ECLI:NL:GHARL:2025:6312

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 oktober 2025
Publicatiedatum
13 oktober 2025
Zaaknummer
21-000643-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van zorgverlener met gedeeltelijke ontoerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 oktober 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1991, heeft hoger beroep ingesteld tegen een veroordeling voor mishandeling van een zorgverlener, waarbij hij een medewerker van Lentis heeft gebeten en een kopstoot heeft gegeven. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en een verbod op drugs en alcohol.

Het hof heeft het hoger beroep beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte op 5 juli 2022, terwijl hij in een gesloten afdeling verbleef, de zorgverlener heeft mishandeld. De verdachte heeft aangevoerd dat hij ten tijde van de mishandeling volledig ontoerekeningsvatbaar was, wat door zijn raadsman werd onderbouwd met medische stukken. Het hof heeft echter geoordeeld dat, hoewel de verdachte psychische problemen heeft, er onvoldoende bewijs is dat hij volledig ontoerekeningsvatbaar was op het moment van de mishandeling.

Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van een andere mishandeling. Het vonnis van de politierechter is vernietigd, en het hof heeft opnieuw recht gesproken. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, met een proeftijd van twee jaar en de eerder genoemde bijzondere voorwaarden. Het hof heeft de strafoplegging gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de psychische toestand van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000643-24
Uitspraakdatum: 8 oktober 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 29 januari 2024 met parketnummer 18-309364-22 in de strafzaak tegen

[verdachte]

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 24 september 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte voor het tenlastegelegde tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren en met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. G. Bakker, naar voren is gebracht.

De omvang van het hoger beroep

Aan verdachte is onder één feit cumulatief tenlastegelegd – kortgezegd - dat hij [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld. De politierechter heeft verdachte vrijgesproken van de mishandeling van [slachtoffer 1] . Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid Sv staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven beslissing tot vrijspraak met betrekking tot de mishandeling van [slachtoffer 1] .

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft verdachte veroordeeld voor het tenlastegelegde tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken proeftijd van twee jaren en met daaraan verbonden als bijzondere voorwaarden een meldplicht, beschermd wonen en een drugs- en alcoholverbod.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, om proceseconomische redenen vernietigen. Het hof zal opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 5 juli 2022 te [plaats] , althans in de [gemeente] [slachtoffer 2] (medewerker van Lentis) heeft mishandeld door [slachtoffer 2] te bijten en/of te krabben en/of slaan en/of te stompen en/of een kopstoot te geven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 juli 2022 te [plaats] , [slachtoffer 2] (medewerker van Lentis) heeft mishandeld door [slachtoffer 2] te bijten en of een kopstoot te geven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte verbleef op 5 juli 2022 in het kader van een zorgmachtiging op een gesloten afdeling bij Lentis te [plaats] en heeft toen een medewerker van Lentis gebeten en hem een kopstoot gegeven.
Namens verdachte is bepleit dat verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van deze mishandeling. Ter onderbouwing van deze stelling heeft de raadsman bij brief van 11 september 2025 de medische geschiedenis van verdachte geschetst en daarbij medische stukken, waaronder het behandelplan van verdachte, overgelegd. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep hierover, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij lijdt aan schizofrenie en dat hij op de bewuste dag gedesoriënteerd en psychotisch was en dat hij – in zijn beleving op dat moment – werd overrompeld dan wel aangevallen door het zorgpersoneel.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het dossier blijkt dat verdachte maandelijks verplichte depotmedicatie ontving. Op 5 juli 2022 zou er opnieuw een depot worden gezet en dat dit ook met hem was besproken. Volgens een van de medewerkers van Lentis leek verdachte op de gang in de gaten te hebben gekregen dat het personeel van plan was hem weer zijn medicatie te geven. Vervolgens heeft verdachte zich in zijn kamer zo opgesteld dat hij gereed was om aan te vallen en is hij, toen de zorgmedewerkers zijn kamer binnenkwamen, gelijk fysiek geworden. Naar het oordeel van het hof vormen deze gedragingen – en de omstandigheid dat verdachte tot dat moment was ingeregeld op medicatie - aanwijzingen dat verdachte beredeneerd dan wel berekenend heeft gehandeld.
Het lijdt geen twijfel dat verdachte kampt met ernstige psychische problematiek. Op 16 juni 2023 is verdachte in het kader van een trajectconsult in de onderhavige strafzaak gezien door GZ-psycholoog [naam] . Verdachte heeft geweigerd in gesprek te gaan en de psycholoog heeft daardoor geen uitspraken kunnen doen over mogelijke psychische problematiek van verdachte ten tijde van het feit.
Uit de door de raadsman overgelegde stukken volgt dat verdachte na het incident is overgeplaatst naar de [kliniek] en daar in de separeer heeft verbleven en dat toen sprake was een floride psychotisch toestandsbeeld. Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij door een gebeurtenis als die op 5 juli 2022 snel angstig, getraumatiseerd en psychotisch kan raken. Gelet op deze verklaring is het voor het hof niet mogelijk om vast te stellen of het psychotische toestandsbeeld dat in de [kliniek] is waargenomen ook reeds bestond ten tijde van het incident op 5 juli.
Alles overziend constateert het hof dat verdachte op 5 juli 2022 enerzijds gedrag heeft vertoond dat er naar uiterlijke verschijningsvorm op duidt dat verdachte zich tenminste in enige mate bewust tegen de toediening van gedwongen medicatie heeft verzet, terwijl er anderzijds onvoldoende aanwijzingen bestaan voor een zodanige (doorwerking van een) psychische stoornis ten tijde van het incident dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht. Verdachte is daarmee een strafbare dader aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Voornoemde GZ-psycholoog ziet in de voorgeschiedenis en in de uiteenlopende pathologie van verdachte voldoende aanwijzingen om een eventuele doorwerking van zijn problematiek in het tenlastegelegde te kunnen beredeneren. Het hof neemt op basis hiervan aan dat verdachtes psychische problematiek deels heeft doorgewerkt in zijn handelen ten tijde van het bewezenverklaarde feit. Het hof zal dit feit daarom in verminderde mate aan verdachte toerekenen.

