ECLI:NL:GHARL:2025:682

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
200.295.225
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest in een aanneemzaak na deskundigenbericht met betrekking tot schadevergoeding en betaling voor werkzaamheden

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, betreft het een hoger beroep van Guliker B.V. tegen twee geïntimeerden die ook hoger beroep hebben ingesteld. De zaak draait om de betaling voor werkzaamheden die door Guliker zijn verricht aan de woning van de geïntimeerden. Het hof verwijst naar een eerder tussenarrest van 2 mei 2023, waarin al enkele thema's zijn behandeld. Na het deskundigenbericht dat op 2 mei 2024 is ingediend, hebben beide partijen hun standpunten verder toegelicht. Het hof heeft de deskundige gevraagd om een redelijke prijs te bepalen voor de werkzaamheden, waarbij het hof de deskundige heeft gevraagd om te adviseren over de aanneemprijs voor verschillende posten, zoals het plaatsen van deuren en het aanbrengen van geluidsisolatie.

Het hof heeft vastgesteld dat er nog een bedrag van € 42.456,88 door de geïntimeerden aan Guliker moet worden betaald, met mogelijke verhogingen afhankelijk van de reacties van de geïntimeerden op de overgelegde facturen. Het hof heeft ook geoordeeld dat de geïntimeerden zich niet kunnen beroepen op opschorting van hun betalingsverplichting, omdat de ontbinding van de overeenkomst is toegewezen op basis van gebrekkige prestaties van Guliker. Verder is de wettelijke rente toegewezen vanaf 24 november 2018, omdat de geïntimeerden in verzuim zijn gekomen na een ingebrekestelling. De vordering tot buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat niet is voldaan aan de vereisten voor toewijzing. Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd, omdat beide partijen gedeeltelijk in het gelijk en gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld. De zaak is verwezen naar de rol van 4 maart 2025 voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.295.225
zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: 359614
arrest van 11 februari 2025
in de zaak van
Guliker B.V.,
die is gevestigd te Nijkerk
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als eiser en verweerder op de tegenvordering,
hierna: Guliker (in mannelijk enkelvoud)
advocaat: mr. J.P.J. Botterblom
tegen:

1.[geïntimeerde1]

2. [geïntimeerde2]
die wonen in [woonplaats1]
die ook hoger beroep hebben ingesteld
en bij de rechtbank optraden als gedaagden op de vordering van Guliker en eisers van de tegenvordering
hierna gezamenlijk: [geïntimeerde1] (in mannelijk enkelvoud)
advocaat: mr. E.C.M.J. van Kempen

1.Het verdere verloop van de procedure bij het hof

Het hof verwijst naar het tussenarrest van 2 mei 2023. Na dit tussenarrest heeft op 2 mei 2024 de deskundige, [de deskundige] zijn deskundigenrapport ingediend en hebben beide partijen een memorie na deskundigenbericht genomen, Guliker met producties. Hierna heeft het hof opnieuw arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling in hoger beroep

Wat na het vorige tussenarrest aan de orde is
2.1.
In deze zaak gaat het om drie hoofdthema’s: welk bedrag moet [geïntimeerde1] aan Guliker betalen voor de werkzaamheden aan zijn huis, welk bedrag heeft [geïntimeerde1] al betaald en in hoeverre is Guliker aan [geïntimeerde1] schadevergoeding verschuldigd vanwege tekortkomingen. Ten aanzien van de laatste twee thema’s is in de vorige tussenarresten al geoordeeld. Het gaat nu alleen nog over het eerste thema. Ook ten aanzien van een groot aantal posten dat in het eerste thema aan de orde is, is in de vorige tussenarresten al geoordeeld. Samengevat komt dit op het volgende neer:
Door [geïntimeerde1] aan Guliker te betalen (bedragen incl. btw):
- r.o. 2.3, 2.5 en 2.13 tussenarrest 2 mei 2023 € 125.032,88
Door Guliker aan [geïntimeerde1] te betalen (r.o. 2.1 tussenarrest 2 mei 2023) en door [geïntimeerde1] al betaald (r.o. 2.2 tussenarrest 2 mei 2023):
- r.o. 2.1 € 19.781,15
- r.o. 2.2
€ 130.000,00
Totaal: € 149.781,15
Er moet nog beslist worden over de volgende posten, die [geïntimeerde1] eventueel extra aan Guliker moet betalen:
a. a) r.o. 2.10 tussenarrest 2 mei 2023 (tegels D’Ouwe Steen) € 2.720,50
b) r.o. 2.11 en 2.12 e.v. tussenarrest 2 mei 2023: de vast te stellen redelijke prijs voor de door het hof vastgestelde extra werkzaamheden. € nnb.
