ECLI:NL:GHARL:2025:5845

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
23 september 2025
Zaaknummer
200.340.423/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de ontbinding van een koopovereenkomst van een boot en de vraag naar volmachtverlening

In deze zaak heeft appellant (A) hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, waarin zijn vordering tot terugbetaling van de koopprijs van een boot werd afgewezen. A had de boot gekocht via een tussenpersoon, maar de boot was nooit geleverd. A ontbond de overeenkomst en eiste terugbetaling van het grootste deel van de koopprijs. De geïntimeerde (V) betwistte echter dat hij partij was bij de overeenkomst en stelde dat de tussenpersoon geen volmacht had om de verkoop te verrichten. Het hof oordeelde dat A niet voldoende bewijs had geleverd dat V aan de tussenpersoon een volmacht had gegeven. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde A in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.340.423/01
zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 10293756
arrest van 23 september 2025
in de zaak van
[appellant],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de kantonrechter optrad als eiser,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. J.H. Bargeman te Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde],
die woont in [woonplaats2] (Duitsland),
en bij de kantonrechter optrad als gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. T. Teke te Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, op 27 februari 2024 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:
• de dagvaarding in hoger beroep
• de memorie van grieven
• de memorie van antwoord
• een akte uitlaten van [appellant] .
1.2
Partijen hebben afgezien van een mondelinge behandeling van de zaak en het hof verzocht een arrest te wijzen en daarvoor de processtukken aan het hof gegeven. Daarbij ontbrak een exemplaar van de spreekaantekeningen van mr. Bargeman voor de zitting bij de kantonrechter. Op verzoek van het hof zijn die nagezonden.

2.De kern van de zaak

2.1
Volgens [appellant] heeft hij via een door [geïntimeerde] aangestelde tussenpersoon ( [naam1] B.V., verder [naam1] ) een boot van [geïntimeerde] gekocht. [appellant] heeft de koopprijs betaald op een door [naam1] aangewezen bankrekening, die niet van [geïntimeerde] is. De boot is niet aan [appellant] geleverd, reden voor hem om de overeenkomst met [geïntimeerde] buitengerechtelijk te ontbinden en terugbetaling van het grootste deel van de koopprijs - het andere deel was terugbetaald - te eisen. [geïntimeerde] heeft betwist dat hij partij bij de overeenkomst is geworden en heeft daarom geweigerd om een geldbedrag aan [appellant] te betalen. Dat was voor [appellant] aanleiding om een vordering in te stellen tegen Paffrath bij de kantonrechter. De kantonrechter heeft die vordering afgewezen.
2.2
[appellant] wil met dit hoger beroep bereiken dat het vonnis van de kantonrechter wordt vernietigd en dat zijn vorderingen alsnog worden toegewezen. Het hof zal tot het oordeel komen dat de stellingen van [appellant] daartoe geen aanleiding geven. Het hof zal beslissen dat het vonnis van de kantonrechter wordt bekrachtigd (in stand wordt gelaten) en dat [appellant] in de kosten van het hoger beroep wordt veroordeeld. Dat wordt hierna uitgelegd, na een opsomming van de daarvoor relevante feiten.

