ECLI:NL:GHARL:2025:5281

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
23/2307 en 23/2308
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen aanslagen watersysteemheffing en zuiveringsheffing 2021

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, die op 17 mei 2023 de beroepen van belanghebbende tegen de aanslagen watersysteemheffing en zuiveringsheffing voor het jaar 2021 ongegrond heeft verklaard. De aanslagen bedragen respectievelijk € 76,25 voor de watersysteemheffing en € 226,89 voor de zuiveringsheffing. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslagen, maar de heffingsambtenaar heeft deze gehandhaafd. In hoger beroep stelt belanghebbende dat de opbrengstlimiet is overschreden en dat de heffingsambtenaar onvoldoende inzicht heeft gegeven in de ramingen van baten en lasten. Het Hof heeft op 29 juli 2025 de zitting gehouden, waarbij belanghebbende en de heffingsambtenaar vertegenwoordigd waren. Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende inzicht heeft verschaft in de ramingen en dat belanghebbende niet heeft voldaan aan zijn stelplicht. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De beslissing is op 26 augustus 2025 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
nummers BK-ARN 23/2307 en 23/2308
uitspraakdatum: 26 augustus 2025
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 17 mei 2023, nummers LEE 21/3988 en 22/224, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan het
Noordelijk Belastingkantoor(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2021 een aanslag watersysteemheffing ingezetenen van € 76,25 opgelegd, alsmede een aanslag zuiveringsheffing van € 226,89.
1.2.
Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft in zijn uitspraak op bezwaar de aanslagen gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft daartegen beroep ingesteld. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
Belanghebbende heeft op 18 juli 2025 een nader stuk ingediend.
1.7.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juli 2025. Namens belanghebbende is [naam1] verschenen. Namens de heffingsambtenaar is [naam2] verschenen.

2.Feiten

2.1.
Aan belanghebbende is voor het jaar 2021 een aanslag watersysteemheffing ingezetenen van € 76,25 opgelegd, alsmede een aanslag zuiveringsheffing van € 226,89.
2.2.
Deze aanslagen zijn gebaseerd op de Verordening op de watersysteemheffing waterschap Hunze en Aa’s 2021 (hierna: Verordening watersysteemheffing 2021) respectievelijk de Verordening zuiveringsheffing waterschap Hunze en Aa’s 2021 (hierna: Verordening zuiveringsheffing 2021).
2.3.
De Rechtbank heeft beide aanslagen gehandhaafd. Volgens de Rechtbank kan belanghebbendes betoog dat de opbrengstlimiet is overschreden, niet slagen. De heffingsambtenaar heeft met de door hem overgelegde stukken voldoende inzicht verschaft in de ramingen van de baten en lasten van de beide heffingen. Uit deze stukken blijkt dat de begrote baten de begrote lasten niet overschrijden. Belanghebbende heeft vervolgens onvoldoende gesteld waarom ten aanzien van de door hem gestelde posten redelijke twijfel bestaat of sprake is van een last ter zake, aldus de Rechtbank.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de aanslagen terecht zijn opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de ter zake geraamde baten de geraamde lasten overtreffen (opbrengstlimiet), zodanig dat de verordeningen jegens belanghebbende onverbindend zijn en de aanslagen daarom moeten worden vernietigd.
3.2.
Belanghebbende betoogt:
(i) dat de heffingsambtenaar het verweerschrift niet tijdig heeft ingediend en dat dit stuk daarom niet tot de gedingstukken mag worden gerekend;
(ii) dat de post ‘ondersteunende producten’ niet in de begroting is vermeld, zodat geen inzicht bestaat in de omvang en samenstelling van de toerekening van deze post aan beide heffingen, hetgeen meebrengt dat deze post moet worden geëlimineerd en daardoor de opbrengstlimiet is overschreden; en
(iii) dat de begroting geen inzicht verschaft in de geraamde opbrengsten van beide heffingen.
3.3.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de heffingsambtenaar en tot vernietiging dan wel vermindering van de aanslagen. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

Niet tijdig verweerschrift
4.1.
