Bewijsoverwegingen feit 1 en 2
De raadsman heeft bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het onder 1 primair tenlastegelegde en van het onder 2 primair tenlastegelegde.
Het hof is van oordeel dat deze verweren worden weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, die hierna worden weergegeven. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Bewijsmiddelen
Waar hierna wordt verwezen naar ‘het politiedossier’ wordt bedoeld: het proces-verbaal van de politie met onderzoekzoeksnummer ON5R022079 / Augustine en BVH-registratie 2023147314. Dit proces-verbaal is afgesloten op 7 april 2023.
De inhoud van de bewijsmiddelen is eventueel zakelijk weergegeven.
1. Het proces-verbaal van de aangifte die [benadeelde partij 1] op 13 september 2022 heeft gedaan van een incident dat die dag had plaatsgevonden bij het Hertog Eduardplein in Lent (pagina 31-36 van het politiedossier), voor zover inhoudend:
V
:
vraag verbalisant
A
:
antwoord aangeefster [benadeelde partij 1]
V
:
Wat is er vandaag gebeurd?
A
:
Ik kwam terug van school. Toen kwam deze persoon op mij af en begon te schieten. Deze persoon is in het verleden mijn vriend geweest. Hij heet [verdachte] .
(...)
V
:
Hoe ging het beëindigen van de relatie?
A
:
De relatie is in eerste instantie vreedzaam beëindigd. (...) Later belde hij me op en zei dat hij toch weer een relatie met mij wilde. Ik heb toen gezegd dat dit niet kon en ik het niet wilde. Hij begon mij toen te bedreigen en zei dat hij niet zou rusten voordat hij mij onder de graszoden had gelegd.
(...)
V
:
Zijn er mensen die zijn bedreigingen gezien of gehoord hebben?
A
:
Mijn zus [getuige 1] heeft informatie over hoe het in elkaar zit.
(...)
V
:
We willen nu even naar vandaag. (...)
A
:
Ik was met onder meer twee zusjes, [getuige 3] en [naam] , en [getuige 2] . We fietsten naar huis vanaf school. (...) Ik fietste en [getuige 2] zat achter bij mij op de fiets. Op een gegeven moment zagen zij dat hij met een wapen aan het rennen was.
(...)
Ik heb [getuige 2] gebruikt om te schuilen en toen begon hij te schieten. Hij raakte de muur achter ons. (...) Er was een oudere meneer en ik ging achter hem schuilen. Toen schoot hij [het hof begrijpt: de verdachte]. Hierdoor is die man gewond geraakt aan zijn hand of arm. Hij [het hof begrijpt: de verdachte] is toen weggerend.
V
:
Wat was de afstand tussen jou en [verdachte] toen hij schoot?
A
:
Ik denk twee of drie stappen.
2. Het proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige 3] dat plaatsvond op 24 april 2023 (proces-verbaalnummer 114, onderzoek Augustine / ON5R022079, BVH-nummer 2022424045), voor zover inhoudend:
V
:
vraag verbalisant
A
:
antwoord getuige [getuige 3]
V
:
Wie is [benadeelde partij 1] ?
A
:
Dat is mijn zus.
(...)
V
:
Wat kun jij ons vertellen over het schietincident in Lent van 13 september 2022?
A
:
Wij waren op de fiets. En plotseling verscheen hij. Wij stapten van de fiets af en begonnen te schreeuwen. (...) [benadeelde partij 1] verschool zich achter iemand. Hij begon te schieten. Toen kwam er een man op de fiets achter wie [benadeelde partij 1] zich verschool. En toen ging hij weer schieten en raakte hem in zijn arm.
(...)
V
:
Je kwam aanfietsen. Wat is het eerste wat je zag?
A
:
Ik was in gesprek met mijn zus [naam] terwijl wij aan het fietsen waren. Het eerste wat ik zag is dat hij op mijn zus afkwam om op haar te schieten. (...) Ik zag dat hij een pistool bij zich had.
(...)