Oplegging van straf

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling op een gesloten afdeling van een kliniek door een medewerker van Lentis te bijten en hem een kopstoot te geven. Verdachte heeft dit gedaan toen hij zich verzette tegen gedwongen toediening van medicatie. Hij heeft een zorgverlener, die gewoon zijn werkzaamheden uitoefende en in het belang van verdachte handelde, op nare wijze verwond.
Het hof heeft gelet op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 augustus 2025, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsdelicten tegen beroepsbeoefenaars. Het hof heeft hiervoor reeds overwogen dat verdachte lijdt aan psychische stoornissen en dat het feit hem in verminderde mate kan worden toegerekend. Verdachte verblijft in het kader van de zorgmachtiging thans in een beschermde woonomgeving. Reclassering Nederland heeft in een rapport van 19 mei 2023 opgetekend dat de risico’s op geweldsincidenten zich met name voordoen wanneer verdachte drugs en/of alcohol gebruikt. De reclassering schetst daarom een plan van aanpak gericht op het voorkomen van middelengebruik, waarmee een bijdrage kan worden geleverd aan de ggz-aanpak en de risico’s op agressie kunnen worden geminimaliseerd. De reclassering adviseert daarom enkele bijzondere voorwaarden te koppelen aan een voorwaardelijk strafdeel, te weten een meldplicht, beschermd wonen, en een drugs- en alcoholverbod. De reclassering geeft daarbij duidelijk aan dat de ggz-aanpak leidend dient te zijn en dat een goede afstemming met de ggz nodig zal zijn.
Het hof acht, alles afwegende, oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. Daaraan zal het hof de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, met als doel om de reclassering (zo nodig) een ondersteunende rol te bieden bij de ggz-aanpak en tevens om een justitieel kader achter de hand te hebben in het geval het civiele kader niet langer werkbaar zou blijken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing tot vrijspraak met betrekking tot de mishandeling van [slachtoffer 1] .
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de verdachte (gezamenlijke) gesprekken heeft met de reclassering en de ggz. De verdachte zal op locatie worden bezocht door een toezichthouder. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- dat de verdachte gedurende de volledige proeftijd zal verblijven in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering en betrokken ggz-instellingen. Het verblijf kan starten wanneer zou blijken dat er voldoende vertrouwen is ontstaan in het nakomen van afspraken tussen de verdachte, de ggz en de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- dat het de verdachte gedurende de volledige proeftijd verboden is drugs te gebruiken. De verdachte werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
- dat het de verdachte gedurende de volledige proeftijd verboden is alcohol te gebruiken. De verdachte werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van
voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Aldus gewezen door
mr. M.E. de Boer, voorzitter,
mr. H.J. Deuring en mr. L.J. Hofstra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier,
en op 8 oktober 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.