3.De feiten

3.1
[naam1] B.V. (hierna: [naam1] ) is actief in de verkoop van watersportartikelen en schepen.
3.2
[geïntimeerde] heeft zich begin 2020 tot [naam1] gewend voor de verkoop van zijn boot (model Antaris 570, bouwjaar 2008). De boot lag op dat moment bij [naam1] in de jachthaven in de winteropslag.
3.3 [appellant] heeft naar aanleiding van een advertentie van [naam1] op de website www.botentekoop.nl contact opgenomen met [naam1] , die de boot te koop aanbood voor een vraagprijs van € 26.700,-.
3.4
[appellant] heeft samen met zijn partner op 2 mei 2020 de boot bij [naam1] bezichtigd. Bij die bezichtiging was de heer [naam2] namens [naam1] aanwezig. [appellant] en [naam2] hebben diezelfde dag een kladbriefje ondertekend waarop de contactgegevens van [appellant] en het bedrag van € 26.700,- stonden vermeld.
3.5
[appellant] heeft op 4 mei 2020 van een medewerker van [naam1] , de heer [naam3] (hierna: [naam3] ), als bijlage per mail (verzonden vanaf het adres info@ [naam1] .nl) een contract ontvangen. In dat contract (met daarin als e-mailadres info@ [naam4] .nl en een ander telefoonnummer van [naam1] dan in de e-mail) staat [geïntimeerde] als verkoper en [appellant] als koper vermeld.
3.6
Artikel 2.2. van het contract luidt:
Het bedrag,
Bedraagt: € 26.700,-
zegge: zesentwintigduizendzevenhonderd euro.
Dient uiterlijk
voor leveringop bankrekening
[nummer1]t.n.v. [naam1] te zijn bijgeschreven binnen vijf dagen na ondertekening van deze overeenkomst.
Elke andere wijze van betaling wordt uitdrukkelijk als niet rechtsgeldig beschouwd en leidt derhalve, met betrekking tot het vaartuig, niet tot een leveringsplicht van de zijde van de verkoper, dan wel zijn gemachtigde, [naam1] .
3.7
[appellant] heeft het door hem ondertekende contract op 5 mei 2020 per e-mail teruggestuurd aan [naam1] en op diezelfde dag de koopprijs overgemaakt op het aangegeven bankrekeningnummer. [appellant] heeft gevraagd of hij de boot op 7 mei 2020 kon ophalen. [naam1] heeft daarop gereageerd met het verzoek een bevestiging van de betaling van de koopprijs te sturen en de mededeling dat de boot op 8 mei 2020 kon worden opgehaald. [appellant] heeft bevestigd dat hij heeft betaald.
3.8
In daarop volgende e-mailcorrespondentie wordt door [naam1] nogmaals aan [appellant] gevraagd om een betalingsbevestiging. [appellant] heeft daarop een kopie van een bankafschrift toegestuurd.
3.9
[naam1] heeft op 7 mei 2020 aan [appellant] laten weten dat het papierwerk van de boot nog niet was voltooid en dat de boot op 11 mei 2020 kon worden opgehaald. [appellant] heeft eraan vastgehouden dat hij de boot op 8 mei 2020 wenste op te halen.
3.1
[appellant] is op 8 mei 2020 naar [naam1] gegaan om de boot op te halen. [appellant] heeft de boot niet meegekregen, omdat volgens [naam1] geen betaling was ontvangen.
3.11
[appellant] heeft daarop [naam1] gesommeerd over te gaan tot aflevering van de boot. [naam1] heeft dat niet gedaan. [appellant] heeft ook [geïntimeerde] , die het contract niet heeft ondertekend, een termijn gesteld om de boot aan hem te af te leveren. Ook dat is niet gebeurd.
3.12
[appellant] heeft op 26 juni 2020 een bedrag van € 6.700,- teruggestort gekregen van de houder (ene Ries) van het in het contract genoemde bankrekeningnummer waarop hij het bedrag van € 26.700,- had overgemaakt.
3.13
[geïntimeerde] heeft op 1 juli 2020, voor zover van belang, aan de toenmalige gemachtigde van [appellant] gemaild:
“Ich habe auf mehrere Anfragen ob verkauft oder nicht keine Antwort bekommen. Nach heutigem Telefonat teilte mir der Geschäftsführer [naam2] (…) mit, das keine Zahlung geleistet, bzw. kein Geldeingang da ist, und deshalb das Boot nicht rausgegeben wird.”
3.14
[appellant] heeft in een brief van 17 juli 2020 aan [geïntimeerde] de koopovereenkomst ontbonden en aanspraak gemaakt op terugbetaling van de koopprijs van € 26.700,-.
3.15
[geïntimeerde] heeft op 22 juli 2020 een e-mail aan de toenmalige gemachtigde van [appellant] gestuurd waarin, voor zover hier van belang, staat:
“Hallo, ich sagte bereits das ich das Schiff einem Makler gegeben habe und dieser bei Empfang des Geldes zur Auslieferung verpflichtet ist! Sie müssen sich an den Verkäufer wenden, ich bin nur der Eigner der auf sein Geld wartet im Falle eines erfolgreichen Verkaufs! ”
3.16
[appellant] heeft in een brief van 8 februari 2022 aanspraak gemaakt op betaling van € 20.000,- ( € 26.700,- minus het terugontvangen bedrag van € 6.700,-). Ook dat bedrag is door [geïntimeerde] niet betaald.
3.17
[appellant] heeft [naam1] gedagvaard voor de kantonrechter en daarin gevorderd [naam1] te veroordelen te veroordelen tot betaling van € 21.179,75 met rente en kosten aan [appellant] . [naam1] is in die procedure niet verschenen en is in een verstekvonnis van 19 juli 2022 veroordeeld het gevorderde bedrag aan [appellant] te betalen.

