ECLI:NL:GHARL:2025:6733

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 oktober 2025
Publicatiedatum
30 oktober 2025
Zaaknummer
21-004983-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor winkeldiefstal met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de verdachte voor twee winkeldiefstallen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest. Het hof heeft het beroep van de verdediging op vrijwillige terugtred verworpen, omdat de verdachte op het moment dat hij de producten onder zijn jas stopte, deze al had onttrokken aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 23 oktober 2024 heeft de verdachte een speaker van het merk 'JBL' weggenomen uit een Mediamarkt-winkel, en op 4 november 2024 heeft hij meerdere levensmiddelen en winkelgoederen weggenomen uit een supermarkt. De verdachte heeft tijdens de zitting zijn betrokkenheid bij de diefstallen erkend, maar voerde aan dat hij de goederen weer had teruggelegd, wat het hof niet als vrijwillige terugtred beschouwde. Het hof heeft de eerdere veroordelingen van de verdachte meegewogen in de strafoplegging, evenals zijn persoonlijke omstandigheden, maar oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004983-24
Uitspraakdatum: 29 oktober 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Leeuwarden, van 18 november 2024 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-337978-24 en 18-351165-24, tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 15 oktober 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-337978-24 en het in de zaak met parketnummer 18-351165-24 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zestig dagen, met aftrek van het voorarrest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsvrouw, mr. A.M. Veld, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 18 november 2024, waartegen het hoger beroep is gericht, de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-337978-24 en het in de zaak met parketnummer 18-351165-24 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestig dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan dertig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht;
  • het meewerken aan diagnostiek en behandeling, waaronder indien nodig een kortdurende klinische opname kan vallen na een daartoe strekkend bevel van de rechter;
  • het meewerken aan controle op het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zaak met parketnummer 18-337978-24:
hij op of omstreeks 23 oktober 2024 te [plaats] , althans in de [gemeente] , in of uit of bij een winkel gelegen aan [adres] , een speaker, merk: 'JBL', in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf Mediamarkt, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
zaak met parketnummer 18-351165-24 (gevoegd):
hij op of omstreeks 4 november 2024 te [plaats] , althans in de [gemeente] , in of uit of bij een winkel gelegen aan [adres] , meerdere levensmiddelen en/of winkelgoederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [supermarkt] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

De door het hof gebezigde bewijsmiddelen

Zaak met parketnummer 18-337978-24:
Het hof volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door de verdediging ten aanzien van dit feit geen vrijspraak is bepleit.
1. De bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank op 18 november 2024;
2. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 23 oktober 2024, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van politie Eenheid [regio] , onderzoeksnummer PL0100-2024290825 d.d. 24 oktober 2024, inhoudend de verklaring van [naam 1] namens Mediamarkt.
Zaak met parketnummer 18-351165-24 (gevoegd):
1. Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 5 november 2024, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van politie Eenheid [regio] , onderzoeksnummer PL0100-2024302894 d.d. 5 november 2024, inhoudend de verklaring van [naam 2] namens [supermarkt] :
Plaats delict: [adres]
Pleegdatum: 4 november 2024
De goederen zijn door de verdachte uit het zicht gebracht. Stopt deze in zijn jas.
De verdachte passeerde de kassa zonder de goederen ter betaling aan te bieden.
De volgende goederen zijn bij de diefstal weggenomen: worsten en twee producten uit de diepvries.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 4 november 2024, opgenomen op pagina 8 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Naar aanleiding van de winkeldiefstal heeft de bedrijfsleider van de betreffende [supermarkt] gevestigd aan [adres] beelden aangeleverd.
Hierbij worden de beelden beschreven welke zijn aangeleverd.
Op het bewegend beeld, tijdstip 4-11-2024 13.54.30 uur is te zien dat betreffende verdachte met een leeg oranje winkelmandje de supermarkt in loopt.
Verdachte draagt een blauwe spijkerbroek, gewatteerde groene jas en een groene muts met een wit vierkant embleem voor op deze muts. Verdachte is een man en heeft een baardje van een paar dagen.
Tussen tijdstippen 4-11-2024 13.57.00 uur en 13.57.35 uur loopt verdachte naar de diepvrieskast. Verdachte opent de deur en pakt 2 goederen uit de diepvrieskast en legt deze vervolgens in het oranje mandje, welke aan zijn linkerarm hangt en loopt verder.
Tussen tijdstippen 4-11-2024 13.57.49 uur en 13.58.21 uur loopt de verdachte het gangpad snoep en chips in en loopt richting de camera. Verdachte opent al lopend de rits van zijn jas. Vervolgens is te zien dat verdachte zich omdraait en zoals het lijkt 2 goederen uit het mandje pakt en 1 voor 1 in zijn geopende jas verstopt. Vervolgens loopt hij weg van de camera en sluit zijn jas.
Tussen tijdstippen 4-11-2024 13.58.17 uur en 13.58.49 uur loopt de verdachte met het lege mandje naar de kopse kant van de stelling droge worsten en pakt daar een pak met worst en legt deze in het winkelmandje. Vervolgens loopt verdachte met het mandje aan zijn linkerarm het gangpad soep en wijn in.
Tussen tijdstippen 4-11-2024 13.58.58 uur en 13.59.12 uur komt verdachte aan aan het einde van het diepvrieseiland met het oranje mandje. Draait zich om bij een stelling zodat zijn voorzijde niet te zien is en beweegt het mandje voor zich, daarna weer naast zich en loopt vervolgens weg van de camera terwijl hij zijn jas naar beneden trekt.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding verdachte d.d. 5 november 2024, opgenomen op pagina 10 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :

