3.2Belanghebbende stelt in hoger beroep dat:
a. voor een correctie uit hoofde van een bijtelling vanwege gebruikelijk loon in 2016 geen plaats is nu [naam5] in 2016 blijkens haar aangifte Vpb een verlies heeft geleden van € 20.205, en indien rekening zou worden gehouden met de door de Inspecteur in aanmerking genomen rentecorrectie - zie hierna onder b. – zelfs een verlies van € 50.605. Er is sprake van een structurele verliessituatie;
b. de Inspecteur ter zake van de terbeschikkingstelling aan [naam4] en [naam5] :
- ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de schulden van belanghebbende aan [naam4] van € 159.118 en aan [naam5] van € 278.732 (50% van € 557.465); deze dienen voor de berekening van resultaat uit terbeschikkingstelling te worden gesaldeerd, en
- de rente op de vorderingen van belanghebbende niet op zakelijke gronden heeft bepaald: de marktrente is 2% en geen 6 % zoals de Inspecteur voorstaat, en
- bij de aanslagregeling inkomstenbelasting 2014 en 2015 het door belanghebbende gehanteerde rentepercentage heeft geaccepteerd en dat belanghebbende daaraan het in rechte te honoreren vertrouwen kan ontlenen dat dit rentepercentage ook bij de vaststelling van zijn aanslag IB/PVV 2016 door de Inspecteur zal worden gehanteerd;
c. de rendementsgrondslag voor het jaar 2016 rekening houdend met de van toepassing zijnde leegwaarderatio’s van de onroerende zaken, dient te worden vastgesteld op nihil;
d. als de rente op schulden in box 3 ook op 6% wordt gesteld, belanghebbende in box 3 een verlies maakt op zijn onroerend goed van € 95.000. Dat is een buitensporige last en daarmee een schending van artikel 1 van het Eerste Protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EP);
e. de interne compensatie door de Inspecteur niet goed is toegepast. In de uitspraak op bezwaar is het verzamelinkomen hoger vastgesteld dan in de ambtshalve aanslag. Dat is niet toegestaan. Een verlies uit een ander jaar mag ook niet op deze wijze intern verrekend worden.