4.De beoordeling door het hof

Rechtsmacht
4.1
De kantonrechter heeft vanwege het internationale aspect van de zaak, omdat [geïntimeerde] in Duitsland woont, onderzocht of de Nederlandse rechter de vorderingen mag beoordelen (rechtsmacht heeft). Hij heeft geoordeeld dat dit het geval is. Het hof verenigt zich met dat oordeel en met de motivering daarvan.
Toepasselijk recht
4.2
De kantonrechter heeft geoordeeld dat het Nederlandse recht op de vorderingen van toepassing is. Partijen hebben tegen dat oordeel in hoger beroep geen bezwaar gemaakt en niet aangevoerd dat het recht van een ander land van toepassing is, zodat het hof het Nederlandse recht zal toepassen.
Uitgangspunten
4.3
[appellant] heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat hij met [geïntimeerde] een koopovereenkomst heeft gesloten, die is vastgelegd in het door [naam1] opgestelde contract, met daarin onder meer een door [naam1] vermeld bankrekeningnummer waarop de koopprijs is betaald. Volgens [appellant] is die overeenkomst ten onrechte niet door [geïntimeerde] nagekomen zodat hij die op goede gronden heeft ontbonden. Bij de beoordeling van de vorderingen op deze grondslag neemt het hof als vertrekpunt dat [geïntimeerde] niet zelf een overeenkomst met [appellant] heeft gesloten: die is gesloten tussen [appellant] en [naam1] (in de persoon van [naam2] ). Het gaat er daarom om of de rol die [naam1] heeft gespeeld het juridische gevolg heeft gehad dat [geïntimeerde] aan een overeenkomst met [appellant] is gebonden en de verbintenissen die daaruit voortvloeien – na ontbinding – moet nakomen. De bewijslast van feiten en omstandigheden waaruit die gevolgtrekking kan worden getrokken rust op [appellant] . Voor zover [appellant] heeft bedoeld te betogen dat de kantonrechter de bewijslast verkeerd heeft verdeeld is dat dus onjuist [1] . Iets anders is of [appellant] zijn stellingen voldoende heeft onderbouwd of tot bewijs moet worden toegelaten.
Geen volmacht
4.4
[appellant] heeft zich er op beroepen dat [naam1] een toereikende volmacht had om in naam van [geïntimeerde] de boot te verkopen (naar het hof begrijpt: zelfstandig, zonder dat [geïntimeerde] daarmee nog hoefde in te stemmen). [geïntimeerde] heeft dat gemotiveerd betwist, onder meer met een beroep op een door hem met [naam1] gesloten bemiddelingsovereenkomst.
4.5
De kantonrechter heeft overwogen dat volmacht de bevoegdheid is die een volmachtgever verleent aan een ander, de gevolmachtigde, om in zijn naam rechtshandelingen te verrichten [2] . Het hof kan zich verenigen met het oordeel van de kantonrechter dat niet is gebleken dat ( [naam2] en/of) [naam1] gevolmachtigd was om zelfstandig, in naam van [geïntimeerde] de koopovereenkomst te sluiten en de boot aan [appellant] te verkopen, en met de motivering daarvan in rechtsoverweging 4.5 van het eindvonnis. [appellant] heeft in essentie in hoger beroep niet meer of andere feiten en omstandigheden gesteld die niet al door de kantonrechter zijn beoordeeld en die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Het hof overweegt verder het volgende.
4.6
Volgens [appellant] staat in het aan hem toegestuurde koopcontract vermeld dat de koopovereenkomst door middel van een ‘gemachtigde’ ( [naam1] ) van [geïntimeerde] tot stand is gekomen en dat naar normaal spraakgebruik een gemachtigde een persoon of partij is die bevoegd is om namens een ander, de (vol)machtgever, op te treden en rechtshandelingen te verrichten. Daargelaten of die laatste stelling in algemene zin juist is zonder acht te slaan op de omstandigheden van het specifieke geval (het begrip gemachtigde kent verschillende verschijningsvormen en gradaties van bevoegdheden), dat