Degene achter wie [benadeelde partij 1] zich verschool, was [getuige 2] . (...) Dat is een dame die bij [benadeelde partij 1] achter op de fiets zat. Toen hij eraan kwam, heeft [benadeelde partij 1] zich achter haar verscholen. (...) Later kwam de man op de fiets langs. [benadeelde partij 1] heeft zich verscholen achter die man.
3. Het proces-verbaal van de aangifte die [aangever] heeft gedaan op 13 september 2022 (pagina 39-42 van het politiedossier), voor zover inhoudend als verklaring van aangever [aangever] :
Op 13 september 2022 omstreeks 15.15 uur kwam ik omhoog gefietst vanaf de tunnel bij het Van der Valk-hotel in Lent. Ik zag rennende meisjes voor mij die angstig aan het gillen waren. Vervolgens liep ik met mijn fiets in de hand en zag ik een jongen die een pistool had. Een van de meisjes ging achter mij staan. Ik had het gevoel dat ze aan het schuilen was. De man met het pistool wilde om mijn fiets heen en langs mij lopen, naar waar het meisje stond. Ik bleef voor hem staan. De man richtte zijn pistool op mij. Het pistool leek op een revolver, omdat het een molen had. Hij schoot op mij. De afstand tussen mij en de man betrof een halve meter. Ik voelde direct een flinke tik op mijn rechterarm. Ik zag direct dat er bloed op mijn arm zat.
4. Het proces-verbaal van het verhoor van aangever [aangever] dat plaatsvond op 10 november 2022 (pagina 46-49 van het politiedossier), voor zover inhoudend:
V
:
vraag verbalisant
A
:
antwoord aangever [aangever]
V
:
Ik wil met u terug naar 13 september 2022. U verklaarde dat u vanaf de tunnel bij het Van der Valk-hotel omhoog fietste en meisjes zag rennen die aan het gillen waren.
A
:
Ik had mijn fiets in de hand. Ik hoorde dat er geschoten werd. Ik zag dat een jongen een pistool in zijn handen had. Ik zag dat de jongen in mijn richting kwam en langs mij wilde. Ik merkte dat een meisje achter mij stond. Ik zag dat de jongen zijn arm waarin hij het pistool vasthad om mij heen deed met de bedoeling om mijn lichaam voorbij te komen en op het meisje dat achter mij stond te richten. Ik heb met mijn fiets geprobeerd de jongen tegen te houden. Ik ben met de beweging van de jongen meegedraaid met de fiets in mijn handen. Ik heb ook tegen de jongen geroepen of geschreeuwd, iets in de trant van ‘stoppen’ of ‘hou op’.
V
:
Wat was de reactie van de jongen?
A
:
(...) Hij wilde alleen om mij heen om het meisje te raken. Hij was continue bezig om zijn arm en hand langs mijn lichaam te krijgen, met de bedoeling om het pistool te richten op het meisje achter me.
(...)
Ik hoorde meerdere keren geklik, maar ik hoorde geen schot. (...) Ik zag dat de jongen mij gefrustreerd aankeek. Hij richtte zijn pistool op mij. Hij richtte laag, niet op mijn borst of hoger. Ik voelde een flinke stoot tegen mijn arm.
(...)
Ik denk dat ik dat geklik vijf of zes keer heb gehoord.
5. Het proces-verbaal van het verhoor van aangever [benadeelde partij 2] dat plaatsvond op 14 september 2022 (pagina 50-52 van het politiedossier), voor zover inhoudend:
V
:
vraag verbalisant
A
:
antwoord aangever [benadeelde partij 2]
V
:
Je bent hier omdat je op 13 september 2022 getuige bent geweest van een schietincident. Wat kun je daarover verklaren?