Belanghebbende merkt terecht op dat het verweerschrift in hoger beroep niet binnen de daarvoor gestelde termijn is ingediend. Anders dan belanghebbende voorstaat, ziet het Hof daarin echter geen aanleiding het verweerschrift niet tot de gedingstukken te rekenen. Nu belanghebbende in een nader stuk heeft gereageerd op het verweerschrift, is hij niet in zijn procespositie geschaad, en zal het verweerschrift door het Hof in aanmerking worden genomen.
Wet- regelgeving
4.2.
In artikel 115 lid 1 Waterschapswet is bepaald dat het waterschap rechten kan heffen. Deze rechten worden aangemerkt als waterschapsbelastingen. Ingevolge artikel 115 lid 3 Waterschapswet worden de tarieven voor deze rechten zodanig vastgesteld dat de geraamde baten van de rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake (opbrengstlimiet).
4.3.
Ingevolge artikel 110 Waterschapswet heeft het algemeen bestuur van het waterschap de bevoegdheid om een waterschapsbelasting in te voeren, te wijzigen of af te schaffen, door het vaststellen van een belastingverordening.
4.4.
Het algemeen bestuur van het waterschap Hunze en Aa’s heeft met de invoering van de ‘Verordening watersysteemheffing 2021’ en de ‘Verordening zuiveringsheffing 2021’ gebruik gemaakt van voornoemde wettelijke bevoegdheid.
4.5.
In artikel 4 van de Verordening watersysteemheffing is bepaald dat het tarief van de watersysteemheffing voor de categorie ingezetenen € 76,25 per woonruimte bedraagt.
4.6.
In artikel 15 lid 1 van de Verordening zuiveringsheffing is bepaald dat de vervuilingswaarde van de stoffen die vanuit een woonruimte worden afgevoerd, op drie vervuilingseenheden worden gesteld. Ingevolge artikel 18 bedraagt het tarief € 75,63 per vervuilingseenheid.
Begroting
4.7.
Het algemeen bestuur van het Waterschap Hunze en Aa’s heeft op 9 december 2020 de begroting voor het jaar 2021 vastgesteld. In deze begroting is onder meer het volgende vermeld:
Inleiding
De begroting 2021 is samengesteld op basis van de Waterschapswet. De begroting 2021 is een programmabegroting, dit houdt in dat de begroting is onderverdeeld in een aantal programma’s.(…)
G. Waterschapsbelastingen
Het belastingstelsel voor waterschappen bestaat uit drie heffingen: de watersysteemheffing, de zuiveringsheffing (heffing op indirecte lozingen) en de verontreinigingsheffing (heffing op directe lozingen). De watersysteemheffing heeft betrekking op de zorg voor de waterkering, de waterkwantiteit en de (passieve) waterkwaliteit waarbij de kosten worden toegedeeld op basis van waardeverhouding en een algemeen solidariteitsdeel.
(…)
WATERSYSTEEMHEFFING
Begroting 2021 watersysteemheffing
(bedragen x € 1.000)
Begroting 2021
Netto kosten
49.743
Bedrag voor onvoorzien
61
Kosten kwijtschelding
850
Algemene opbrengsten (bespaarde rente)
-488
Onttrekking bestemmingsreserves
-928
Saldo: te ontvangen via belastingheffing
49.239
Inzet algemene reserve
-1.97
Te ontvangen belastingopbrengst
47.269
De inzet van de algemene reserve zorgt voor een lagere werkelijk te ontvangen belastingopbrengst. (…)
(…)
ZUIVERINGSHEFFING
Begroting 2021 zuiveringsheffing
(bedragen x € 1.000)
Begroting 2021
Netto kosten
38.942
Bedrag voor onvoorzien
51
Kosten kwijtschelding
1.85
Algemene opbrengsten(bespaarde rente)
-21
Saldo: te ontvangen via belastingheffing
40.821
Inzet algemene reserve
Te ontvangen belastingopbrengst
40.821
(…)
Voor het zuiveringsbeheer worden de kosten verdeeld op basis van het aantal vervuilingseenheden.
