In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 september 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [belanghebbende] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 13 februari 2024. De rechtbank had de beroepen van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een uittreksel uit het handelsregister, waaruit de vertegenwoordigingsbevoegdheid van belanghebbende zou blijken. De heffingsambtenaar van de gemeente Renkum had eerder de waarde van onroerende zaken vastgesteld en aanslagen onroerendezaakbelasting opgelegd. Belanghebbende had hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. In hoger beroep stelde het hof vast dat belanghebbende geen uittreksel had overgelegd, waardoor niet kon worden vastgesteld of de gemachtigde bevoegd was om beroep in te stellen. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen sprake was van overschrijding van de redelijke termijn. Het hof concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.