ECLI:NL:GHARL:2025:4590

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
21-004926-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zeer gevaarlijk rijgedrag en weigering medewerking aan ademonderzoek

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is beschuldigd van twee overtredingen van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994, wat betreft zeer gevaarlijk rijgedrag, en het weigeren van medewerking aan een ademonderzoek. De verdachte heeft op 26 november 2023 met een Audi A1 op de A27 zeer gevaarlijk rijgedrag vertoond door met hoge snelheid te rijden, verkeersregels te negeren en spookrijden. Tijdens de achtervolging door de politie heeft hij meerdere keren niet voldaan aan stoptekens en is hij uiteindelijk tegen een paal gereden. Bij de aanhouding weigerde hij medewerking te verlenen aan een ademonderzoek. De politierechter heeft hem hiervoor veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, een ontzegging van de rijbevoegdheid en een taakstraf. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het vonnis niet voldeed aan de wettelijke eisen. Het hof heeft de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, de verbeurdverklaring van de auto en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 193 dagen. Het hof heeft geoordeeld dat het rijgedrag van de verdachte levensgevaar voor anderen heeft opgeleverd en dat hij opzettelijk de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004926-24
Uitspraak d.d.: 23 juli 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 7 november 2024 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-314127-23 en 16-150395-24, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 1632732620, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 juli 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-314127-23 onder 1 primair, onder 2 en onder 3 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 16150395-24 primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van voorarrest, een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van acht maanden, met aftrek van de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen voertuig, alsmede toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Verder heeft het hof kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. J. Gunning, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 1631412723 onder 1 primair, onder 2 en onder 3 bewezenverklaarde en het in de zaak met parketnummer 16-150395-24 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van voorarrest en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van acht maanden, met aftrek van de tijd gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, het inbeslaggenomen voertuig verbeurd verklaard en de tenuitvoerlegging gelast van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het vonnis niet voldoet aan de wettelijke eis dat het proces-verbaal van zitting, naast de uitwerking van de aantekening mondeling vonnis, tevens een uitwerking van de gehanteerde bewijsmiddelen dient te bevatten. Aldus leent dat vonnis zich niet voor bevestiging. Daarnaast komt het hof tot andere bewijsbeslissingen en oplegging van andere sancties.
Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 16-314127-23
1.
hij op of omstreeks 26 november 2023 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (Audi A1), daarmee rijdende op de weg, [plaats 3] , zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door een of meermalen
  • geen richtingsaanwijzer te gebruiken bij het wisselen van baan en/of
  • met hoge snelheid van 140 km/u, althans een te hoge toegestane snelheid, te rijden en/of
  • volg en/of stopteken(s) te negeren en/of
  • op de vluchtstrook te rijden en/of
  • op een verdrijvingsvlak te rijden en/of
  • over een doorgetrokken streep te rijden en/of
  • in tegengestelde richting/spook te rijden en/of
  • zonder aanleiding (hard) te remmen en/of
  • slingerend te rijden en/of
  • onder invloed van alcohol te rijden en/of
  • de macht over het stuur te verliezen en de vangrail te raken en/of
  • (nogmaals) de macht over het stuur te verliezen en/of een paal te raken,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
subsidiair
hij op of omstreeks 26 november 2023 te [plaats 1] en/of [plaats 2]
, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig
(Audi A1), daarmee rijdende op de weg, [plaats 3] , een of meermalen
  • geen richtingsaanwijzer gebruiken bij het wisselen van baan en/of
  • met hoge snelheid van 140 km/u, althans een te hoge toegestane snelheid, rijden en/of
  • volg en/of stopteken(s) negeren en/of
  • op de vluchtstrook rijden en/of
  • op een verdrijvingsvlak rijden en/of
  • over een doorgetrokken streep rijden en/of
  • in tegengestelde richting/spook rijden en/of
  • zonder aanleiding (hard) remmen en/of
  • slingerend rijden en/of
  • onder invloed van alcohol rijden en/of
  • de macht over het stuur verliezen en de vangrail raken en/of
  • (nogmaals) de macht over het stuur te verliezen en/of een paal te raken,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
2.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig een of meermalen betrokken was geweest bij (een) verkeersongeval(len) dat had plaatsgevonden in [plaats 4] en/of [plaats 3] , op of omstreeks 26 november 2023 de (voornoemde) plaats(en) van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een paal (toebehorende aan de [gemeente] ) en/of de vangrail schade was toegebracht;
3.