Samenvattend tarievenoverzicht 2021
Door middel van een afzonderlijk tarievenbesluit (aanpassing belastingverordeningen) worden de tarieven voor 2021 vastgesteld.
Tarievenoverzicht
Categorie
Tarief 2021
(Begroting)
Belastingopbrengst
2021
Ingezetenen
€ 76,25
€ 13.871.376
Gebouwd (basis)
0,04731%
€ 22.987.267
Gebouwd (buitendijks)
0,01353%
€ 6.632
Ongebouwd (basis)
€ 68,82
€ 9.152.039
Ongebouwd (buitendijks)
€ 17,89
€ 1.521
Ongebouwd (wegen)
€ 136,74
€ 555.184
Natuur
€ 6,22
€ 208.841
Verontreinigingsheffing
€ 75,63
€ 485.968
Zuiveringsheffing
€ 75,63
€ 40.821.313
Totaal belastingopbrengst
€ 88.090.141
(…)
H. Kostentoerekening
In artikel 4.2, lid 4 van het Waterschapsbesluit, is opgenomen dat de kostentoerekening plaatsvindt op basis van objectieve, bedrijfseconomische criteria.
De totale begroting per taak bestaat uit de som van de directe kosten en opbrengsten en alle doorberekende kosten van de ondersteunende producten. De kosten van de producten bestaan uit directe en indirecte (netto) kosten. Alle kosten worden uiteindelijk toegerekend aan de taken watersysteembeheer en zuiveringsbeheer en worden gedekt door de belastingheffing over beide taken.
De begroting is ingedeeld in primaire producten en ondersteunende producten. De primaire producten zijn de producten die een directe bijdrage leveren aan de taken van het waterschap. Een voorbeeld hiervan is het product peilbeheer. De ondersteunende producten zijn de producten die de totstandkoming van de primaire producten ondersteunen. Een voorbeeld hiervan is huisvesting. De ondersteunende producten worden middels verdeelsleutels toegerekend aan de primaire producten.
De primaire producten kunnen grotendeels rechtstreeks worden toegerekend aan één van de taken watersysteembeheer en zuiveringsbeheer. Een aantal producten is taakoverschrijdend en wordt verdeeld over beide taken. In de AB vergadering van 25 juni 2008 zijn de diverse verdeelsleutels vastgesteld. In de AB vergadering van 30 mei 2012 is ingestemd met een wijziging in deze verdeling. Hieronder volgt een overzicht van de toerekening van de beleidsproducten aan de twee taken watersysteembeheer en zuiveringsbeheer.
Beleidsproduct
Watersysteem-
beheer
Zuiverings-
beheer
Totaal
Planvorming
90%
10%
100%
Aanleg en onderhoud van waterkeringen
100%
100%
Inrichting en onderhoud van watersystemen
100%
100%
Bouw en exploitatie zuiveringstechn. werken
100%
100%
Inrichting en onderhoud vaarwegen en havens
100%
100%
Vergunningverlening en handhaving keur
100%
100%
Beheersing van lozingen
- Aanpak diffuse emissies derden
100%
100%
- Handhaving watervergunningen en meldingen
75%
25%
100%
- Rioleringsplannen en subsidies lozingen
50%
50%
100%
Heffing en invordering
Specifiek per taak en het watersysteem-beheer onderverdeeld naar belasting-categorie.
Bestuur en externe communicatie
50%
50%
100%
Dekkingsmiddelen
- Dividend opbrengst NWB
50%
50%
100%
- Overige posten
Specifiek per taak
Hieronder worden de verdeelsleutels van de ondersteunende producten weergegeven.
Ondersteunend product
Verdeelsleutel
Management en organisatie
Beleids en beheerinstrumenten
Facilitaire zaken/interne faciliteiten
De verdeling van deze producten is op basis van de verhouding van de omzet van de primaire producten.
