ECLI:NL:GHARL:2025:4779

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
1 augustus 2025
Zaaknummer
200.352.824/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing uitvoerbaar bij voorraad verklaring medewerking verkoop voormalige echtelijke woning

In deze zaak heeft de vrouw hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, waarin werd bepaald dat zij moest meewerken aan de verkoop van de echtelijke woning. De vrouw heeft aangevoerd dat er nieuwe feiten zijn die niet in de eerdere uitspraak zijn meegenomen, waaronder een taxatierapport en een hypotheekofferte. Het hof heeft de belangen van de vrouw en de man afgewogen en geconcludeerd dat de vrouw op dit moment een groter belang heeft bij het behoud van de woning. Het hof heeft daarom de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis van de rechtbank geschorst, maar de tweede vordering van de vrouw afgewezen omdat de waarde van de woning eerst moet worden vastgesteld. De hoofdzaak is verwezen naar een rol voor voortzetting op 29 juli 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.352.824/01
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 574801
arrest in het incident van 1 juli 2025
in de zaak van
[appellante],
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna: “de vrouw”,
advocaat: mr. A.J.C. van Bemmel te Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde],
die woont in [woonplaats1] ,
en bij de rechtbank optrad als eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna: “de man”,
advocaat: mr. P. de Haan te Almere.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 5 februari 2025.
Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit;
• de dagvaarding in hoger beroep, houdende de grieven en incidentele vorderingen;
• de memorie van antwoord in het incident.

2.De kern van de zaak

2.1.
Partijen zijn [in] 1987 in wettelijke gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Deze huwelijksgemeenschap is ontbonden op de datum waarop de vrouw een verzoekschrift tot echtscheiding heeft ingediend, te weten 7 mei 2018. De echtscheidingsbeschikking is op 13 juni 2018 ingeschreven in de daartoe bestemde registers.
2.2.
Partijen hebben over de gevolgen van de echtscheiding afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in een op 30 april 2018 ondertekend convenant. Onderdeel daarvan zijn afspraken over de verdeling van de echtelijke woning aan de [adres] te [woonplaats1] . Deze afspraken luiden:
Artikel 2 ECHTELIJKE WONING
2.1.
De echtelijke woning van partijen te [woonplaats1] aan de [adres] , zal in de toekomst aan dc vrouw in eigendom worden toegescheiden zodra zij ertoe in staat zal zijn de bank de man te laten ontslaan uit zijn hoofdelijke verplichtingen jegens de hypotheekhouder. Tot die tijd zal de woning onverdeeld blijven. Indien de vrouw de woning uiteindelijk niet zal overnemen zal deze dienen te worden verkocht.2.2. De man zal de woning met ingang van 1 mei 2018 verlaten, waarna het gebruik van de woning uitsluitend voor de vrouw is. Zij zal in de lasten van de woning voorzien.2.3. Partijen zullen de kosten verband houdende met de overdracht van de woning bij
helfte delen.2.4. De waarde van de woning zal ten tijde van de overname worden bepaald door een door partijen gezamenlijk in te schakelen NVM makelaar. De vrouw zal aan de man een bedrag zijnde de helft van de overwaarde, welke bestaat na aftrek van de nog openstaande hypotheek ten tijde van de overdracht van de woning, alsmede de eventuele boete in verband met het vroegtijdig aflossen van de hypotheek, voldoen. In het geval van een onderwaarde zal de man aan de vrouw de helft daarvan dienen te voldoen. Indien de woning verkocht zal worden zal de overwaarde tussen partijen bij helfte worden gedeeld en een eventuele restschuld door partijen bij helfte worden afgelost.2.5. De aan de hypotheek gekoppelde levensverzekering van partijen met als polisnummer 2694733 zal aan de vrouw worden toebedeeld en door haar worden voortgezet.
2.3.
In het bestreden vonnis heeft de rechtbank bepaald dat de vrouw dient mee te werken aan verkoop van de echtelijke woning aan een derde. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. In het incident vordert de vrouw i) de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het bestreden vonnis te schorsen, en ii) de veroordeling van de man medewerking te verlenen aan het transport van de woning aan de vrouw, waarbij de man vooralsnog toekomt: € 101.250 (€ 390.000 -/- € 187.500 = € 202.500 : 2) vermeerderd met de helft van de waarde beleggingsverzekering per datum transport, vermeerderd met de helft van het saldo van de beleggingsrekening per datum transport van de woning.

