ECLI:NL:GHARL:2025:4815

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
4 augustus 2025
Zaaknummer
200.354.950/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep moeder niet-ontvankelijk in verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen na afloop termijn

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van vier minderjarigen. De moeder van de kinderen had in hoger beroep gevraagd om verlenging van de ondertoezichtstelling, die oorspronkelijk was ingesteld door de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland. De kinderrechter had het verzoek van de gecertificeerde instelling, Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, om de ondertoezichtstelling te verlengen afgewezen. De moeder ging hiertegen in beroep, maar het hof oordeelde dat zij niet-ontvankelijk was in haar verzoek. Het hof stelde vast dat de ondertoezichtstelling op 9 maart 2025 van rechtswege was geëindigd en dat een verlenging niet meer mogelijk was. De moeder had de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan binnen de termijn dat de ondertoezichtstelling nog van kracht was, maar had dit niet gedaan. Het hof concludeerde dat de moeder niet kon worden ontvangen in haar verzoek tot verlenging, ook niet op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat er geen sprake meer was van een inbreuk op het gezinsleven. De uitspraak van het hof werd mondeling gedaan op 10 juli 2025, met de schriftelijke uitwerking op 29 juli 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.354.950/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 241324)
mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van 10 juli 2025, waarvan de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 29 juli 2025
over de ondertoezichtstelling van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4]
in de zaak van
[verzoekster](de moeder)
die woont op een geheim te houden adres
advocaat: mr. G.E. Knol te Groningen
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering(de GI)
locatie Groningen.
en
[de vader](de vader)
en
[de partner van de vader](de partner van de vader)
die wonen in [woonplaats1]
advocaat: mr. J.A.M. Staal-Olislaegers.

1.Samenvatting

De kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, heeft het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen afgewezen. De moeder is daartegen in hoger beroep gegaan. Het hof beslist dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep en legt hierna uit waarom.
2. De feiten
2.1.
De moeder en de vader zijn de ouders van [de minderjarige1] , [de minderjarige2] , [de minderjarige3] en [de minderjarige4] . [de minderjarige1] is [in] 2008 geboren, [de minderjarige2] [in] 2014, [de minderjarige4] [in] 2021 en [de minderjarige3] [in] 2020.
2.2.
De ouders oefenen samen het gezag over de kinderen uit. De kinderen wonen bij de vader.
2.3.
De kinderen stonden sinds 24 februari 2022 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling liep tot 9 maart 2025.

3.De procedure bij de kinderrechter

3.1.
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen met een jaar, dus tot 9 maart 2026.
3.2.
De kinderrechter heeft het verzoek van de GI afgewezen.
3.3.
Die beslissing is vastgelegd in een beschikking van 11 februari 2025.

4.De procedure bij het hof

4.1.
De moederis het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. Zij komt daarvan in hoger beroep. Zij wil dat het hof de beslissing van de kinderrechter ongedaan maakt en de ondertoezichtstelling van de kinderen alsnog verlengt voor de duur van een jaar.
4.2.
De vader en de partner van de vaderzijn het wel eens met de beslissing van de kinderrechter. Zij willen dat het hof de beslissing van de kinderrechter in stand laat.
4.3.
De GIvindt dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep en wil dat de beslissing van de kinderrechter in stand blijft.
De informatie die het hof heeft ontvangen
4.4.
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift
  • een brief van de raad van 2 juni 2025, waarin de raad zich afmeldt voor de zitting
  • de stukken van de moeder, ingediend op 4 juni 2025
  • het verweerschrift van de GI
  • de stukken van de GI, ingediend op 17 juni 2025
  • de stukken van de moeder, ingediend op 4 juli 2025
  • de stukken van de moeder, ingediend op 7 juli 2025
  • de stukken van de moeder, ingediend op 8 juli 2025
  • de stukken van de vader en zijn partner, ingediend op 8 juli 2025
  • de stukken van de moeder, ingediend op 9 juli 2025.
4.5.
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben een brief geschreven. Zij hebben verteld wat zij vinden van de afwijzing van de verlenging van de ondertoezichtstelling.
4.6.
De zitting bij het hof was op 10 juli 2025. Aanwezig waren:
  • de moeder met haar advocaat
  • de vader en zijn partner met hun advocaat
  • een vertegenwoordiger van de GI.