Ad a) de tegels van D’Ouwe steen
2.2.
Aan de orde is de vraag of Guliker een bedrag van € 2.720,50 excl. btw (dus: € 3.291,81 incl. btw) voor nieuwe tegels van [geïntimeerde1] aan D’Oude Steen heeft betaald. Guliker heeft ter onderbouwing van dat bedrag verwezen naar drie facturen (productie 15 bij memorie van antwoord in incidenteel appel) voor respectievelijk € 2.724,51 incl. btw met factuurnummer 237072, € 600,85 incl. btw met factuurnummer 239505 en € 71,21 incl. btw met factuurnummer 239620, in totaal dus: € 3.396,57. Het hof heeft (r.o. 2.10 van het tussenarrest van 2 mei 2023) geoordeeld dat indien vastgesteld kan worden dat Guliker het bedrag van € 2.720,50 excl. btw ook daadwerkelijk aan D’Ouwe Steen betaald heeft, deze post voor toewijzing in aanmerking komt. Guliker heeft betalingsbewijzen overgelegd voor deze facturen, behalve dat voor factuur 239505 niet € 600,85 is betaald, maar € 539,76. In totaal komen deze betalingsbewijzen neer op een bedrag van € 3.335.48 (incl. btw). Daarmee heeft Guliker op het eerste gezicht aangetoond dat hij (ten minste) het bedrag van € 2.720,50 excl. btw (€ 3.291,81 incl. btw) betaald heeft.
2.3.
Guliker diende deze betaalbewijzen ten minste tien dagen voor de roldatum waarop de memorie na deskundigenbericht genomen moest worden aan [geïntimeerde1] te verstrekken, zodat deze daarop kon reageren. Dat heeft hij bij vergissing niet gedaan. [geïntimeerde1] heeft daarom gevraagd om deze post af te wijzen, althans aan het niet tijdig overleggen van deze stukken de gevolgen te verbinden die het gerade acht.
2.4.
Het hof zal [geïntimeerde1] in de gelegenheid stellen, indien gewenst, alsnog bij akte te reageren op de overgelegde betalingsbewijzen. Het valt te betreuren dat Guliker deze betalingsbewijzen niet tijdig aan de advocaat van [geïntimeerde1] heeft gestuurd en dat het de advocaten van beide partijen niet gelukt is om overeenstemming te bereiken over een praktische oplossing voor dit verzuim. Deze procedure duurt inmiddels al jaren. Hieronder zal het hof oordelen dat [geïntimeerde1] ook op een ander punt nog bij akte mag reageren. In dat licht is de extra vertraging die het gevolg is van een korte akte om op deze betalingsbewijzen te reageren onvoldoende reden om op grond van de goede procesorde ervan uit te gaan dat Guliker deze facturen niet betaald heeft, terwijl hij deze betaling nu wel met stukken heeft onderbouwd.
Ad b) Redelijke prijs van de resterende werkzaamheden
2.5.
Het hof heeft de deskundige gevraagd te adviseren wat een redelijke aanneemprijs is voor de volgende posten (inclusief materiaalkosten), gebaseerd op een prijspeil van 1 januari 2017:
a. het plaatsen van een glazen deur in de hal/entree naar woonkamer keuken,
b. het plaatsen van een schuifdeur poort en poortdeur t.b.v. afscheiding tuin naar straat,
c. het plaatsen van nieuwe binnendeuren (waarbij de kosten van de binnendeuren zelf buiten
beschouwing moeten blijven),
d. knieschotruimte 1e etage omgebouwd naar kledingkast,
e. berging buiten ingericht met keuken en kastafwerkingen,
f. koof betimmeringen begane grond en eerste verdieping gemaakt,
g. laminaatvloer zolderetage gelegd,
h. badkamermeubilair voorzien van nieuwe fineer afwerkingen,
i. keukenkast ombouw gemaakt,
j. opnieuw betegelen van de entree stoep voor woning en bloembak gemaakt,
k. deurkozijnen draairichting veranderd en kozijnen toegevoegd,
1. koofbetimmeringen geschilderd, en
m. aanbrengen geluidsisolatie boven spanplafonds.
2.6.
De deskundige komt tot een totaalbedrag van € 47.592 incl. btw voor deze posten. Zowel Guliker als [geïntimeerde1] stellen verschillende punten aan de orde.
Algemeen
2.7.
