ECLI:NL:GHARL:2025:6838

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
200.357.606
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag moeder over kinderen en omgangsregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 november 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag en de omgangsregeling van twee minderjarige kinderen, [minderjarige1] en [minderjarige2]. De rechtbank Overijssel had eerder, op 6 mei 2025, de vader alleen belast met het gezag over de kinderen en de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken tot wijziging van de hoofdverblijfplaats en omgangsregeling. De moeder ging in hoger beroep, waarbij zij verzocht om het gezag weer gezamenlijk te maken en een co-ouderschapsregeling in te voeren. Het hof heeft echter geoordeeld dat de omstandigheden sinds de echtscheiding in 2019 niet zijn verbeterd en dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem raken tussen de ouders. De moeder heeft niet aangetoond dat er gewijzigde omstandigheden zijn die een wijziging van het gezag rechtvaardigen. Het hof heeft ook de verzoeken van de moeder tot wijziging van de omgangsregeling afgewezen, omdat de huidige regeling in overeenstemming is met de wensen van de kinderen en het advies van de betrokken hulpverleners. De beslissing van de rechtbank is bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.357.606
(zaaknummer rechtbank Overijssel 328071)
beschikking van 4 november 2025
met betrekking tot het gezag over en omgang met
[minderjarige1]
en
[minderjarige2]
in de zaak van
[appellant](de moeder)
die woont in [woonplaats]
advocaat: mr. T.M. Coppes
en
[geïntimeerde](de vader)
die woont in [woonplaats]
advocaat: mr. M.S. Flokstra
en als informant
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Overijssel(de GI)
die is gevestigd in Hengelo (O).

1.Samenvatting

De rechtbank Overijssel, locatie Almelo, heeft vanaf 6 mei 2025 de vader alleen belast met het gezag over de kinderen. Verder heeft de rechtbank de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige2] en [minderjarige1] en de door haar verzochte omgangsregeling.
Het hof beslist dat dit zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben twee kinderen: [minderjarige1] en [minderjarige2] .
[minderjarige1] is [in] 2010 geboren en [minderjarige2] is [in] 2013 geboren.
2.2.
De ouders hadden tot 6 mei 2025 samen het gezag over de kinderen.
2.3.
De kinderen wonen bij de vader.
2.4.
De kinderen stonden van 18 mei 2020 tot 18 augustus 2025 onder toezicht van de GI.

3.De procedure bij de rechtbank

3.1.
De vader heeft de rechtbank verzocht hem alleen te belasten met het gezag over de kinderen.
3.2.
De rechtbank heeft het verzoek van de vader toegewezen en de vader vanaf 6 mei 2025 alleen belast met het gezag over de kinderen. Verder heeft de rechtbank de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken tot wijziging van de hoofdverblijfplaats en wijziging van de omgangsregeling.
3.3.
Die beslissing is vastgelegd in een beschikking van 6 mei 2025.

4.De procedure bij het hof

4.1.
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank. Zij komt daarvan in hoger beroep. Zij wil dat het hof de beslissing van de rechtbank ongedaan maakt. Zij verzoekt:
I. het verzoek van de vader hem alleen met het gezag over de kinderen te belasten alsnog af te wijzen
II. te bepalen dat de kinderen 50% van de tijd bij elke ouder zijn met een overdracht van vrijdagmiddag na school
III. een vakantieregeling vast te stellen.
Met veroordeling van de vader in de kosten van deze procedure.
4.2.
De vader is het eens met de beslissing van de rechtbank. Hij wil dat het hof de beslissing van de rechtbank in stand laat.
De informatie die het hof heeft ontvangen
4.3.
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift
  • het verweerschrift.
4.4.
[minderjarige1] en [minderjarige2] zijn uitgenodigd te vertellen wat zij vinden van het gezag en de omgang. Zij hebben geschreven dat zij niet komen.
4.5.
De zitting bij het hof was op 7 oktober 2025. Aanwezig waren:
  • de moeder met haar advocaat
  • de vader met zijn advocaat
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (de raad).