5.Het oordeel van het hof

De ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het juridisch kader
5.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:260 Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 1:255, eerste lid, BW kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien aan de in laatstgenoemde bepaling vermelde gronden is voldaan. Het hof heeft ter zitting de vraag aan de orde gesteld of een dergelijke door de moeder verzochte verlenging nog mogelijk is nu de ondertoezichtstelling niet door de kinderrechter is verlengd en de ondertoezichtstelling op 8 maart 2025 is geëindigd.
De standpunten
5.2.
De moeder stelt dat de kinderrechter ten onrechte de ondertoezichtstelling van de kinderen niet heeft verlengd en verzoekt om de ondertoezichtstelling alsnog te verlengen. Namens de moeder is betoogd dat uit artikel 8 EVRM een positieve verplichting voortvloeit die inmenging door de overheid ter bescherming van ‘family life’ vereist. In dit geval bestaat die verplichte inmenging uit het verlengen van de ondertoezichtstelling. Volgens de moeder is sprake van dwingende inhoudelijke redenen die een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk maken en die een doorbreking van de vaste lijn in de jurisprudentie rechtvaardigt. De moeder stelt dat de kinderen nog altijd ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de gronden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling onverminderd aanwezig zijn.
5.3.
De GI stelt zich op het standpunt dat een verlenging niet meer mogelijk is. De ondertoezichtstelling was geldig tot 9 maart 2025 en is voor het verstrijken van die termijn niet verlengd. Een ondertoezichtstelling kan volgens vaste rechtspraak niet meer worden verlengd indien deze inmiddels van rechtswege is geëindigd na verloop van de door de kinderrechter eerder bepaalde duur. De GI wijst onder meer op de uitspraak van de Hoge Raad van 9 juli 2021. [1]
De beoordeling door het hof
5.4.
Met de GI is het hof van oordeel dat uit de uitspraak van de Hoge Raad van 9 juli 2021 volgt dat het hof een ondertoezichtstelling niet meer kan verlengen nadat de maatregel van rechtswege is geëindigd na verloop van de door de kinderrechter eerder bepaalde duur.
5.5.
De kinderrechter heeft in de bestreden beschikking van 11 februari 2025 het verzoek van de GI om verlenging van de ondertoezichtstelling van de kinderen afgewezen. Dit betekent dat de ondertoezichtstelling per 9 maart 2025 van rechtswege is geëindigd en op dit moment niet meer kan worden verlengd. Dat de door de moeder beoogde maximale termijn van de verlenging – namelijk tot 9 maart 2026 – nu nog niet is verstreken, doet er dan ook niet toe. De moeder is op 11 mei 2025 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij had de afwijzing van het verzoek om verlenging van de ondertoezichtstelling kunnen bestrijden door (zo nodig middels een spoedverzoek) in hoger beroep te gaan in de periode gelegen tussen de bestreden beschikking en 9 maart 2025. In die periode was een verlenging nog mogelijk geweest.
5.6.
Het beroep van de moeder op artikel 8 EVRM vormt naar het oordeel van het hof geen doorbrekingsgrond om de moeder ontvankelijk te verklaren in haar beroep. Artikel 8 EVRM beoogt bescherming te bieden tegen inbreuken op het gezinsleven (door de overheid). Een (verlenging van de) ondertoezichtstelling vormt een zodanige inbreuk op het gezinsleven. De kinderrechter heeft echter besloten de ondertoezichtstelling niet te verlengen, zodat geen sprake (meer) is van een (overheids)inbreuk op de door artikel 8 EVRM beschermde rechten.
5.7.
Het vorenstaande betekent dat het hof de moeder niet-ontvankelijk zal verklaren in haar verzoek in hoger beroep.

6.De beslissing

Het hof:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep.
Deze beschikking is mondeling uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2025 door mrs. M.A.F. Veenstra, E.B.E.M. Rikaart-Gerard, en E. Leentjes, bijgestaan door mr. E.M.M. Hendriks Vettehen als griffier. De schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 29 juli 2025.

Voetnoten

1.Hoge Raad 9 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1113