Het hof stelt het volgende voorop. Het hof heeft een deskundige benoemd om een redelijke prijs te bepalen voor werkzaamheden, waarover partijen geen afspraken hebben gemaakt. De deskundige heeft met inachtneming van zijn expertise, op grond van een opname van het werk en na kennisneming van door partijen aan hem verschafte informatie een redelijke prijs bepaald. Een dergelijke redelijke prijs kan afwijken van de prijs die Guliker voor zijn werkzaamheden in rekening heeft gebracht. Het gaat er immers bij het bepalen van een redelijke prijs niet om de prijs te bepalen die Guliker op basis van een nacalculatie in rekening zou hebben gebracht (zie r.o. 2.14 van het arrest van 6 september 2022).
2.8.
Bij verschillende posten wijst Guliker erop dat hij zijn werkzaamheden en het door hem gebruikte materiaal heeft aangetoond en dat de deskundige daar onvoldoende op is ingegaan. Het hof gaat aan dat argument voorbij. Ook als Guliker onderbouwt dat hij meer uren gemaakt en meer materiaal gebruikt heeft, kan daaruit niet zonder meer de conclusie getrokken worden dat de deskundige niet een redelijke prijs heeft bepaald. Behoudens zijn eigen administratie heeft Guliker geen nadere informatie of een bericht van een contradeskundige overgelegd, waaruit de conclusie getrokken kan worden dat de deskundige geen redelijke prijs heeft bepaald. Guliker heeft daarmee het hof onvoldoende handvatten gegeven om het deskundigenbericht opzij te zetten. Ook het argument van Guliker dat zijn uurtarief niet € 32,50 excl. btw moet zijn, maar € 35 excl. btw slaagt niet. De deskundige heeft uitgelegd dat hij is uitgegaan van een uurtarief van € 32,50 en in sommige gevallen van een uurtarief van € 35. Een uurtarief van € 32,50 is ook opgenomen in sommige facturen van Guliker (zie bijvoorbeeld productie 2 bij dagvaarding in de procedure bij de rechtbank). Dat ook een uurtarief van € 35 in sommige gevallen redelijk is, maakt nog niet dat dit tarief ook voor alle werkzaamheden gebruikt moet worden. De deskundige heeft erop gewezen dat de post kleine herstellingen ook compensatie biedt voor niet nader voorziene bijkomende werkzaamheden. Dat deze post niet het verschil dekt tussen het door Guliker gewenste uurtarief en het door de deskundige gehanteerde uurtarief, zoals Guliker aanvoert, maakt niet dat de redelijke prijs die de deskundige heeft vastgesteld onjuist is.
b) Schuifpoort
2.9.
Guliker komt op tegen de redelijke prijs die de deskundige heeft bepaald voor deze post, omdat de materiaalkosten volgens hem hoger zijn en de deskundige de post arbeid voor deze post heeft onderschat. Er zou 196,75 uur aan deze post zijn gewerkt. Het hof volgt Guliker hierin niet, om de redenen hierboven uiteengezet in r.o. 2.8. Dat de deskundige mogelijk in de opsomming van productie 11 de materialen van de poort had kunnen vinden, zoals Guliker betoogt, maakt niet dat zijn oordeel over een redelijke prijs geen stand kan houden. De deskundige is verder van oordeel dat Guliker het aantal uren heeft overschat. Waarom dat oordeel onjuist is, heeft Guliker niet duidelijk gemaakt.
2.10.
[geïntimeerde1] komt ook op tegen toewijzing van een bedrag voor deze post, omdat de poort geen goed functionerend geleidesysteem heeft en het hof al heeft geoordeeld dat Guliker daarmee toerekenbaar tekort is geschoten. Het hof volgt hem niet in dit standpunt, dat al is afgewezen in r.o. 2.36 en 2.41 van het arrest van 6 september 2022. Het hof ziet geen aanleiding op dit standpunt terug te komen.
c) Plaatsen binnendeuren
2.11.
In r.o. 2.11 van het arrest van 2 mei 2023 heeft het hof geoordeeld dat Guliker facturen voor de binnendeuren mocht overleggen, waaruit zou blijken dat de materiaalkosten € 1.573 incl. btw ( is € 1.300 excl. btw) bedroegen. Als dat zo was, zou een aanvullend bedrag voor arbeid worden toegewezen. Guliker heeft facturen overgelegd waaruit de koop van acht deuren blijkt voor een bedrag van 1.607,32 excl. btw. Volgens [geïntimeerde1] ging het echter om zes binnendeuren (nr. 15 van het verweerschrift). Als twee deuren minder in rekening worden gebracht, resteert een bedrag dat minder is dan € 1.573. Dat er sprake was van meer dan zes deuren heeft Guliker niet eerder uitgelegd, terwijl [geïntimeerde1] dit aantal al in de procedure bij de rechtbank heeft genoemd. Niet is komen vast te staan dat de afgesproken prijs van € 1.573 dus alleen zag op materiaal. In het licht van de onduidelijkheid die nu nog over deze post bestaat, heeft Guliker dit onderdeel van zijn vordering onvoldoende onderbouwd. Het hof concludeert daarom dat het bedrag van € 436 excl. btw (€ 528 incl. btw) voor arbeid ten aanzien van deze post op het door de deskundige vastgestelde bedrag van de redelijke prijs in mindering moet worden gebracht.
d) Knieschot eerste etage-kledingkast
2.12.