Informatisering/informatiebeleid en
automatisering
De verdeling is op basis van het aantal
geautomatiseerde werkplekken per afdeling en wordt d.m.v. een opslag op het uurtarief van de afdelingen over de producten verdeeld.
Informatisering/centrale
(geo)grafische informatie
100% watersysteembeheer.
Facilitaire zaken/huisvesting
De verdeling is op basis van de in gebruik zijnde m²’s van de afdelingen en wordt d.m.v. een opslag op het uurtarief van de afdelingen over de producten verdeeld.
Bemonstering en analyse
(Laboratorium)
De verdeling vindt plaats op basis van het aantal ILOW punten (Integraal Laboratorium Overleg Waterkwaliteits-beheerders) over de primaire producten.
(…)
Toelichting op de begroting naar kosten- en opbrengstensoorten
Hieronder volgt een analyse van de begroting 2021 op kosten- en opbrengstensoorten. (…)
- Netto lasten
90.060.000
Dekking:
- Waterschapsbelastingen
88.090.000
- Onttrekking algemene reserves
1.970.000
Totaal
90.060.000
Lasten
1 kapitaallasten
21.856.000
2 personeelslasten
30.006.000
3 goederen
2.567.000
4 energie
3.926.000
5 huren, pachten en lease
1.502.000
6 verzekeringen en belastingen
397
7 onderhoud door derden
4.192.000
8 overige diensten door derden
en bijdragen aan derden
29.490.000
9 toevoeging aan voorzieningen
644
10 onvoorzien
112
94.692.000
Baten
11 rentebaten
509
12 dividend
1.400.000
13 baten i.v.m. salarissen / sociale lasten
40
14 opbrengst goederen, werken en
diensten voor derden
3.025.000
15 opbrengst uit eigendommen
66
16 bijdragen van derden
1.364.000
17 kwijtscheldingen
-2.700.000
18 onttrekking bestemmingsreserves
928
4.632.000
Netto lasten
90.060.000
Opbrengstlimiet
4.8.
Vooropgesteld wordt dat de opbrengstlimiet dient te worden toegepast op het totaal van de in een verordening neergelegde rechten. [1] Indien verschillende rechten worden geheven door middel van verschillende verordeningen, zoals in het onderhavige geval, wordt de kostendekking per verordening beoordeeld.
4.9.
Indien de belanghebbende overschrijding van de opbrengstlimiet aan de orde heeft gesteld en de heffingsambtenaar inzicht in de desbetreffende ramingen heeft verschaft, kan het verstrekken van nadere inlichtingen uitsluitend van de heffingsambtenaar worden verlangd voor zover de belanghebbende voldoende gemotiveerd heeft gesteld waarom naar zijn oordeel ten aanzien van een of meer bepaalde posten in de raming redelijke twijfel bestaat of sprake is van een ‘last ter zake’. [2]
4.10.
Uitgangspunt is dat kostenposten slechts dan niet als ‘last ter zake’ kunnen worden aangemerkt, indien zij geheel of nagenoeg geheel andere doeleinden dienen. [3] Dit betekent dat als een kostenpost meer dan zijdelings samenhangt met de dienst c.q. taak waarvan de kosten met behulp van de desbetreffende heffing worden verhaald, sprake is van een ‘last ter zake’.
4.11.
Bij overschrijding van de opbrengstlimiet is de tariefstelling in de verordening in beginsel slechts partieel onverbindend, namelijk voor zover – nadat uit de lastenraming de posten zijn geëlimineerd die daarin ten onrechte zijn opgenomen – de geraamde baten uitgaan boven de geraamde lasten. In afwijking van deze hoofdregel kan de tariefstelling geheel onverbindend zijn als (i) het waterschap op voorhand duidelijk moet zijn geweest dat de desbetreffende posten niet (geheel) konden worden toegerekend, en (ii) de opbrengslimiet in betekenende mate – dat wil zeggen 10% of meer [4] – wordt overschreden als de ten onrechte toegerekende lasten worden weggedacht. [5]
4.12.
