In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 februari 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Overijssel. De Rechtbank had het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De heffingsambtenaar van de gemeente Wierden had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 258.000 op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar handhaafde de beschikking en de aanslag. Belanghebbende ging in beroep bij de Rechtbank, die het beroep niet-ontvankelijk verklaarde omdat het beroepschrift te laat was ingediend. Belanghebbende stelde dat hij de uitspraak op bezwaar pas op 11 januari 2023 had ontvangen en dat hij daarom tijdig beroep had ingesteld. Het Hof oordeelde echter dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de uitspraak op bezwaar op 23 november 2022 ter post was bezorgd, waardoor de beroepstermijn op 24 november 2022 was aangevangen. Het Hof concludeerde dat het beroepschrift buiten de wettelijke termijn was ingediend en dat er geen redenen waren om de termijnoverschrijding niet aan belanghebbende toe te rekenen. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd. Er werd geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.