hij op of omstreeks 26 november 2023 te [plaats 5] , in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een voertuig te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen;
en/of
hij op of omstreeks 26 november 2023 te [plaats 6] , in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een voertuig te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
Zaak met parketnummer 16-150395-24
hij op of omstreeks 1 mei 2024 te [plaats 7] , althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, [diverse straten 1] en/of een of meer nabijgelegen wegen, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
  • meermalen, althans eenmaal, over een groenstrook en/of een stoep heen te rijden,
  • meermalen, althans eenmaal, over een fietspad en/of een talud van een tunnel heen te rijden,
  • meermalen, althans eenmaal, over een busbaan heen te rijden en/of een busbaan over te steken,
  • meermalen, althans eenmaal, een stopteken te negeren en/of verkeersaanwijzingen van een daartoe op grond van wegenverkeerswet bevoegde personen niet op te volgen,
  • meermalen, althans eenmaal, de maximumsnelheid te overschrijden,
  • meermalen, althans eenmaal, met een hoge snelheid over verkeersdrempels en/of groenstroken te rijden waardoor de personenauto met een of meer wielen los van de grond kwam en/of
  • onder invloed van een stof, te weten lachgas, te rijden,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
subsidiair
hij op of omstreeks 1 mei 2024 te [plaats 7] , althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, [diverse straten 1] en/of een of meer nabijgelegen wegen,
  • meermalen, althans eenmaal, over een groenstrook en/of een stoep heeft gereden,
  • meermalen, althans eenmaal, over een fietspad en/of een talud van een tunnel heeft gereden,
  • meermalen, althans eenmaal, over een busbaan heeft gereden en/of een busbaan over heeft gestoken,
  • meermalen, althans eenmaal, een stopteken heeft genegeerd en/of verkeersaanwijzingen van een daartoe op grond van wegenverkeerswet bevoegde personen niet heeft opgevolgd,
  • meermalen, althans eenmaal, de maximumsnelheid te heeft overschreden,
  • meermalen, althans eenmaal, met een hoge snelheid over verkeersdrempels en/of groenstroken heeft gereden waardoor de personenauto met een of meer wielen los van de grond kwam en/of
  • onder invloed van een stof, te weten lachgas, te rijden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

De beoordeling van het bewijs

Zaak met parketnummer 16-314127-23
Feiten en omstandigheden
Het hof gaat op grond van de in de voetnoten vermelde wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden. [1]
Op 26 november 2023 omstreeks 03:59 uur reden twee politieambtenaren op de A27 ter hoogte van [plaats 2] . Daar zagen zij een voertuig rijden met een snelheid van ongeveer 140 km/h. Het betrof een Audi A1, voorzien van kenteken [kenteken] . Zij zagen dat het voertuig plotseling en zonder aanleiding remde, slingerend over de A27 reed, meerdere keren van rijstrook wisselde zonder daarbij richting aan te geven, daarbij meerdere voertuigen inhaalde, een verdrijvingsvlak overschreed en een doorgetrokken streep over reed. Hierop besloten zij het voertuig een stopteken te geven. Aan dit stopteken werd niet voldaan. Vervolgens reden de politieambtenaren het voertuig voorbij, gingen voor het voertuig rijden en gaven zij een volgteken. Hier werd eerst aan voldaan. Bij afslag [afslag] reed het voertuig echter terug de A27 op. Hierbij reed het over de vluchtstrook. Ook ging het voertuig harder rijden. Het voertuig reed hierbij met een fors snelheidsverschil langs andere voertuigen. De politieambtenaren gaven de bestuurder van het voertuig wederom een