5.Het oordeel van het hof

Gezag
Wat staat in de wet?
5.1.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Standpunten
5.2.
De moeder is het er niet mee eens dat de vader voortaan alleen het gezag over de kinderen heeft. Volgens de moeder is er geen wijziging van omstandigheden die beëindiging van haar gezag rechtvaardigt. De moeder heeft steeds zoveel mogelijk meegewerkt met de vader en met de instanties, maar zij hebben haar onvoldoende willen meenemen bij het nemen van beslissingen. Ook is de moeder het niet eens met de rechtbank dat het de ouders niet lukt op een constructieve manier met elkaar te communiceren. De ouders hebben steeds apart met de GI gesproken, waardoor zij de kans niet hebben gekregen om hun onderlinge communicatie te verbeteren. De rechtbank heeft zomaar van de GI aangenomen dat het moeizame contact tussen de ouders alleen de schuld van de moeder is en dat de moeder al langere tijd niet meewerkt aan wat nodig is om ervoor te zorgen dat kinderen niet klem zitten tussen de ouders. Het is juist de moeder die steeds de belangen van de kinderen voor ogen heeft en die met alles wat de vader wil moet instemmen. De rechtbank heeft onvoldoende gekeken naar de belangen van de kinderen, die tegen hun wensen in helemaal van moeder zijn afgesneden. Eenhoofdig gezag van de vader heeft bovendien gevolgen voor haar contact met de kinderen. Want de vader zegt wel dat hij de moeder blijft informeren over de kinderen, maar doet dat niet. Met name [minderjarige1] is al bang om iets tegen de moeder te zeggen wat vader niet bevalt.
5.3.
De vader is het niet eens met de moeder. Volgens de vader is er wel sprake van gewijzigde omstandigheden. Er is ruim vijf jaar een ondertoezichtstelling geweest. Zelfs in die periode zijn veel zaken zeer moeizaam verlopen. Volgens de vader zijn de kinderen helemaal niet van hun moeder afgesneden. De moeder heeft omgang met de kinderen en die kan wat de vader betreft worden uitgebreid als de moeder zich aan de gemaakte afspraken houdt. Het lukt de ouders al jaren niet hun onderlinge communicatie te verbeteren. Een traject bij Jarabee in 2018 is niet van de grond gekomen omdat de moeder het advies van Jarabee om eerst individuele hulp voor haar te regelen niet heeft opgevolgd. In de jaren daarna is de houding van de moeder daarin ongewijzigd gebleven: de moeder vindt dat zij geen hulp nodig heeft. De GI bleek niet in staat om tot de moeder door te dringen en haar ervan te overtuigen om hulp in te schakelen en Curess evenmin. De moeder legt alles buiten zichzelf. De vader houdt moeder op de hoogte over de kinderen.
Advies raad
5.4.
Het advies van de raad is de beslissing van de rechtbank om de vader alleen te belasten met het gezag over de kinderen in stand te houden. Er is met een ondertoezichtstelling geprobeerd tot een verandering bij de moeder te komen maar dat is niet gelukt. De moeder heeft geen inzicht in haar eigen problematiek en het effect van haar gedrag op de kinderen. De moeder weigert hulp voor zichzelf. Zo blijft zij onvoorspelbaar en overrompelend voor de kinderen waarbij zij de grenzen van de kinderen niet respecteert. De kinderen zijn twaalf en vijftien jaar oud en hebben het nodig dat er rust kan ontstaan.
Oordeel hof
5.5.
Het hof is net als de rechtbank en het advies van de raad van oordeel dat de vader alleen belast moet zijn met het gezag over de kinderen. Het hof heeft daarvoor de volgende redenen.
5.6.
Anders dan de moeder stelt zijn de omstandigheden sinds de echtscheiding in 2019 gewijzigd. Volgens het uitgangspunt van de wet hebben de ouders na de echtscheiding samen het gezag over de kinderen gehouden. Dat verliep van het begin af aan niet goed en daarin is geen verbetering gekomen. Er is nauwelijks communicatie tussen de ouders mogelijk. Een traject bij Jarabee in 2018 is niet van de grond gekomen omdat de moeder het advies van Jarabee om eerst individuele hulp te zoeken niet heeft opgevolgd. Ook de jarenlange ondertoezichtstelling van mei 2020 tot en met juni 2025 heeft geen wijziging in die houding van de moeder gebracht: de moeder is nog steeds niet bereid tot hulp voor zichzelf. De moeder stelt wel dat zij altijd heeft meegewerkt met de vader en hulpverlening, maar heeft dat aantoonbaar op veel momenten niet gedaan. Zo was in 2022 vervangende toestemming van de rechter nodig voor een medische behandeling van de kinderen bij Synergie, weigerde de moeder in 2023 haar medewerking aan het bijschrijven van de kinderen op de polis van de zorgverzekering van de vader en hield de moeder zich in 2024 niet aan de afspraken met Curess over de omgangsbegeleiding.