A
:
Ik fietste vanuit Nijmegen richting Lent. Omstreeks 15.20 uur fietste ik voor het Van de Valk-hotel langs. (...) Een man die een fiets bij zich had, schermde een meisje af van een jongen. (...) Ik zag dat de jongen een revolvertje richtte op een meisje. De afstand tussen de jongen en het meisje was ongeveer 1,5 tot 2 meter. De man met de fiets bleef tussen hen in staan. (...) Ik hoorde dat de jongen drie keer de trekker overhaalde, maar dat het wapen telkens weigerde. De vierde keer dat de jongen de trekker overhaalde, hoorde ik een knal en hoorde ik de man ‘au!’ roepen.
6. Het proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige 4] dat plaatsvond op 13 september 2022 (pagina 59-62 van het politiedossier), voor zover inhoudend als verklaring van getuige [getuige 4] :
Ik ben werkzaam bij het Van der Valk-hotel in Lent. Op 13 september 2022 moest ik werken. Omstreeks 15.10 uur liep ik op het buitenterras. Ik hoorde een meisje heel hard gillen. (...) Ik zag dat een meisje dat aan het rennen was achterna werd gerend door een man. Even later zag ik dat tussen de man en het meisje een andere man stond. Die man had een fiets bij zich en probeerde het meisje te beschermen tegen de andere man. (...) Even later zag ik dat de man een revolver vasthield. Ik zag dat de man deze richtte op het meisje tegenover hem. Ik zag dat de man tussen hen in het meisje probeerde te beschermen door middel van zijn lichaam. Ik zag dat de man met de revolver naar links leunde om op het meisje te richten. Ik zag dat de man tussen hen in met zijn lichaam meebewoog om te voorkomen dat dit lukte. (...) Ik zag dat de man met de revolver zijn lichaam naar rechts leunde. Ik zag dat hij de revolver nog steeds gericht had op het meisje. Ik zag dat de man tussen hen in opnieuw zijn lichaam meebewoog naar rechts om dit te voorkomen. (...) Ik zag dat de man met de revolver die revolver nog steeds op het meisje gericht had. Ik zag dat de man opnieuw zijn lichaam heen en weer bewoog om op het meisje te richten. De man tussen hen in probeerde dit nog steeds te voorkomen door zijn lichaam ervoor te houden. Ik zag dat de man met de revolver met zijn vinger de trekker overhaalde. Ik hoorde hierbij ook een klik. Ik heb deze klik ongeveer twee keer gehoord.
7. Het proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige 5] dat plaatsvond op 29 september 2022 (pagina 78-81 van het politiedossier), voor zover inhoudend als verklaring van getuige [getuige 5] :
Op 13 september 2022 omstreeks 15.00 uur was ik in Lent. (...) Omstreeks 15.45 uur hoorde ik opeens gegil van meisjes. (...) Ik zag een man die een fiets vasthield. Achter deze man stond een meisje. Ik zag dat dit meisje achter de man aan het schuilen was. (...) Voor de man stond een jongen met een pistool. (...) Ik schat dat de afstand tussen de jongen met het wapen en de man en het meisje ongeveer twee tot drie meter was.
8. De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van het hof van 20 augustus 2025, voor zover inhoudend:
Ik had een vuurwapen bij me. Daarmee heb ik twee of drie keer geschoten. Ik heb geschoten in de richting van aangeefster [benadeelde partij 1] . Daarna heb ik geschoten in de richting van aangever [aangever] .
9. Het proces-verbaal van het verhoor van de verdachte dat plaatsvond op 14 september 2022 (pagina 346-359 van het politiedossier), voor zover inhoudend:
V
:
vraag verbalisant
A
:
antwoord verdachte
(...)
V
:
Hoe ben je gisteren in Nijmegen/Lent gekomen?
A
:
Met de trein
V
:
Waar bent u opgestapt?
A
:
In Hoorn
V
:
Waar bent uitgestapt?
A
:
Station Lent
(...)
V
:
Hoe komt u aan dit wapen [het hof begrijpt: de revolver waarmee de verdachte heeft geschoten]?
A
:
Ik heb het gekocht. (...) Ongeveer één maand geleden.
(...)
V
:
Waarom heb je dit wapen gekocht?
(...)
