Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[erflaatster],
1.De procedure
2.Het verzoek
3.De beoordeling
4.De beslissing
.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 september 2025 een verzoek tot wraking behandeld. Het verzoek is ingediend door de verzoeker, die optreedt als executeur testamentair en vereffenaar in de nalatenschap van de erflaatster. De verzoeker heeft een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. J.P.H. van Driel van Wageningen, die ook betrokken was bij een eerdere procedure waarin de verzoeker een van de partijen was. De verzoeker stelt dat er een schijn van partijdigheid bestaat, omdat mr. Van Driel van Wageningen in een eerdere zaak een beslissing heeft genomen die nadelig was voor de verzoeker. De wrakingskamer heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die de vrees voor partijdigheid objectief rechtvaardigen. Het enkele feit dat mr. Van Driel van Wageningen eerder betrokken was bij een procedure met de verzoeker is onvoldoende om te spreken van een schending van onpartijdigheid. De wrakingskamer heeft het verzoek ongegrond verklaard en benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er zwaarwegende aanwijzingen zijn voor het tegendeel. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.