Guliker komt op tegen de redelijke prijs die de deskundige voor deze post heeft bepaald, omdat er een steiger gebruikt is, waarvan de kosten niet zouden zijn meegenomen en hij meer werkzaamheden heeft verricht dan waarvan de deskundige is uitgegaan en ook meer materialen heeft moeten gebruiken. [geïntimeerde1] is van mening dat uitgegaan is van te veel werkzaamheden. Volgens hem betrof het een bestaande kast, waarin enkel twee deuren zonder spiegel zijn geplaatst.
2.13.
Het hof heeft in r.o. 2.21 onder (iv) van het arrest van 6 september 2022 geoordeeld dat [geïntimeerde1] heeft toegegeven dat er een gipswandje is geplaatst en dat daarmee onvoldoende gemotiveerd is betwist dat de knieschotruimte 1e etage is omgebouwd naar een kledingkast. Als in het standpunt dat [geïntimeerde1] nu inneemt een verzoek gelezen moet worden om op deze bindende eindbeslissing terug te komen, is dat onvoldoende onderbouwd. Het hof kan dat standpunt ook niet rijmen met het eerder ingenomen standpunt van [geïntimeerde1] dat een gipswand is geplaatst (verweerschrift nr. 55). Het hof gaat ook voorbij aan de bezwaren van Guliker. De kosten van de steiger zijn wel opgenomen. Voor het overige verwijst het hof naar hetgeen hiervoor is opgenomen bij r.o. 2.8.
e) berging buiten ingericht met keuken en kastafwerkingen
2.14.
[geïntimeerde1] komt op tegen de redelijke prijs van de deskundige voor deze post. Hij beroept zich op een afspraak met [naam1] , een medewerker van Guliker, dat deze werkzaamheden buiten het werk om zouden worden uitgevoerd met gesloten portemonnee, in ruil voor rolluiken die [naam1] mee mocht nemen. Een dergelijk nieuw verweer had [geïntimeerde1] in zijn eerste processtuk naar voren moeten brengen. Voor een uitzondering op deze in beginsel strakke regel ziet het hof geen reden. Het in dit stadium naar voren brengen van een dergelijk nieuw verweer is ook in strijd met een goede procesorde, omdat het een geheel nieuwe schriftelijke ronde zou vragen, met aansluitend eventueel nog bewijslevering.
f) Koof betimmering
2.15.
Guliker komt op tegen de redelijke prijs voor deze post. Hij vindt dat rekening gehouden moet worden met meerwerk omdat [geïntimeerde1] wijzigingen heeft gevraagd toen het werk al gedeeltelijk voltooid was. Hij klaagt er ook over dat de kosten voor materiaal en het aantal besteedde uren groter is dan waarvan de deskundige uitgaat. Voor zover Guliker zich er nu op beroept dat hij meerwerk heeft moeten doen omdat [geïntimeerde1] zijn eisen heeft veranderd, gaat het hof eraan voorbij. Dat had dan eerder in deze procedure naar voren gebracht moeten worden, zodat [geïntimeerde1] daarop in zijn processtukken had kunnen reageren en het hof daarover een beslissing had kunnen nemen. Het is in strijd met de goede procesorde om in dit stadium van deze toch al lange procedure nog met een dergelijk nieuw punt te komen. Het hof verwijst voor het overige naar r.o. 2.8.
2.16.
[geïntimeerde1] komt ook tegen deze post op, omdat tegenover de werkzaamheden aan deze koof werkzaamheden aan het plafond zijn vervallen. [geïntimeerde1] heeft echter niet duidelijk gemaakt welke posten dan moeten vervallen. In het als productie 20 in hoger beroep door Guliker overgelegde aangepaste overzicht van werkzaamheden waren al posten met betrekking tot het plafond doorgehaald (zie productie 15 bij dagvaarding in de procedure bij de rechtbank en productie 20 van Guliker in hoger beroep). Welke andere posten dan nog doorgehaald zouden moeten worden is uit de memorie na deskundigenbericht van [geïntimeerde1] niet goed te begrijpen. Als [geïntimeerde1] wil dat het hof terugkomt op zijn beslissing in eerdere tussenarresten over welke posten meerwerk in aanmerking genomen moeten worden en welke aanpassingen op de posten in productie 20 in hoger beroep van Guliker gemaakt moeten worden, is hij daarmee te laat. Hij heeft overigens ook niet onderbouwd waarom dat aangewezen is.
h) Badkamer fineer
2.17.
