ECLI:NL:GHARL:2025:5675

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
200.350.744
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van bewind over goederen van verzoeker na tien jaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 september 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de opheffing van het bewind over de goederen van verzoeker, geboren in 1981. Het bewind was in 2015 ingesteld door de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland vanwege de lichamelijke en geestelijke toestand van verzoeker, die destijds onder invloed van een zorgmachtiging verkeerde na het overlijden van zijn vader. De bewindvoerder, die ook de vader van verzoeker is, had in eerste aanleg verzocht om het bewind op te heffen, maar dit verzoek werd afgewezen door de kantonrechter. Verzoeker is vervolgens in hoger beroep gegaan met twee grieven, waarbij hij het hof verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek tot opheffing van het bewind alsnog toe te wijzen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 21 augustus 2025 heeft het hof vastgesteld dat de situatie van verzoeker aanzienlijk is verbeterd. Hij woont sinds december 2024 zelfstandig in een appartement en heeft zijn medicatie kunnen verlagen. Verzoeker heeft zijn financiën onder controle en ontvangt een uitkering, waarbij hij zijn uitgaven via automatische incasso beheert. Het hof heeft ook opgemerkt dat verzoeker geen schulden heeft en zelfs geld heeft weten te sparen voor een gezinsvakantie. Gezien deze verbeteringen en de bereidheid van de bewindvoerder en zus om verzoeker te ondersteunen indien nodig, concludeert het hof dat de noodzaak voor het bewind niet langer aanwezig is. Het hof heeft daarom de beschikking van de kantonrechter vernietigd en het bewind opgeheven, met ingang van 1 oktober 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.350.744
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 11191570)
beschikking van 16 september 2025
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. G. Grijs.
Het hof heeft als belanghebbenden aangemerkt:
[de bewindvoerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de bewindvoerder,
en
[de zus],
wonende te [woonplaats3] ,
verder te noemen: de zus.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, Bewindsbureau, locatie Utrecht) van 8 november 2024, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Deze beschikking wordt hierna ook de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het beroepschrift met producties, ingekomen op 4 februari 2025.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 21 augustus 2025 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • [verzoeker] , bijgestaan door zijn advocaat,
  • de bewindvoerder,
  • de zus.

3.De feiten

3.1
[verzoeker] is geboren [in] 1981. [verzoeker] is de zoon van de bewindvoerder.
3.2
Bij beschikking van 30 september 2015 heeft de kantonrechter een bewind ingesteld over de goederen van [verzoeker] .

4.De omvang van het geschil

4.1
De bewindvoerder heeft in eerste aanleg verzocht het bewind op te heffen.
4.2
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen.
In die beschikking heeft de kantonrechter verder overwogen dat hij van plan is om de bewindvoerder als bewindvoerder te ontslaan. De kantonrechter heeft daarom de bewindvoerder in de gelegenheid gesteld om uiterlijk 30 november 2024 een bereidverklaring van een opvolgend bewindvoerder over te leggen.
4.3
[verzoeker] is met twee grieven in hoger beroep gekomen. [verzoeker] verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende:
  • het verzoek tot opheffing van het bewind alsnog toe te wijzen; en
  • indien het verzoek tot opheffing van het bewind wordt afgewezen, te bepalen dat de bewindvoerder werkzaam blijft dan wel dat een persoon binnen de familie tot bewindvoerder wordt benoemd.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, het bewind opheffen op verzoek van de bewindvoerder of van degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid, BW dan wel ambtshalve.
5.2
Het hof overweegt allereerst dat de kantonrechter de goederen die aan [verzoeker] toebehoren of zullen toebehoren op 30 september 2015 onder bewind heeft gesteld op grond van zijn lichamelijke of geestelijke toestand. In die periode ging het niet goed met [verzoeker] . Zijn vader was overleden en dat had grote impact op (het functioneren van) [verzoeker] . De familie van [verzoeker] beheerde op dat moment ook al enige jaren zijn financiën.
5.3
Het hof overweegt dat sinds het instellen van het bewind inmiddels tien jaar is verstreken. Het gaat al langere tijd beter met [verzoeker] . De in het najaar van 2024 uitgesproken zorgmachtiging is niet meer nodig en [verzoeker] heeft sinds december 2024 een eigen appartement bij [naam1] in [woonplaats1] . De dosering van zijn medicatie is verlaagd, waardoor [verzoeker] stabieler en minder moe is. Het hof overweegt in dit kader dat [verzoeker] zelfstandig en trouw zijn medicatie inneemt. Dit alles blijkt niet alleen uit wat [verzoeker] , de bewindvoerder en de zus hebben verteld tijdens de mondelinge behandeling. Bij beschikking van 8 november 2024 heeft de kantonrechter het mentoraat opgeheven, omdat de noodzaak voor een mentorschap inmiddels ontbreekt.
5.4
Het hof overweegt verder dat de financiële situatie van [verzoeker] stabiel en overzichtelijk is. [verzoeker] ontvangt een uitkering en het grootste deel van zijn uitgaven wordt gedaan via automatische incasso. [verzoeker] beheert bovendien al ruim twee jaar zijn eigen financiën. Zo heeft hij zelf het beheer over zijn pinpas en dat gaat goed. De bewindvoerder kijkt mee met de financiën, maar hoeft niet in te grijpen of te helpen. [verzoeker] heeft ook een duidelijk beeld van zijn inkomsten en uitgaven. Zo kon [verzoeker] tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep toen het hof daarnaar vroeg de hoogte van zijn uitkering uit zijn hoofd vertellen en heeft hij voor ogen welke vaste lasten hij heeft. [verzoeker] heeft geen schulden en heeft zelfs wat geld weten te sparen. Voor dit spaargeld heeft [verzoeker] een duidelijk doel, namelijk een gezinsvakantie met zijn moeder (de bewindvoerder) en zus naar Egypte. Het lukt [verzoeker] ook dit (financiële) doel te behalen. Tot slot hebben de bewindvoerder en de zus zich bereid verklaard om [verzoeker] te helpen en te adviseren als [verzoeker] hulp nodig heeft. [verzoeker] heeft tijdens de mondelinge behandeling in het verlengde hiervan verklaard daadwerkelijk hulp te zullen vragen als dat nodig is. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat de noodzaak van het bewind niet langer bestaat, zodat het bewind kan worden opgeheven. Het hof weegt in deze beoordeling mee dat zij van de bewindvoerder en [verzoeker] hebben vernomen dat een bewind door [naam1] niet als voorwaarde wordt gesteld, zodat bij opheffing van het bewind geen onzekerheid zal ontstaan over de woonsituatie van [verzoeker] .

6.De slotsom

Op grond van wat hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, voor zover deze gaat over het laten bestaan van het bewind, vernietigen en beslissen als volgt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, Bewindsbureau, locatie Utrecht) van 8 november 2024, voor zover deze gaat over het laten bestaan van het bewind, en opnieuw beschikkende:
heft het bewind over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [verzoeker] , geboren [in] 1981, met ingang van 1 oktober 2025 op;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, K. Mans en C.F.L.A. van der Vegt-Boshouwers, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 16 september 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.