banden van het kind met de andere ouder te bevorderen (artikel 1:247 lid 3 BW). De vader informeert de moeder weliswaar structureel over de kinderen, maar verwijt haar vervolgens dat zij hierop niet reageert. Wat kan er echter nog van de moeder worden verwacht wanneer zij constant signalen krijgt om de kinderen met rust te laten, geen informatie meer over [de minderjarige2] mag opvragen (via school) en de kaartjes en cadeaus die zij stuurt ongeopend geretourneerd krijgt? Het risico is groot dat [de minderjarige2] en [de minderjarige1] , doordat zij (in deze cruciale fase van puberteit) opgroeien zonder de moeder en met een negatief beeld van de moeder, schade oplopen in hun identiteitsontwikkeling en hechting en er andere problemen ontstaan met bijvoorbeeld het zelfbeeld, zelfvertrouwen en het aangaan van relaties. Hoewel de mening van de kinderen, mede gelet op hun leeftijd, van belang is, kunnen zij de gevolgen van het afwijzen van contact met hun moeder voor de toekomst onvoldoende overzien. Ook de raad heeft ter zitting zijn zorgen uitgesproken over de situatie en uitlatingen van de kinderen en benadrukt dat de vader boven de kinderen dient te gaan staan, in plaats van ernaast.
Conclusie
5.7
Het hof ziet gelet op het voorgaande en met inachtneming van de hiervoor onder 5.3 genoemde verplichting van de rechter om zich zoveel mogelijk in te spannen om het recht op ‘family life’ tussen ouders en hun kinderen mogelijk te maken, voldoende reden om het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming om de kinderen te laten onderzoeken door een kinderpsycholoog / orthopedagoog toe te wijzen. Het hof ziet geen toegevoegde waarde in het daarnaast benoemen van een bijzondere curator.
Volgens de vader is er al veel hulpverlening ingezet. Het hof is echter van oordeel dat er weinig daadwerkelijk van de grond is gekomen om verschillende redenen. Zo stelden de ouders voorwaarden, werkte de vader niet mee omdat hij de kinderen niet wilde belasten, en trok de moeder zich terug (zij kampt(e) met angsten), vermeed zij fysieke confrontaties en leunde zij te veel op anderen/haar netwerk, wat niet heeft bijgedragen aan constructieve oplossingen. Niets doen brengt vermoedelijk meer schade toe aan de kinderen en zorgt
- gelet op het verloop tot nu toe - alleen maar voor verdere verwijdering tussen de kinderen en de moeder. Ook dan blijft de onrust bestaan. Er dient zicht te komen op het systeem waarbinnen de kinderen opgroeien en de mogelijkheden van contactherstel met de moeder. Hierbij zou de volgende onderzoeksvraag, zoals geformuleerd door
[naam9] bij brief van 11 augustus 2022, tot uitgangspunt kunnen worden genomen: ‘
Wat hebben beide kinderen nodig om uit de ontwikkelingsblokkade te komen en hun psychische ontwikkeling te kunnen vervolgen?'.Dat [naam9] door de moeder is aangedragen wil niet zeggen dat zij geen onafhankelijk onderzoek verricht.
5.8
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof een andere beslissing zal nemen dan de rechtbank. Het hof zal de bestreden beschikking daarom vernietigen en het verzoek van de moeder alsnog toewijzen.
Tot slot
5.9
Uiteindelijk ligt de sleutel bij de ouders (de bron) en niet bij (hulpverlening voor) de kinderen. Van groot belang is dat de vader als hoofdopvoeder boven de kinderen gaat staan, hen stimuleert (om ook zonder zijn aanwezigheid met de moeder te spreken) en de nodige ruimte en begeleiding geeft bij het onderzoek. De kinderen hebben daarnaast begrip en erkenning van de moeder nodig ten aanzien van hun emoties en ervaringen uit het verleden. Het is nodig dat de ouders, in het bijzonder de vader, zich door middel van psycho-educatie laten voorlichten over de effecten van een relatiebreuk tussen ouders op een kind, hoe het is om op te groeien zonder een van je biologische ouders (de helft van je DNA) en met een negatief beeld van een ouder, wat de gevolgen hiervan zijn voor de ontwikkeling van een kind en wat het effect is van hun eigen houding en gedrag in dit verband.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van
31 januari 2025, en in zoverre opnieuw beschikkende:
verleent de moeder vervangende toestemming voor het verrichten van onafhankelijk onderzoek naar de benodigde stappen om de ontwikkelingsblokkades van beide kinderen weg te nemen door een kinderpsycholoog/orthopedagoog, met de opdracht de kinderen onafhankelijk van de vader te spreken;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Coster, mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard en
mr. E. Leentjes, bijgestaan door mr. E. Klijn als griffier, en is op 4 november 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.