A
:
In die periode was ik heel boos. (...) Ik was boos omdat ik geen woning had. Ik was boos op [benadeelde partij 1] , omdat ik haar vertrouwde en zij mij had verlaten. Mijn moeder was overleden.
(...)
V
:
Waarom koop je dan een vuurwapen?
A
:
Als je verlaten bent, dan heb je geen goed gevoel.
10. Het proces-verbaal van het verhoor van getuige [getuige 1] dat plaatsvond op 8 mei 2023 (proces-verbaalnummer 144, onderzoek Augustine / ON5R022079, BVH-nummer 2022424045), voor zover inhoudend als verklaring van getuige [getuige 1] :
V/O
:
vraag/opmerking verbalisant
A
:
antwoord getuige [getuige 1]
O
:
Jij wordt als getuige gehoord over de aangifte die [benadeelde partij 1] heeft gedaan in september 2022. (...) Volgens haar zou jij op de hoogte zijn van bedreigingen die de verdachte heeft geuit.
(...)
V
:
Wie is [benadeelde partij 1] ?
A
:
Mijn zusje
(...)
V
:
Wie is [verdachte] ?
A
:
(...) Ik weet dat hij met mijn zus [benadeelde partij 1] een korte relatie heeft gehad.
(...)
V
:
Heb je ooit gesproken?
A
:
Ja, (...) telefonisch
V
:
Hoe ging dat telefonisch contact?
A
:
Ik heb hem gebeld toen ze zei dat ze werd bedreigd door hem. (...) Ik vroeg hoe de relatie ging. Hij begon bedreigende woorden te gebruiken. (...) Ik ga haar afmaken enzovoort.
V
:
Heeft hij dit letterlijk tegen jou gezegd?
A
:
Ja
11. Het proces-verbaal van de aanhouding van de verdachte, opgemaakt op 13 september 2022 (paginanummer 437 en 438 van het politiedossier), voor zover inhoudend:
Op 13 september 2022 om 15.55 uur hebben wij in Lent aangehouden: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1999 in [plaats 1] (hierna: de verdachte).
(...)
Ik, [verbalisant 1] , vroeg de verdachte of hij nog een wapen op of aan zijn lichaam droeg. Hierop zei de verdachte: ‘Deze zit in het tasje’. Wij hebben toen een tasje veiliggesteld. Toen wij het tasje openden, zagen wij een zwartkleurige revolver.
12. Het proces-verbaal, opgemaakt op 7 april 2023 door [verbalisant 2] (pagina 1-24 van het politiedossier), voor zover inhoudend (op pagina 24):
Goednummer PL0600-2022424045-2820207 heeft betrekking op het vuurwapen dat tijdens zijn aanhouding is aangetroffen bij de verdachte.
13. Het proces-verbaal van forensisch onderzoek, opgemaakt op 16 september 2022 door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (pagina 119-123 van het politiedossier), voor zover inhoudend:
Op 13 september 2022 om 17.40 uur kwamen wij aan op het bureau in Nijmegen voor forensisch onderzoek in verband met verdachte [verdachte] . (...) Collega [politieambtenaar] deelde ons mede dat (...) bij de aanhouding in de nabijheid van de verdachte een tas is aangetroffen en dat in die tas een revolver zat.
(...)
Op enig moment kregen wij van medewerkers van het cellencomplex een papieren tas overhandigd, waarin een zwarte schoudertas zat. In die tas zat een revolver. (...) In de trommel van de revolver zaten twee lege hulzen en twee patronen.
De volgende sporendragers werden in het belang van nader onderzoek veiliggesteld:
‒
goednummer
:
PL0600-2022424045-2820207
SIN
:
AAPY6500NL
object
:
een vuurwapen (revolver)
‒
goednummer
:
PL0600-2022424045-2820220
SIN
AAPY6489NL
object
:
een kogelpatroon, afkomstig uit de revolver
‒
goednummer
:
PL0600-2022424045-2820224
SIN
AAPY6490NL
object
:
een kogelpatroon, afkomstig uit de revolver
14. Het rapport ‘Wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Lent op 13 september 2022’ van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), rapporteur W. Kerkhoff, van 17 februari 2023, voor zover inhoudend:
(...)