Verdachte

Achternaam: [achternaam]
Voornamen: [voornaam]
Geboren: [geboortedatum] 1981

Bevindingen

Op 4 november 2024 kregen wij van de meldkamer de melding omtrent een heterdaad winkeldiefstal. Verdachte zou de supermarkt uit zijn gerend. Van de meldkamer een signalement doorgekregen. Ter hoogte van [adres] te [plaats] zagen wij een persoon lopen die voldeed aan het signalement. De persoon is hierop aangehouden.
Bewijsoverweging ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18-351165-24 ten laste gelegde
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 18-351165-24 ten laste gelegde. Hiertoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat sprake is van vrijwillige terugtred. Verdachte heeft de producten, nadat hij deze onder zijn jas had gestopt, weer teruggelegd in de schappen. De producten zijn nooit aan de feitelijke heerschappij van de supermarkt onttrokken geweest, waardoor de diefstal niet is voltooid.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het namens verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 18-351165-24 ten laste gelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt in het bijzonder het volgende.
Voor een veroordeling ter zake van diefstal van een aan een ander toebehorend goed - een en ander als bedoeld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht - is vereist het oogmerk om wederrechtelijk, zonder toestemming van de eigenaar, over het weggenomen goed als heer en meester te beschikken. Het oogmerk tot wederrechtelijke toe-eigening moet aanwezig zijn op het tijdstip van het wegnemen.
Voorts is vereist dat de dader zich de feitelijke heerschappij over dat goed heeft verschaft dan wel dit aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken.
Het hof stelt de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op camerabeelden van de [supermarkt] is te zien dat verdachte op 4 november 2024 met een leeg winkelmandje de supermarkt in loopt. Verdachte loopt naar de diepvrieskast, pakt hier twee goederen uit de schappen en stopt deze in zijn winkelmandje. Vervolgens loopt verdachte door een gangpad en opent hij al lopend de rits van zijn jas. Verdachte draait zich om en lijkt twee goederen uit het mandje te pakken en onder zijn geopende jas te stoppen. Hierna loopt hij met het lege mandje naar de stelling met droge worsten. Hij pakt daar een worst en legt deze in zijn winkelmandje. Verdachte komt vervolgens aan bij het einde van het diepvrieseiland. Hij draait zich om zodat zijn voorzijde niet te zien is en beweegt het mandje voor zich, daarna weer naast zich en loopt vervolgens weg van de camera terwijl hij zijn jas naar beneden trekt. Het hof leidt hieruit af dat de verdachte de goederen onder zijn jas heeft gestopt.
Uit de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte leidt het hof af dat hij het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft gehad. Verdachte heeft welbewust meerdere producten uit de schappen gepakt, in zijn mandje gelegd en vervolgens – terwijl hij met zijn rug naar de camera stond – onder zijn jas gestopt. Uit dat handelen leidt het hof af dat verdachte de goederen heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
Het beroep van verdachte op vrijwillige terugtred omdat hij de goederen op enig moment weer in de schappen teruggelegd zou hebben nadat hij ze onder zijn jas had gestopt, maakt dit, wat hier verder ook van zij, niet anders. Op het moment dat verdachte de producten onder zijn jas stopte, had hij deze al onttrokken aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende en daarover als heer en meester beschikt. Op dat moment is al sprake van een voltooide diefstal. Van een vrijwillige terugtred kan geen sprake meer zijn als het delict voltooid is.
Gelet op het voorgaande – in onderling verband en samenhang bezien – acht het hof bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een winkeldiefstal.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel – ook in onderdelen – slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-337978-24 en in de zaak met parketnummer 18-351165-24 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
zaak met parketnummer 18-337978-24:
hij op 23 oktober 2024 te [plaats] , uit een winkel gelegen aan [adres] , een speaker, merk: 'JBL', die aan winkelbedrijf Mediamarkt toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
zaak met parketnummer 18-351165-24 (gevoegd):
hij op 4 november 2024 te [plaats] , in een winkel gelegen aan [adres] , meerdere winkelgoederen, die aan [supermarkt] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-337978-24 en in de zaak met parketnummer 18-351165-24 bewezenverklaarde levert op:

telkens: diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen. Met zijn handelen heeft verdachte niet alleen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de gedupeerde winkeliers, maar ook schade, overlast en ergernis bij deze winkeliers veroorzaakt.
Het hof heeft bij de strafoplegging verder gelet op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 9 september 2025. Hieruit volgt dat verdachte eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan. Het hof weegt dat in strafverzwarende zin mee en legt daarom een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op.
Het hof houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat verdachte een woning heeft. Hij krijgt een uitkering en werkt daarnaast voor een bedrijf dat oud ijzer recyclet. Ook zit verdachte in budgetbeheer. De verslavingsproblematiek is nog aanwezig, maar verdachte is bezig om dit af te bouwen. Verdachte is inmiddels een paar keer bij [Verslavingszorg] langs geweest om te kijken wat zij voor hem kunnen betekenen.
De politierechter heeft aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd en daaraan bijzondere voorwaarden verbonden. Het hof overweegt dat er geen recent reclasseringsrapport over verdachte is opgesteld, omdat de reclassering – ondanks meerdere pogingen – geen contact met verdachte heeft kunnen krijgen. Het laatst opgemaakte reclasseringsrapport dateert van 31 oktober 2024. Het hof heeft niet met verdachte kunnen bespreken in hoeverre dit rapport nog actueel is. Gelet op het ontbreken van een actueel reclasseringsadvies en de omstandigheid dat verdachte niet heeft gereageerd op uitnodigingen van de reclassering om een nieuw reclasseringsadvies op te stellen, heeft het hof onvoldoende vertrouwen dat verdachte openstaat voor hulpverlening in een strafrechtelijk kader. Het hof zal daarom geen bijzondere voorwaarden opleggen aan verdachte.
Anders dan de advocaat-generaal en de raadsvrouw, acht het hof de oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf geboden. Het hof legt een voorwaardelijke straf van een langere duur op dan de rechtbank, omdat het hof van oordeel is dat verdachte, mede gelet op zijn strafblad en het gebrek aan medewerking aan rapportage door de reclassering, een flinke stok achter de deur nodig heeft om te voorkomen dat hij opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten zal begaan. Alles afwegend acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van negentig dagen, waarvan zestig dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-337978-24 en in de zaak met parketnummer 18-351165-24 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-337978-24 en in de zaak met parketnummer 18-351165-24 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Hofstra, voorzitter,
mr. M.E. de Boer en mr. J. Bijlsma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Renders, griffier,
en op 29 oktober 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.