Guliker komt op tegen de redelijke prijs die de deskundige heeft bepaald voor deze post. De deskundige is er volgens hem ten onrechte van uitgegaan dat niet alle meubels zijn voorzien van nieuw fineer, omdat er een kleurverschil door hem is waargenomen. Het hof gaat daaraan voorbij: de deskundige heeft in zijn rapport (op p. 24 van het deskundigenrapport) uitdrukkelijk geschreven dat hij ervan uit is gegaan dat alle meubels in de badkamer beneden en boven zijn voorzien van nieuw fineer. Dat de deskundige in zijn antwoord op de opmerking van Guliker zegt dat hij heeft geoordeeld dat niet vaststaat of alle meubelstukken in zijn geheel opnieuw zijn voorzien van fineer en dat hij daarmee bij zijn raming rekening heeft gehouden is verwarrend, maar is voor de deskundige blijkbaar geen aanleiding geweest om zijn rapport aan te passen. Het hof gaat er daarom vanuit dat de deskundige ervan uitgegaan is dat alle meubels in de badkamers zijn voorzien van nieuw fineer. Guliker wijst er op dat hij aan Willems interieurbouw een bedrag heeft voldaan van € 10.628,94 en dat hij zelf in aanvulling daarop nog 87,5 uur aan deze post zou hebben besteed. Het hof gaat daaraan voorbij. De deskundige heeft vastgesteld dat hij de kosten op de factuur van Willems niet kan relateren aan de getoonde onderdelen. Waarom 87,5 uur, in aanvulling op € 10.628,94 aan kosten van een interieurbouwer, voor het opnieuw fineren van badkamermeubelen een redelijke prijs is, kan het hof aan de hand van de memorie na deskundigenbericht van Guliker ook niet vaststellen. Zie ook r.o. 2.8.
i) Keukenkast, ombouw
2.18.
Guliker komt op tegen de redelijke prijs van de deskundige voor deze post. Volgens hem heeft hij gemotiveerd omschreven welke werkzaamheden hij heeft verricht en welke materialen gebruikt zijn. Het hof gaat daarin niet mee om de redenen gegeven in r.o. 2.8. Ook [geïntimeerde1] komt tegen deze post op. Hij stelt dat hij met [naam1] heeft afgesproken om dit buiten het werk te houden. Dit nieuwe verweer slaagt niet om de redenen gegeven in r.o. 2.14.
j)
Betegelen stoep en bloembak
2.19.
Guliker komt op tegen de redelijke prijs van de deskundige voor deze post. Daarin zou geen arbeid zijn meegenomen. Deze opmerking was echter niet opgenomen in de opmerkingen van Guliker op het concept-deskundigenrapport. Ook stelt het hof vast dat in de begroting van de redelijke prijs van de deskundige een post van € 975 excl. btw voor de plaatsing van de tegels en een post van € 350 excl. btw als toeslag bewerkelijk werk is meegenomen. Er is dus wel een vergoeding voor de uitvoering van de werkzaamheden bij de bepaling van de redelijke prijs heeft meegenomen. Het beroep dat Guliker doet op zijn daadwerkelijk verrichte werkzaamheden slaagt niet, om de redenen uiteengezet in r.o. 2.8. Het aantal uren van 196,75 voor deze werkzaamheden komt het hof overigens ook als bijzonder veel voor.
2.20.
Ook [geïntimeerde1] komt tegen deze post op. Hij beroept zich op een mondelinge afspraak dat voor deze stoep geen kosten in rekening gebracht zouden worden. Daarmee komt [geïntimeerde1] echter terug op de discussie over welke meerwerkposten in aanmerking moeten worden genomen en beroept hij zich op een afspraak waar hij zich eerder niet op heeft beroepen. Dit nieuwe verweer slaagt niet om de redenen gegeven in r.o. 2.14.
l) schilderwerk koof
2.21.
Guliker is het niet eens met de redelijke prijs voor deze post, omdat de deskundige niet is ingegaan op zijn opmerkingen op dit punt. De deskundige heeft in zijn antwoord op de opmerkingen van Guliker aangegeven, dat hij daarin geen aanleiding ziet om zijn raming aan te passen. Het beroep dat Guliker doet op zijn daadwerkelijk verrichte werkzaamheden slaagt niet, om de redenen uiteengezet in r.o. 2.8. 103,5 uur voor het schilderen van de koven komt het hof ook overigens als erg hoog voor. [geïntimeerde1] komt tegen deze post op omdat tegenover deze post, de post “schilderen/sauzen van het plafond” zou moeten vervallen. Voor dit argument geldt wat het hof eerder heeft overwogen in r.o. 2.16.
m) Geluidisolatie spanplafonds
2.22.