stopteken. Hier werd niet aan voldaan. Bij [afrit] verloor de bestuurder van het voertuig in de bocht de macht over het stuur, waarna het voertuig driemaal om zijn as draaide, met de linker voorzijde de vangrail raakte en tot stilstand kwam. Eén van de politieambtenaren liep naar het gecrashte voertuig toe en zag een man achter het stuur zitten. Hij opende de deur aan de bijrijderszijde van het voertuig, rook direct een sterke doordringende alcoholgeur en zag dat de bestuurder hem met grote wijd opengesperde ogen aankeek. De politieambtenaar riep tegen de bestuurder dat hij zijn motor moest afzetten. De bestuurder voldeed hier echter niet aan en reed hard achteruit. Vervolgens reed het voertuig in tegengestelde richting de A27 op. Op dat moment kwamen meerdere voertuigen uit die richting rijden. Omdat de politieambtenaren bang waren dat de bestuurder een ernstig ongeval zou veroorzaken besloten zij om het voertuig niet te volgen. Om 4:35 uur kregen zij van de meldkamer de opdracht om te gaan naar het [plaats 3] . Daar was een voertuig tegen een paal gereden. Toen de politieambtenaren ter plaatse kwamen zagen zij dat het voertuig dat tegen de paal was gereden, hetzelfde voertuig was als het voertuig dat zij eerder die nacht hadden achtervolgd. De politieambtenaren zagen dat twee collega’s bij de man stonden die zij eerder het genoemde voertuig zagen besturen. Deze man was de verdachte. [2] De politieambtenaar die bij de verdachte stond rook een doordringende alcoholgeur. Ook zag hij dat hij bloeddoorlopen ogen had en dat hij schuim op zijn mondhoeken had staan. Vervolgens heeft hij de verdachte vijf tot tien keer gevraagd om mee te werken aan een ademtest. De verdachte zei hierop dat hij daar niet aan mee wilde werken. Ook niet nadat de politieambtenaar hem had gevorderd om mee te werken aan de test. [3] De verdachte erkent dat hij de bestuurder van het voertuig was en dat hij toen alcohol had gedronken. Verder heeft hij verklaard dat hij bang werd toen hij de politie zag en er toen snel vandoor wilde gaan. [4]
Bewijsoverwegingen
Beoordeeld moet worden of het rijgedrag van de verdachte kan worden aangemerkt als zeer gevaarlijk rijgedrag in de zin van artikel 5a, eerste lid, van de Wegenverkeersweg 1994 (hierna: WVW 1994). Op grond van deze bepaling is het verboden, door een of meer van dergelijke gedragingen te verrichten, zich opzettelijk zodanig in het verkeer te gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate worden geschonden, als daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. Om te kunnen beoordelen of gelet op het bewezenverklaarde gedrag waarmee de verkeersregels in ernstige mate zijn geschonden, levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was, moet worden vastgesteld of dit gevaar naar algemene ervaringsregels te voorzien was. Zoals ook uit de wetsgeschiedenis volgt, vergt dit een beoordeling aan de hand van de concrete feiten en omstandigheden van het geval, waaronder de plaats waar en het tijdstip waarop het genoemde gedrag heeft plaatsgevonden. Bij dit oordeel is van belang dat in het verkeer in het algemeen niet goed voorspelbaar is bij welke andere verkeersdeelnemers men in de nabijheid zal komen en hoe deze zullen reageren op een schending van verkeersregels. Van het duchten van levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander kan daarom ook sprake zijn als het gedrag waarmee de verkeersregels in ernstige mate is geschonden, met zich brengt dat de bestuurder van het voertuig niet in staat kan worden geacht steeds adequaat te reageren op de aanwezigheid en het verkeersgedrag van andere verkeersdeelnemers (vgl. HR 11 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:344).