Blijkens de begroting, onderdeel G (zie 4.7) heeft het waterschap de baten van de watersysteemheffing voor 2021 geraamd op € 47.269.000 en de lasten op € 49.239.000. Het verschil wordt onttrokken aan de algemene reserve. Voor de zuiveringsheffing 2021 heeft het waterschap zowel de baten als de lasten geraamd op € 40.821.000.
4.13.
Belanghebbende stelt dat de post ‘ondersteunende producten’ niet in de begroting is vermeld, zodat geen inzicht bestaat in de omvang en samenstelling van de toerekening van deze post aan beide heffingen, hetgeen meebrengt dat deze post moet worden geëlimineerd waardoor de opbrengstlimiet is overschreden. Verder stelt belanghebbende dat de begroting geen inzicht verschaft in de geraamde opbrengsten van beide heffingen.
4.14.
In de uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar een overzicht en specificatie gegeven van:
- de ondersteunende producten, ten bedrage van € 12.332.159,
- de overige diensten door derden, ten bedrage van € 21.263.893, en
- de bijdragen aan derden, ten bedrage van € 8.226.362.
De twee laatstgenoemde posten bedragen gezamenlijk € 29.490.255, hetgeen overeenstemt met de onder (8) vermelde last in de toelichting op de begroting naar kosten- en opbrengstsoorten (zie 4.7).
4.15.
In de begroting is opgemerkt dat de ondersteunende producten door verdeelsleutels worden toegerekend aan de primaire producten en dat de primaire producten grotendeels rechtstreeks worden toegerekend aan één van de taken watersysteembeheer en zuiveringsbeheer. Verder heeft de heffingsambtenaar ter zitting over de ondersteunende producten opgemerkt dat deze lasten ad € 12.332.159 in de begroting zijn verdeeld over de verschillende kostensoorten. Het Hof heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van deze opmerking.
4.16.
Wat betreft de geraamde opbrengsten is in de begroting een tarievenoverzicht opgenomen met een gespecificeerde belastingopbrengst naar de verschillende categorieën belastingplichtigen.
4.17.
Het Hof is van oordeel dat de heffingsambtenaar met de door hem overgelegde stukken en gegeven toelichting voldoende inzicht heeft verschaft in de ramingen van baten en lasten. Uit de overgelegde begroting blijkt dat de begrote baten de begrote lasten niet overschrijden (zie 4.12).
4.18.
Vervolgens heeft belanghebbende slechts in algemene bewoordingen opgemerkt dat onvoldoende inzicht bestaat in de omvang, samenstelling en toerekening van kosten, met name in de geraamde baten en de geraamde lasten ter zake van de ondersteunende producten. Zoals hiervoor opgemerkt (zie 4.15), zijn laatstgenoemde lasten in de begroting verdeeld over de verschillende kostensoorten. Belanghebbende heeft onvoldoende concreet gesteld ter zake van welke kostensoorten of lasten in de raming redelijke twijfel bestaat of sprake is van een ‘last ter zake’, laat staan dat belanghebbende dit gemotiveerd heeft gesteld. Ook ten aanzien van de gehanteerde uitsplitsing van de kosten over het watersysteembeheer en het zuiveringsbeheer heeft belanghebbende volstaan met de algemene opmerking dat sprake is van redelijke twijfel. Hetzelfde heeft te gelden ten aanzien van de geraamde opbrengsten. Daarmee heeft belanghebbende niet aan zijn stelplicht voldaan en faalt zijn beroep op overschrijding van de opbrengstlimiet.
4.19.
Het hoger beroep dient ongegrond te worden verklaard.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, mr. R. den Ouden en mr. J.W. Keuning, in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier.
De beslissing is op 26 augustus 2025 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(H. de Jong) (A.J.H. van Suilen)
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.HR 13 mei 2005, ECLI:NL:HR:2005:AF7525, r.o. 3.4.4.
2.HR 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:777, r.o. 3.3.4.
3.HR 4 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL0990, r.o. 4.2.
4.HR 13 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU7248.
5.HR 10 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BC3691, r.o. 3.3.2.