De deskundige heeft voor deze post een redelijke prijs van € 635 excl. btw bepaald, maar daarin de materiaalkosten niet meegenomen. Guliker heeft daar in zijn commentaar op het concept- deskundigenrapport op gewezen. Als antwoord heeft de deskundige opgemerkt dat als materiaalkosten meegenomen moeten worden, deze bij dit bedrag moeten worden opgeteld. Het hof oordeelt dat tot de redelijke prijs voor deze werkzaamheden van Guliker op dit punt ook de materiaalkosten horen. De materiaalkosten bedragen volgens Guliker € 1.397,96 excl. btw (€ 1.691,53 incl. btw). [geïntimeerde1] heeft op dit bedrag nog niet kunnen reageren. In de akte die [geïntimeerde1] op grond van r.o. 2.4 nog mag nemen, kan hij voor zover nodig, op dit bedrag reageren. Guliker heeft er ook nog op gewezen dat de deskundige te weinig uur heeft begroot. Het hof gaat hier niet in mee en verwijst naar hetgeen hiervoor is overwogen in 2.8.
2.23.
[geïntimeerde1] verweert zich tegen deze post, omdat deze post in de overeenkomen aanneemprijs zou zijn opgenomen. Het hof heeft in zijn arrest van 6 september 2022 geoordeeld dat geen vaste aanneemprijs is overeengekomen (r.o. 2.10 e.v. van dat arrest) maar dat is afgesproken dat een redelijke prijs zou worden betaald. In r.o. 2.20 e.v. heeft het hof geoordeeld welke werkzaamheden zijn afgesproken, in aanvulling op de werkzaamheden die in het voorstel van 17 oktober 2016 zijn opgenomen. Daarbij hoort ook het aanbrengen van geluidsisolatie boven de spanplafonds. Voor zover [geïntimeerde1] op die beslissing terug wil komen, heeft hij daarvoor onvoldoende redenen gegeven.
Tussenconclusie redelijke prijs voor extra werkzaamheden
2.24.
Het hof zal de conclusie van de deskundige over de redelijke prijs overnemen, met de volgende aanpassingen:
  • Door de deskundige geraamde bedrag (incl. btw): € 47.952,-
  • Vermindering o.g.v. r.o. 2.11 - € 528,-
Totaal € 47.424,-
Tussenconclusie: wat moet [geïntimeerde1] aan Guliker betalen (de vordering in conventie)
2.25.
In de vordering van Guliker op [geïntimeerde1] moet [geïntimeerde1] aan Guliker betalen (bedragen incl. btw):
- r.o. 2.1: € 125.032,88
- redelijke prijs voor extra werkzaamheden (r.o. 2.24)
€ 47.424,00
Subtotaal € 172.456,88
Door Guliker al aan [geïntimeerde1] betaald: (r.o. 2.1):
-€ 130.000,00
Restant door [geïntimeerde1] aan Guliker te betalen € 42.456,88
2.26.
Dit bedrag moet, afhankelijk van de reactie van [geïntimeerde1] bij akte op grond van r.o. 2.4 en 2.22, eventueel nog worden verhoogd met:
- facturen D’Ouwe Steen, zie r.o. 2.2 e.v. € 3.291,81
- materiaalkosten voor de geluidsisolatie van de spanplafonds (r.o. 2.22)
€ 1.691,53
Het voorgaande betekent dat [geïntimeerde1] in ieder geval aan Guliker
€ 42.456,88moet betalen, eventueel vermeerderd met € 3.291,81 en/of € 1.691,53. Daarmee komt het maximum dat [geïntimeerde1] als redelijke prijs aan Guliker moet betalen uit op € 47.440,22.
Opschorting
2.27.
[geïntimeerde1] heeft zich beroepen op opschorting van zijn verbintenis om Guliker te moeten betalen. Tegelijkertijd heeft [geïntimeerde1] ontbinding van de overeenkomst gevorderd voor zover deze zag op de gebrekkige prestaties. Deze ontbinding is door de rechtbank toegewezen en ook het hof zal deze vordering toewijzen, omdat vaststaat dat Guliker toerekenbaar tekort is geschoten en niet is gesteld dat deze tekortkoming de ontbinding niet rechtvaardigt. Nakoming van de overeenkomst is daarmee voor zover het ziet op de gebrekkige prestaties niet meer mogelijk en het hof bepaalt in dit arrest ook welke schadevergoeding Guliker aan [geïntimeerde1] in verband daarmee moet betalen (volgens de route zoals eerder door het hof vastgesteld, zie r.o. 2.41 van het arrest van 6 september 2022). Voor zover [geïntimeerde1] Guliker moet betalen voor de niet gebrekkige prestaties heeft Guliker al gepresteerd en is vastgesteld dat de prestaties niet gebrekkig zijn. Voor opschorting van de betalingsverbintenis bestaat dan ook geen reden meer.