Aldus moet worden beoordeeld of de verdachte met zijn verkeersgedrag (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) dat opzettelijk heeft gedaan en (d) dat daardoor gevaar te duchten was voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. a) Schending van de verkeersregels
De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto met hoge snelheid over de snelweg gereden, terwijl hij onder invloed van alcohol was. Hierbij remde hij plotseling en zonder aanleiding, reed hij slingerend, wisselde hij meerdere keren van rijstrook zonder daarbij richting aan te geven, haalde daarbij meerdere voertuigen in, reed hij over een verdrijvingsvlak en overschreed hij een doorgetrokken streep. Toen de politie hem volg- en stoptekens gaf, voldeed hij hier niet aan. Ook reed hij over de vluchtstrook. Vervolgens verloor hij in een bocht de macht over het stuur, waarbij hij een vangrail raakte. Hierna reed hij in tegengestelde richting weer de snelweg op. Tot slot is hij nogmaals de macht over het stuur verloren en heeft hij een paal geraakt. Aldus heeft de verdachte meerdere verkeersregels geschonden.
b) In ernstige mate
Het hof is van oordeel dat de verdachte de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden. De politieambtenaren vonden het rijgedrag van de verdachte zelfs zo gevaarlijk dat zij de achtervolging hebben gestaakt, omdat ze bang waren dat anders een ernstig ongeval zou ontstaan.
c) Opzettelijk
Voorts acht het hof bewezen dat het opzet van verdachte zowel gericht was op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden daarvan. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm en in aanmerking genomen dat de verdachte harder is gaan rijden toen hij door de politie werd achtervolgd, kan het niet anders dan dat bij hem sprake was van opzet. De verdachte heeft ook erkend hij er snel vandoor wilde gaan toen hij de politie zag.
d) Gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen
Tot slot is het hof van oordeel dat door het verkeersgedrag van de verdachte gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar voor anderen te duchten was. Naar algemene ervaringsregels is het immers voorzienbaar dat dergelijk verkeersgedrag kan leiden tot een ernstig verkeersongeval en daarmee tot zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar voor anderen. Door het verkeersgedrag van de verdachte was het voor andere verkeersdeelnemers niet mogelijk te anticiperen en bijtijds adequaat te reageren. Met name het spookrijden op de snelweg is iets waar andere verkeersdeelnemers niet bedacht op zijn. De raadsman heeft aangevoerd dat het algemeen bekend is dat het ’s nachts erg rustig is op de weg. Uit de verklaring van de ambtenaren blijkt echter dat er wel degelijk sprake was van ander verkeer en dat ook meerdere voertuigen uit de tegengestelde richting kwamen aanrijden toen de verdachte spookreed. Dat geen ongeval met zwaar of dodelijk letsel is ontstaan, is aldus een gelukkige omstandigheid die geenszins aan de verdachte is te danken.
Gelet op het voorgaande acht het hof het primair tenlastegelegde bewezen.
Ook het onder 3 ten laste gelegde (weigeren medewerking aan ademonderzoek) acht het hof bewezen. Uit het dossier blijkt dat de politieambtenaar de verdachte vijf tot tien keer heeft gevraagd om mee te werken aan een ademtest en dat de verdachte hierop zei dat hij daaraan niet wilde meewerken. Ook nadat de politieambtenaar hem had gevorderd om mee te werken, wilde de verdachte dit niet. Het verweer van de raadsman dat uit het dossier niet kan worden opgemaakt dat de verdachte willens en wetens heeft geweigerd medewerking te verlenen wordt dan ook verworpen.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde (doorrijden na een ongeval) overweegt het hof ten aanzien van de vangrail dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat daaraan schade was toegebracht. Ten aanzien van de paal overweegt het hof dat deze zich bevindt op de plaats waar de verdachte ook door de politie is aangetroffen. Aldus kan niet worden bewezen dat de verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten. Dit brengt mee dat de verdachte van dit feit geheel zal worden vrijgesproken.