5.7.
Aangezien de moeder geen hulp voor zichzelf accepteert om aan haar problematiek te werken en zij de schuld van de problemen met de vader en de hulpverlening buiten zichzelf legt, is onder deze omstandigheden niet te verwachten dat de onderlinge communicatie tussen de ouders over de kinderen zal verbeteren. De moeder heeft meerdere keren laten zien dat zij het nemen van beslissingen over de kinderen actief tegenwerkt. Daarmee is er een onaanvaardbaar risico dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. Niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen.
Omgang
Wat staat in de wet?
5.8.
Ingevolge artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Standpunten
5.9.
De moeder vindt dat de rechtbank haar verzoek tot wijziging van de omgangsregeling ten onrechte heeft afgewezen. De moeder vindt het van groot belang dat er een co-ouderschapsregeling komt. Dat wil zeggen dat iedere ouder 50% van de tijd voor de kinderen zorgt.
5.10.
De vader is het niet eens met de moeder. Hij vindt dat de bij beschikking van
15 augustus 2025 vastgestelde omgangsregeling recht doet aan de belangen van de kinderen. Sinds november 2021 heeft de GI geprobeerd de omgang uit te breiden. Dat bleek niet mogelijk door constante tegenwerking van de moeder en haar onvermogen om de belangen en wensen van de kinderen daarin te herkennen en respecteren. Begeleide omgang blijft noodzakelijk, waarbij met voorwaarden duidelijke grenzen aan de moeder zijn gegeven. Een co-ouderschapsregeling is volgens de vader totaal niet haalbaar.
Advies raad
5.11.
Het advies van de raad is dit verzoek van de moeder af te wijzen.
Oordeel hof
5.12.
Volgens een verslag van de ambulant hulpverlener van Curess van 26 november 2024 laat de moeder ook in haar omgang met de kinderen weinig verandering zien. Wanneer de kinderen fysiek aangeven dat zij niet door de moeder geknuffeld willen worden, bijvoorbeeld door haar van zich af te duwen, dan respecteert de moeder dat niet altijd. De moeder neemt de tips en adviezen van Curess hierin niet aan. Ook heeft de moeder meerdere keren met [minderjarige1] geprobeerd te spreken over zijn wisseling van school. [minderjarige1] heeft meerdere keren laten weten daar niet voor open te staan en de moeder blijft hier dan over doorgaan. De moeder blijft het moeilijk vinden de grenzen van de kinderen te accepteren en te respecteren.
5.13.
Eind september 2024 heeft de betrokken jeugdbeschermer op neutraal terrein afzonderlijk met [minderjarige1] en [minderjarige2] gesproken. Beide kinderen hebben verteld dat zij meer persoonlijke ruimte willen krijgen van hun moeder, dat zij willen dat de moeder stopt met fysieke aanraking op het moment dat zij haar vragen om te stoppen en dat zij niet willen dat de moeder vervelende opmerkingen maakt over de ambulant hulpverlener op het moment dat de hulpverlener bijvoorbeeld even naar het toilet gaat. De kinderen willen graag dat de begeleiding van Curess bij de omgang aanwezig blijft. [minderjarige1] heeft verteld dat hij op donderdag niet meer naar zijn moeder wil. Hij wil alleen nog maar op dinsdag komen.
5.14.
De kinderen hebben zowel bij de rechtbank als bij het hof niet opnieuw hun mening willen geven.
5.15.
De rechtbank heeft bij beschikking van 15 augustus 2025 met wijziging van de beschikking van 10 februari 2025 - kort weergegeven - een door Curess of een vergelijkbare instantie begeleide omgangsregeling tussen de moeder en de kinderen vastgesteld, waarbij [minderjarige2] dinsdag uit school tot 16.00 uur en donderdag uit school tot 17.00 uur bij de moeder verblijft en [minderjarige1] dinsdag uit school tot 16.00 uur bij de moeder verblijft.
5.16.
Het hof ziet om de redenen opgeschreven onder 5.12. en 5.13. geen aanleiding om een andere omgangsregeling vast te stellen dan de rechtbank heeft gedaan. Deze omgangsregeling is in overeenstemming met de wens van de kinderen, het advies van de ambulant begeleider van Curess en de raad.
5.17.
De grieven falen. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, van 6 mei 2025.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, K.A.M. van Os - ten Have en C.F.L.A. van der Vegt-Boshouwers, leden, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard, griffier,
en is op 4 november 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.