[naam1]zichzelf in het contract als gemachtigde heeft aangeduid bewijst als zodanig niet dat zij daarmee een volmacht heeft gekregen van [geïntimeerde] . [geïntimeerde] heeft met de opstelling van het contract en de daarin gekozen bewoordingen geen bemoeienis gehad, dat is althans niet gesteld. En uit het contract blijkt dat [geïntimeerde] als verkoper het contract diende te ondertekenen. Het moet voor [appellant] redelijkerwijs duidelijk zijn geweest dat zonder die ondertekening geen overeenkomst met [geïntimeerde] tot stand zou komen.
Uit de volgens [appellant] bijkomende omstandigheid dat [geïntimeerde] in de e-mails, waarmee hij op de e-mails van [appellant] heeft gereageerd, niet zou hebben betwist dat [naam1] over een toereikende volmacht zou hebben beschikt blijkt dat ook niet. [geïntimeerde] geeft daarin aan dat hij zich niet aan een overeenkomst gebonden achtte, maar los daarvan, het enkele feit dat [geïntimeerde] zich niet expliciet op het ontbreken van een volmacht heeft beroepen maakt niet dat ervan moet worden uitgegaan dat (stilzwijgend) een volmacht is verstrekt die inhield dat [naam1] zonder meer in naam van [geïntimeerde] een overeenkomst mocht sluiten.
4.7
De kantonrechter heeft overwogen dat uit de door [geïntimeerde] overgelegde bemiddelingsovereenkomst die hij met [naam1] heeft gesloten niet blijkt dat [naam1] een volmacht had. In die overeenkomst is onder meer het volgende vermeld:
“Artikel 1 Allgemein
(…)
2. Der Makler wird das Fahrzeug im Namen des Auftraggebers zu einem realistischen marktkonformen in Übereinkunft besprochenen Verkaufspreis anbieten (…)
Artikel 4 Vermittler
(…)
2. [naam1] wird während der Vertragszeit alle nötigen Aktivitäten zum Verkauf der Yacht veranlassen.
Dazu gehört unter anderem: ausfüllen einen Fragebogens seitens des Auftraggebers um die Yacht so ausführlich wie möglich zu beschreiben, Erstellen von Fotos der Yacht. Diese Informationen werden auf einigen Websites veröffentlicht und kontinuierlich gepflegt und auf dem neuesten Stand gehalten. Wir bearbeiten und verfolgen Anfragen von potentiellen Interessenten. Wir führen Besichtigen und Probefahrten mit potentiellen Interessanten durch. Wir begleiten den administrativen Kauf /Verkaufsprozess und organisieren die finanzielle Abwicklung des Kaufvertrages (…)“.
De uitleg die de kantonrechter in dat verband aan artikel 1 en 4 van die overeenkomst heeft gegeven is in hoger beroep niet met kracht van argumenten door [appellant] bestreden. Daarvoor schiet de stelling van [appellant] dat deze overeenkomst niet door [geïntimeerde] met [naam1] is gesloten omdat deze niet is ondertekend tekort. Die stelling is ook als zodanig niet voldoende onderbouwd. [appellant] heeft niet toegelicht op welke basis en onder welke voorwaarden [naam1] dan wel in naam van [geïntimeerde] de boot heeft mogen verkopen. Het hof gaat daarom aan deze stelling voorbij [3] .
Geen schijn van volmachtverlening
4.8
[appellant] heeft zich ook beroepen op schijn van volmachtverlening door [geïntimeerde] . In het hoger beroep heeft [appellant] terecht niet aangevoerd dat het door de kantonrechter in dat verband in rechtsoverweging 4.6 van het eindvonnis geschetste toetsingskader onjuist is. Dat komt erop neer dat als een rechtshandeling in naam van een ander is verricht, tegen de wederpartij, indien zij op grond van een verklaring of gedraging van die ander heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend, geen beroep op de onjuistheid van deze veronderstelling kan worden gedaan. Voor toerekening van schijn van volmachtverlening kan ook plaats zijn, als de wederpartij gerechtvaardigd op bevoegdheid krachtens volmacht heeft vertrouwd op grond van feiten en omstandigheden die voor risico van de vertegenwoordigde komen en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid.
