In deze zaak heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op 16 april 2025 een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van de minderjarige [naam1] tot 16 januari 2026. De moeder van [naam1] is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep aangetekend bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof heeft de zaak op 30 september 2025 behandeld, waarbij de moeder, de raad voor de kinderbescherming, de gecertificeerde instelling (GI) en de vader van [naam1] aanwezig waren. De raad heeft verzocht om geheimhouding van bepaalde informatie in het dossier voor de vader en [naam3]. Het hof heeft besloten dat de vader en [naam3] geen inzage krijgen in het niet aangepaste verweerschrift van de raad, maar wel in het aangepaste verweerschrift.
Het hof heeft de situatie van [naam1] en de omstandigheden van de ouders zorgvuldig overwogen. De moeder heeft recentelijk een zelfstandige woonruimte, maar het hof oordeelt dat dit niet betekent dat [naam1] weer thuis kan wonen. De moeder is nog steeds niet in staat om de benodigde stabiliteit en zorg te bieden. Het hof concludeert dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam1] terecht is verleend en bekrachtigt de beslissing van de kinderrechter. Het hof benadrukt het belang van hulpverlening voor de moeder om haar draagkracht en weerbaarheid te vergroten, zodat zij emotioneel beschikbaar kan zijn voor de opvoeding van [naam1].