Verrekening van vordering tot schadevergoeding van [geïntimeerde1] op Guliker
2.28.
In r.o. 2.43 van het arrest van 6 september 2022 heeft het hof geoordeeld dat Guliker € 19.781,15 aan [geïntimeerde1] moet betalen als schadevergoeding, met wettelijke rente vanaf 28 december 2018. [geïntimeerde1] heeft zich echter op verrekening beroepen van deze vordering tot vergoeding van zijn schade met zijn verbintenis om Guliker te betalen (nr. 45 van het verweerschrift in de procedure bij de rechtbank). Omdat het hof tot de conclusie komt dat [geïntimeerde1] toch nog een bedrag aan Guliker moet betalen, is dat beroep op verrekening weer relevant. Als gevolg van de verrekening gaat de vordering van Guliker op [geïntimeerde1] teniet voor een bedrag van € 19.781,15. Er resteert dan een bedrag dat [geïntimeerde1] aan Guliker moet betalen van € 22.675,73, als het bedrag voor de facturen van D’Ouwe Steen en de materiaalkosten voor de geluidsisolatie niet worden toegewezen. Als de bedragen daarvoor wel worden toegewezen, resteert een bedrag van (maximaal) € 27.659,07.
Wettelijke rente
2.29.
Guliker heeft wettelijke rente gevorderd vanaf 24 november 2018. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen. Guliker vordert in hoger beroep dat zijn vorderingen alsnog worden toegewezen. Het hof begrijpt die vordering zo, dat Guliker daarmee ook opkomt tegen de afwijzing van wettelijke rente over het aan hem toekomende bedrag. [geïntimeerde1] heeft zich tegen de vordering tot betaling van wettelijke rente verweerd. Hij wijst erop dat geen wettelijke rente verschuldigd is vanaf de vervaldata van de facturen, zoals Guliker in het lichaam van zijn dagvaarding heeft gesteld, omdat geen fatale termijn is afgesproken en [geïntimeerde1] pas vanaf verzuim wettelijke rente verschuldigd is. Het hof volgt [geïntimeerde1] daarin: een fatale termijn moet zijn afgesproken. Het enkel verzenden van een factuur, zoals Guliker in dit geval heeft gesteld, is niet voldoende om te concluderen dat de vervaltermijn van deze facturen ook als fatale termijn is afgesproken.
2.30.
Guliker heeft echter ook gesteld dat hij [geïntimeerde1] in gebreke heeft gesteld en als productie 7 ook een aanmaning overgelegd van 7 juni 2018, waarin [geïntimeerde1] is gemaand om binnen veertien dagen nadat de aanmaning door hem was ontvangen het volgens Guliker uitstaande bedrag te betalen. Dat kwalificeert als een ingebrekestelling. Door daaraan niet te voldoen is [geïntimeerde1] in verzuim gekomen. Wettelijke rente zal daarom worden toegewezen over het door [geïntimeerde1] te betalen bedrag vanaf 24 november 2018, omdat wettelijke rente vanaf die datum is gevorderd.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.31.
Guliker vordert ook buitengerechtelijke incassokosten op grond van artikel 6:96 BW. In dit geval betreft het een vordering tot voldoening van een geldsom uit overeenkomst, te voldoen door een natuurlijke persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is daarom van toepassing. Op grond van artikel 6:96 lid 6 BW zijn buitengerechtelijke incassokosten in een dergelijk geval eerst verschuldigd nadat de schuldenaar ( [geïntimeerde1] )
na het intreden van het verzuimvruchteloos is aangemaand tot betaling binnen een termijn van veertien dagen, aanvangende de dag na aanmaning. Guliker heeft een dergelijke aanmaning wel verstuurd, maar zoals in r.o. 2.29 is toegelicht, is onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat [geïntimeerde1] toen deze aanmaning werd verstuurd (op 7 juni 2018) al in verzuim was. Daarmee is niet voldaan aan de vereisten om buitengerechtelijke incassokosten toe te wijzen.
Beslagkosten
2.32.