2 Vraagstelling
(...) Op 1 februari 2023 werd gevraagd (vraag 3) te onderzoeken of met de revolver (SIN AAPY6500NL) dodelijk letsel kan worden toegebracht.
3 Onderzoek
(...) Ter beantwoording van vraag 3 wordt onderzocht of dodelijk letsel kan worden veroorzaakt met de revolver (AAPY6500NL). De vraag zal met 'ja' worden beantwoord als de onbedekte menselijke huid kan worden doorboord. Het doorboren van de huid is een belangrijke voorwaarde voor het toebrengen van dodelijk verlopend letsel. Als een kogel door de huid dringt is vaak nog maar weinig extra energie nodig om in het onderliggende weefsel door te dringen. Hierbij ontstaat de kans op dodelijk verlopend letsel.
(...)
Om te onderzoeken of kogels uit de revolver (AAPY6500NL) door de menselijke huid kunnen dringen is een gecombineerde huid/spierweefselsimulant gemaakt. De spierweefselsimulant bestaat uit een blok ballistische gelatine met een dikte van 15 cm. (...) Kogels zullen in deze gelatine tot vergelijkbare diepte dringen als in menselijk spierweefsel. Het blok gelatine (de spierweefselsimulant) wordt bekleed met twee huidsimulanten, bestaande uit runderleer van verschillende dikten, die de ballistische weerstand van respectievelijk de dunne en de gemiddelde menselijke huid benaderen. (...)
Bij de eigenlijke proeven zullen schoten met de revolver (AAPY6500NL) op de huid/weefselsimulant worden gelost, van een afstand van 2,25 meter. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van patronen van hetzelfde merk en type als de patronen met het SIN AAPY6489NL en AAPY6490NL. (...)
4.1Vuurwapen (AAPY6490NL)
Dit vuurwapen heeft de opschriften en uiterlijke kenmerken van een gas-/alarmrevolver van het merk BBM (Bruni), model Olympic 38, in kaliber 6mm. De kamers in de cilinder en de loop van het vuurwapen zijn echter open, waardoor er nu scherpe patronen (voorzien van een kogel) van onder meer het kaliber .22 Long Rifle mee kunnen worden verschoten. (...)
4.2Patronen (AAPY6489NL en AAPY6490NL)
(...) Gezien de afmetingen zijn de patronen van het kaliber .22 Long Rifle. (...)
7 Interpretatie
(...) Uit het feit dat de gemiddelde huidsimulant bij alle acht schoten werd doorboord, waarna de kogel telkens 5 tot 14 cm in de gelatine drong, kan worden afgeleid dat huidperforatie in veel gevallen aannemelijk zal zijn.
15. De forensische medische letselrapportage, opgemaakt op 18 mei 2023 door [forensisch arts] (proces-verbaalnummer 2022424045-49), voor zover inhoudend:
parketnummer
:
05-232310-22
betrokkene
:
[aangever]
Samenvatting
Het betreft een man die volgens de politie op 22 september 2022 [het hof begrijpt: 13 september 2022] een schotverwonding opliep aan de rechteronderarm. Na het incident heeft een operatieve ingreep plaatsgevonden waarbij een projectiel uit de arm werd verwijderd.
(...)
8 Beantwoording vraagstelling
(...) Het letsel van de rechteronderarm is uitgaande van de informatie van het ziekenhuis beperkt gebleven tot de huid en de direct onderliggende weefsellagen. (...) Het daadwerkelijk ontstane letsel in de arm was niet levensbedreigend. Echter, indien het bewust projectiel andere lichaamsdelen had geraakt, zoals bijvoorbeeld buik of borst, dan had levensbedreigend letsel kunnen ontstaan aan weefselstructuren zoals organen en/of bloedvaten. (...) Uitgaande van de informatie van het ziekenhuis, inclusief bijgeleverde röntgenfoto’s, is de perforatie van het projectiel beperkt gebleven tot de huid, het onderhuids bindweefsel en mogelijk één of meerdere spierlagen.