4.9 Het hof is het eens met het oordeel van de kantonrechter dat de e-mails van [geïntimeerde] van 1 juli 2020 en 22 juli 2020, de laatste in reactie op de ontbinding van de overeenkomst, en het pas bij conclusie van antwoord inroepen van de onbevoegdheid van [naam1] onvoldoende zijn om daaruit de schijn van volmachtverlening (vertegenwoordigingsbevoegdheid) af te leiden. Voor zover [appellant] dat heeft beoogd te stellen: en evenmin dat [geïntimeerde] de overeenkomst die [naam1] onbevoegd heeft gesloten heeft bekrachtigd. [appellant] voert aan de kantonrechter heeft miskend dat [geïntimeerde] heeft medegedeeld: dat de boot niet wordt geleverd als deze niet wordt betaald, dan wel dat deze door [naam1] moet worden afgeleverd als voor de boot is betaald en dat [geïntimeerde] wacht op het geld in geval van een succesvolle verkoop. Voor zover de klacht van [appellant] dat de kantonrechter deze mededelingen niet heeft betrokken in zijn oordeel al terecht is, wijst het hof erop dat die mededelingen een reactie waren op de sommatie van [appellant] tot levering van de boot respectievelijk terugbetaling van de koopprijs. In die context kunnen de opmerkingen van [geïntimeerde] (als juridische leek) en het niet met zoveel woorden ingaan op de onbevoegdheid van [naam1] niet in voldoende mate bijdragen aan het oordeel dat (mede) daardoor de schijn van volmachtverlening door [geïntimeerde] is gewekt en dat hij jegens [appellant] geen beroep kan doen op de onjuiste veronderstelling van [appellant] over de bevoegdheid van [naam1] . Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het gaat om uitingen van [geïntimeerde] die alle dateren van (ver) na het sluiten van de koopovereenkomst en het doen van de betaling door [appellant] . Tot dat moment hadden [geïntimeerde] en [appellant] geen enkel contact gehad [4] .
4.10 Voor zover [appellant] heeft beoogd te stellen dat het voor risico van [geïntimeerde] moet komen dat [naam1] een verkeerd bankrekeningnummer in het contract heeft vermeld of dat [naam1] is gehackt (gesteld dat dit het geval zou zijn) stuit ook dat af op het voorgaande. Ook overigens zijn er onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan [geïntimeerde] aansprakelijk is voor de schade die [appellant] daardoor heeft geleden en het gevorderde bedrag als schadevergoeding aan [appellant] zou moeten betalen.
Het hof passeert het bewijsaanbod van [appellant]4.11 [appellant] heeft te bewijzen aangeboden dat [naam1] ge(vol)machtigd was om namens [geïntimeerde] het vaartuig te verkopen door het horen van de heren [naam3] en [naam2] , beiden (voorheen) werkzaam bij [naam1] . Het hof passeert dat aanbod. Omdat [appellant] zijn stellingen op dit punt onvoldoende heeft onderbouwd, is bewijslevering niet aan de orde.
De conclusie
4.12
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat [appellant] in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof [appellant] tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak
. [5]
4.13
De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

5.De beslissing

Het hof:
5.1
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 27 februari 2024;
5.2
veroordeelt [appellant] tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerde] :
€ 798,- aan griffierecht
€ 1.214,- aan salaris van de advocaat van [geïntimeerde] (1 procespunt x appeltarief II)
5.3
bepaalt dat al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
5.4
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mr. J. Smit, mr. M.E.L. Fikkers en H. de Hek, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
23 september 2025.

Voetnoten

1.Grief 1 faalt in zoverre
2.Artikel 3:60 lid 1 BW
3.Grief I faalt
4.De grieven II en III falen.
5.HR 10 juni 2022, ECLI: NL:HR:2022:853.