Guliker heeft beslagkosten gevorderd. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen en het beslag opgeheven, omdat de rechtbank van oordeel was dat [geïntimeerde1] niets meer aan Guliker hoefde te betalen. Uit het bovenstaande en de eerdere arresten blijkt dat het hof tot een andere conclusie komt. Het beslag is ten onrechte opgeheven. Guliker vordert in hoger beroep dat zijn vorderingen alsnog worden toegewezen. Het hof begrijpt die vordering zo, dat Guliker daarmee ook opkomt tegen de afwijzing van de beslagkosten. Guliker heeft de beslagstukken als productie 8 bij dagvaarding overgelegd. De gevorderde griffierechten voor het verzoekschrift tot beslaglegging worden niet toegewezen, omdat die reeds verrekend zijn met het griffierecht in de hoofdzaak.
2.33.
De beslagkosten bedragen:
- Advocaatkosten (1 punt): € 461,00
- Proces-verbaal beslaglegging (incl. inschrijving kadaster) € 223,60
- Exploot van overbetekening:
€ 68,58
Totaal € 753,18
Conclusie
2.34.
[geïntimeerde1] moet Guliker nog een bedrag betalen voor de verrichte werkzaamheden. Het hoger beroep van Guliker slaagt dus voor zover het ziet op de vordering van Guliker (grieven 1 tot en met 4 in het principaal hoger beroep slagen). Guliker is ook opgekomen tegen de door [geïntimeerde1] gevorderde en door de rechtbank uitgesproken verklaring voor recht dat hij toerekenbaar tekort is geschoten. Het hof komt echter tot dezelfde conclusie als de rechtbank (grieven 5 en 6 in het principaal hoger beroep falen). Guliker is ook opgekomen tegen het oordeel dat hij is tekortgeschoten en de daaruit voortvloeiende verklaring voor recht dat de aanneemovereenkomst is ontbonden voor zover het de ondeugdelijke werkzaamheden betreft. Die klachten slagen niet (grief 8 tot en met 16 en 20 slagen niet). Grief 17 slaagt gedeeltelijk, alleen voor zover Guliker opkomt tegen de ingangsdatum van de wettelijke rente. Voor het overige faalt grief 17. De ontbinding blijft in stand. De klachten van Guliker tegen zijn veroordeling om een bedrag aan [geïntimeerde1] te moeten betalen en de opheffing van het conservatoire beslag slagen wel (grieven 7 en 18). Ook moet worden toegewezen de vordering van Guliker tot terugbetaling van wat hij heeft betaald om aan het vonnis van de rechtbank te voldoen. Het hoger beroep van Guliker slaagt dus gedeeltelijk. Het hoger beroep van [geïntimeerde1] slaagt niet.
De proceskosten
2.35.
Het hof zal de proceskosten van de procedure bij de rechtbank compenseren, omdat beide partijen over en weer gedeeltelijk in het gelijk en gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld. De proceskostenveroordeling van Guliker door de rechtbank zal worden vernietigd (grief 19 slaagt).
2.36.
In het hoger beroep van Guliker en in het hoger beroep van [geïntimeerde1] zal het hof [geïntimeerde1] in de proceskosten veroordelen, berekend over het toe te wijzen bedrag. De toe- of afwijzing van het bedrag voor de facturen van D’Ouwe Steen en de materiaalkosten voor de geluidsisolatie van de spanplafonds heeft verder geen invloed op de omvang van de proceskosten.
2.37.
In het hoger beroep van Guliker bedragen de toe te wijzen proceskosten:
griffierecht € 5.610,-
salaris advocaat: 3 punten à tarief III (€ 1.571) € 4.713,-.
2.38.
De proceskosten van Guliker in het hoger beroep van [geïntimeerde1] , die [geïntimeerde1] zal moeten betalen, bedragen de helft van de proceskosten in het hoger beroep van Guliker, dus: € 2.356,50.
Hoe nu verder
2.39.
[geïntimeerde1] mag een akte nemen om alsnog te reageren op de overgelegde facturen van D’Ouwe Steen zoals beschreven in r.o. 2.4 en om te reageren op het door Guliker gestelde bedrag aan materiaalkosten geluidsisolatie spanplafonds (r.o. 2.22).
2.40.
Met uitzondering van deze twee posten, heeft het hof hierboven uitgespeld welke uitkomst een eindarrest zal bevatten. De procedure duurt inmiddels meer dan zes jaar. Aan de hand van de uitkomst die het hof hierboven heeft uiteengezet kunnen partijen overwegen om door een schikking het geschil op korte termijn te beëindigen.

3.De beslissing

Het hof:
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van 4 maart 2025, zodat [geïntimeerde1] een akte kan nemen zoals voorzien in r.o. 2.4 en r.o. 2.22.
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.S.A van Dam, L.A. de Vrey en J.C.J. Luijten en is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en door hem in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2025.