3.Het oordeel van het hofJuridisch kader

3.1.
De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en deze uitvoerbaar bij voorraad verklaring niet toegelicht. Het hof kan de uitvoerbaarheid schorsen als het belang van de vrouw om de situatie te houden zoals die was voordat de uitspraak werd gedaan, zwaarder weegt dan het belang van de man om de uitspraak meteen te kunnen uitvoeren. Het hof gaat uit van de overwegingen en beslissingen van het vonnis van de rechtbank en kijkt voor zijn beslissing niet naar de kans van slagen van het hoger beroep. Het hof kan de uitvoerbaarheid onder meer schorsen als zich na de bestreden uitspraak nieuwe feiten hebben voorgedaan waarmee in de bestreden uitspraak geen rekening kon worden gehouden. Die feiten moeten wel kunnen rechtvaardigen dat van de bestreden uitspraak wordt afgeweken. [1]
Stellingen partijen
3.2.
De vrouw voert aan dat zich na de bestreden uitspraak nieuwe feiten hebben voorgedaan waarmee in de bestreden uitspraak geen rekening kon worden gehouden. Bij de rechtbank heeft de vrouw geen stukken laten zien waaruit blijkt dat zij financieel in staat is de woning over te nemen. Dat was voor de rechtbank reden om te beslissen zoals zij heeft gedaan. De vrouw laat deze stukken nu wel zien. Het gaat om een nieuw taxatierapport van 12 februari 2025 (taxatiewaarde woning € 390.000), de schriftelijke bevestiging dat financiering mogelijk is en een hypotheekofferte van Nationale Nederlanden. Het kunnen overnemen van de woning en daarmee behoud van de woning voor de vrouw en de dochter moeten naar de mening van de vrouw zwaarder wegen dan het belang van de man bij verkoop van de woning. Executie van het vonnis levert volgens de vrouw misbruik van bevoegdheid door de man op.
3.3.
De man stelt dat hij niet betrokken is geweest bij de taxatie en dat de waarde van de woning hoger ligt, namelijk tussen € 420.000 en € 425.000. Verder stelt hij dat het nog volstrekt onzeker is of de vrouw een definitieve financiering kan krijgen. De man wil niet langer hoofdelijk aansprakelijk blijven voor de hypotheek en wil beschikken over zijn aandeel in de woning.
Belangenafweging
3.4.
Het hof is van oordeel dat de belangenafweging uitvalt in het voordeel van de vrouw. Partijen hebben in hun convenant destijds onder ogen gezien dat het een tijd kon duren voordat de vrouw de woning zou kunnen overnemen, maar hebben overname door de vrouw wel als uitgangspunt genomen. In de procedure bij de rechtbank heeft de vrouw geen gegevens overgelegd van een financieringsmogelijkheid, maar daar is zij inmiddels wel toe overgegaan. Een gedwongen verkoop heeft voor de vrouw verstrekkende en onomkeerbare gevolgen, onder meer bestaande uit verlies van woonruimte voor haar en de dochter van partijen, terwijl inmiddels door de vrouw is aangetoond dat zij bezig is een financiering te krijgen om de man uit te kopen. Dat de waarde van de woning niet definitief is vast komen te staan met de in opdracht van de vrouw verrichte taxatie, zoals de man betoogt, is naar het oordeel van het hof juist. In het convenant zijn partijen immers overeengekomen dat de waarde van de woning ten tijde van de overname zal worden bepaald door een door partijen gezamenlijk in te schakelen NVM makelaar. Dat zal dus alsnog moeten gebeuren, tenzij partijen daarover nieuwe afspraken maken. Dit betekent overigens niet dat er daarmee vanuit zou moeten worden gegaan dat de vrouw de woning niet kan overnemen, zoals de man betoogt. Dat de man wordt belemmerd om zelf een financiering te krijgen en dat hij nog aansprakelijk is voor de hypotheek maakt het oordeel van het hof niet anders. De man heeft namelijk niet voldoende aangetoond dat hij hiervan op dit moment nadeel ondervindt.
3.5.
De belangen tegen elkaar afwegende komt het hof dus tot het oordeel dat de vrouw op dit moment een groter belang heeft om de woning te behouden totdat in de bodemprocedure (of eerder) duidelijkheid is verkregen over de waarde van de woning en de financiering van de uitkoop van de man door de vrouw met het oog op de toescheiding van de woning aan haar. De incidentele vordering wordt toegewezen wat betreft de schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring.
3.6.
De tweede vordering in het incident van de vrouw zal worden afgewezen, omdat eerst de waarde van de woning overeenkomstig de door partijen gemaakte afspraken zal moeten worden vastgesteld en die vordering te ver vooruitloopt op een beslissing in de hoofdzaak.
De conclusie in het incident
3.7.
Het hof wijst de incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring toe, wijst de andere vordering af, en houdt de beslissing over de kosten van het incident aan tot het eindarrest in de hoofdzaak.
Vervolg hoofdzaak
3.8.
Het hof verwijst de hoofdzaak naar de rol van 29 juli 2025 voor voortzetting in de hoofdzaak. Verder houdt het hof iedere beslissing aan.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
4.1.
schorst de uitvoerbaarheid bij voorraad van het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 5 februari 2025;
4.2.
wijst het meer gevorderde af;
4.3.
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot hierover bij eindarrest zal worden beslist;
in de hoofdzaak:
4.4.
verwijst de hoofdzaak naar de rol van 29 juli 2025 voor voortzetting in de hoofdzaak;
4.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C. Koopman, W.F. Boele en J. Smit, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2025.

Voetnoten

1.Hoge Raad 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026.