Algemeen
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen stelt het hof het volgende vast. Op 13 september 2022 is de verdachte met een vuurwapen met de trein van Hoorn naar Lent gereisd om aangeefster [benadeelde partij 1] op te zoeken. Op enig moment fietste de aangeefster (in het gezelschap van een aantal anderen, onder wie [getuige 2] , die bij de aangeefster achter op de fiets zat) in Lent over het Hertog Eduardplein, waar de verdachte haar opwachtte. Daar heeft de verdachte geprobeerd de aangeefster dood te schieten. Toen de aangeefster de verdachte zag, is zij eerst dekking gaan zoeken achter [getuige 2] . Vervolgens is de aangeefster gaan schuilen achter aangever [aangever] , die toevallig fietsend ter plaatse was. Op dat moment had de verdachte al een kogel afgevuurd op de aangeefster, maar die kogel heeft de aangeefster niet geraakt. Terwijl aangever [aangever] tussen de verdachte en de aangeefster in stond, is de verdachte blijven proberen op de aangeefster te schieten. Daarbij heeft de verdachte een aantal keer de trekker overgehaald, maar dat leidde er niet toe dat een kogel werd afgevuurd, kennelijk doordat het vuurwapen gebrekkig functioneerde. Op enig moment heeft de verdachte het vuurwapen gericht op aangever [aangever] en hem in de rechteronderarm geschoten, waarbij de kogel de huid heeft geperforeerd en operatief moest worden verwijderd uit de arm.
Feit 1 (poging tot moord op [benadeelde partij 1] )
De raadsman heeft, ter onderbouwing van het standpunt dat strekt tot vrijspraak van het onder 1 primair tenlastegelegde, aangevoerd (kort gezegd) dat het aannemelijk is dat de verdachte niet naar Lent is gereisd omdat hij de aangeefster wilde doodschieten, maar omdat hij contact met haar wilde. Toen het in Lent anders liep dan de verdachte wilde, doordat de aangeefster er meteen vandoor ging, is de verdachte in een ogenblikkelijke opwelling gekomen tot het vuurwapengeweld. Voorbedachte raad kan dus niet worden vastgesteld. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte heeft geschoten (of de trekker heeft overgehaald) met opzet op de dood van de aangeefster. Zuiver opzet kan niet worden vastgesteld, omdat het aannemelijk is dat de verdachte de aangeefster alleen maar wilde bedreigen. En voorwaardelijk opzet kan evenmin worden vastgesteld, omdat mede gelet op de eigenschappen van het gebruikte vuurwapen er geen aanmerkelijke kans was dat het schieten zou leiden tot de dood van de aangeefster.
Het hof verwerpt deze verweren op basis van het volgende.
Een maand voorafgaand aan het incident heeft de verdachte het vuurwapen gekocht. Als reden voor het kopen van dat vuurwapen heeft de verdachte onder meer genoemd dat hij boos was op de aangeefster omdat zij hem verlaten had.
Voorafgaand aan het incident heeft de verdachte in een telefoongesprek tegen een zus van de aangeefster ( [getuige 1] ) gezegd dat hij de aangeefster zou afmaken. Ook tegen aangeefster heeft verdachte gezegd dat hij niet zou rusten totdat zij onder de graszoden ligt.
Op de dag van het incident is de verdachte met het vuurwapen van Hoorn naar Lent gereisd om de aangeefster op te zoeken. Uit de verklaringen van de aangeefster, aangever [aangever] , aangever [benadeelde partij 2] en getuige [getuige 4] leidt het hof af dat de verdachte er toen op was gericht de aangeefster te beschieten. Uit de verklaringen van aangeefster en haar zus [getuige 3] leidt het hof af dat verdachte (toen hij aangeefster zag) met een wapen in zijn hand op aangeefster afging en direct begon te schieten.
Op basis van deze vaststellingen, in onderling verband en samenhang bezien, concludeert het hof dat:
‒ de verdachte voordat hij van Hoorn naar Lent reisde doodsbedreigingen naar de aangeefster had geuit en een revolver had aangeschaft, in ieder geval omdat de aangeefster hem had verlaten en hij boos op haar was;
‒ de verdachte de revolver bij zich had toen hij naar Lent reisde;
‒ de verdachte toen hij aangeefster zag niet het gesprek met haar is aangegaan, maar direct begon te schieten, met het doel om haar te doden;
‒ verdachte niet heeft geschoten als gevolg van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling maar als gevolg van een al langer bestaand plan, en de verdachte dus met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Aldus is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden dat de verdachte van Hoorn naar Lent is gereisd om alleen maar een gesprek te hebben met de aangeefster. Er zijn, buiten de verklaring van de verdachte, geen onderzoeksresultaten die steun geven aan die stelling. Ook de verklaring van getuige [getuige 2] , waarnaar de verdediging heeft verwezen, geeft naar het oordeel van het hof geen steun aan die stelling. Getuige [getuige 2] , die bij de aangeefster achterop zat toen zij over het plein fietste waar de verdachte haar opwachtte, heeft verklaard dat, toen zij de verdachte zag, de verdachte zei dat zij moesten stoppen en dat hij anders op hen zou schieten, en dat de verdachte een pistool vasthield dat hij op hen richtte. Ook volgens deze getuige heeft de verdachte dus onmiddellijk het vuurwapen gericht op de aangeefster en de groep rondom haar.
Feit 2 (poging tot doodslag op [aangever] )
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 2 primair tenlastegelegde. Ter onderbouwing daarvan heeft de raadsman onder meer aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte bij het schot in de arm van aangever [aangever] bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de aangever daardoor zou komen te overlijden. Mede gelet op de eigenschappen van het gebruikte wapen was er geen aanmerkelijke kans dat het schot dodelijk zou zijn. En aangenomen dat een dergelijke kans er wel was, kan niet worden vastgesteld dat de verdachte die kans bewust heeft aanvaard, aldus de raadsman.
Het hof verwerpt deze verweren op basis van het volgende.
De verdachte heeft op een afstand van maximaal drie meter een kogel afgevuurd in de richting van aangever [aangever] , waarbij de kogel is terechtgekomen in de onderarm van de aangever. Aangever [aangever] heeft verklaard dat de verdachte het wapen ‘laag’ richtte en dat hij daarmee bedoelde: lager dan op borsthoogte. Het vuurwapen waarmee de kogel is afgevuurd, was in staat tot het afvuren van kogels die de menselijk huid perforeren en vervolgens nog een aantal centimeter door dringen in onderliggende weefsels. Volgens [forensisch arts] had, indien de kogel bijvoorbeeld de buik had geraakt, levensbedreigend letsel kunnen ontstaan aan weefselstructuren zoals organen en/of bloedvaten.
Op basis van het voorgaande concludeert het hof dat het in de gegeven omstandigheden een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid was dat het schieten op de aangever zou leiden tot dodelijk letsel bij de aangever, bijvoorbeeld doordat de aangever zou worden geraakt in zijn buik en de kogel de huid zou perforeren en vervolgens een aantal centimeter zou doordringen in onderliggende weefsels. Naar het oordeel van het hof was er dus een aanmerkelijke kans dat het schot zou leiden tot de dood van aangever [aangever] .
Verder is het hof van oordeel dat de gedraging van de verdachte, die op een afstand van maximaal drie meter met een vuurwapen gericht op aangever [aangever] heeft geschoten, zozeer is gericht op het toebrengen van dodelijk letsel dat het redelijkerwijs niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het overlijden van aangever [aangever] bewust heeft aanvaard.
Gelet op het voorgaande acht het hof bewezen dat verdachte bij het schieten op aangever [aangever] opzet had op het veroorzaken diens dood.