Zaak met parketnummer 16-150395-24
Feiten en omstandigheden
Het hof gaat op grond van de in de voetnoten vermelde wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden. [5]
Op 1 mei 2024 omstreeks 18:43 uur reed een politieambtenaar op [adres 2] . Daar zag hij een blauwe BMW 1-serie rijden die vervolgens een fietstunnel in reed. De politieambtenaar reed achter dit voertuig aan. Aan het eind van deze tunnel reed het voertuig met hoge snelheid tegen de stoep aan en via het talud om de paaltjes heen die aan het eind van de tunnel stonden. Het voertuig reed door over het fietspad en sloeg rechtsaf de [straatnaam 1] op. Het voertuig reed vervolgens met een zeer hoge snelheid langs een speeltuin, waar op dat moment meer dan vijf kinderen aan het spelen waren. Ter hoogte van deze speeltuinspeeltuin bevond zich een verkeersdrempel. Het voertuig reed hier zo hard overheen dat het met vier wielen los van de grond kwam. De politieambtenaar schatte de snelheid van het voertuig in deze straat, die was gelegen in een 30 km/h zone, tegen de 100 km/h. [6] Vervolgens reed het voertuig over de [straatnaam 2] , alwaar het zijn snelheid verhoogde. [7] Daar reden twee andere politieambtenaren achter het voertuig aan en gaven de bestuurder middels hun politietransparant een stopteken. De bestuurder reageerde hierop door twee maal een slingerbeweging te maken. Hierna stak de bestuurder zijn hand uit het raam en stak zijn duim op. Het voertuig reed meerdere mogelijkheden voorbij om te stoppen. Hierop zette de politieambtenaar zijn optische- en geluidssignalen aan. Vervolgens vond een achtervolging plaats vanaf de [diverse straten 2] . Tijdens deze achtervolging voldeed de bestuurder geen enkele keer aan het stopteken. Op de [straatnaam 3] reed het voertuig bijna tegen een rood burgervoertuig aan waarin een persoon zat. Ook reed het voertuig daar met ongeveer 70 km/h over een groenstrook, waarbij het voertuig gedeeltelijk los kwam van de grond en bijna een politievoertuig werd geramd. Tijdens de achtervolging reed het voertuig meerdere malen door een groenstrook, over een busbaan en over een fietspad. Op het fietspad [fietspad 1] stond een fietser in het gras die vermoedelijk van het fietspad af was gereden vanwege het rijgedrag van de BMW. Vervolgens is de bestuurder van het voertuig aangehouden op de [straatnaam 4] . Dit betrof de verdachte. [8] Een motoragent, die vanaf de [straatnaam 2] bij de achtervolging was aangesloten, zag verder nog dat het voertuig hard de stoep op stuurde en over het gras een collega ontweek. Op diverse plekken liepen er mensen op de stoep. Tijdens de achtervolging liep de snelheid van zijn dienstmotor op tot 80 km/h, waarbij de BMW fors op hem uit liep. Met deze hoge snelheid stak het voertuig vervolgens het fietspad [fietspad 2] over, wat een onoverzichtelijk fietspad is. Bij dit fietspad ligt een drempel. De BMW kwam met vier wielen los over deze drempel. De BMW bleef met een geschatte snelheid van zo'n 100 km/h door deze smalle straat rijden en sloeg aan het einde van [straatnaam 3] rechtsaf zonder daarbij rekening te houden met eventueel overig verkeer. De BMW ging met zijn rechter achterwiel hard over een stoeprand waardoor deze los kwam. De BMW reed op dit moment op [straatnaam 5] en sloeg aan het eind van de straat met hoge snelheid linksaf het fietspad [fietspad 3] op. Enkele tientallen meters verder bevond zich de kruising met het fietspad [fietspad 1] . Daar fietste een jonge vrouw. De BMW sloeg rechtsaf het [fietspad 1] op en ging in de richting van de fietser. De fietser ging snel rechts de stoep op en reed het gras in, waar de BMW haar met hoge snelheid passeerde. In het fietspad zat een grote hobbel waar de BMW net naast de fietser volledig los van de grond kwam en met de neus van het voertuig naar beneden een harde landing maakte. Vervolgens stak de BMW de busbaan over en ging naar rechts schuin het gras over. Op de [straatnaam 4] werd de bestuurder van de BMW aangehouden. Dit betrof de verdachte. In het voertuig werd een lachgascilinder aangetroffen. Deze cilinder was zeer koud en vochtig, hetgeen duidt op recent gebruik van de cilinder. [9] De verdachte had een grauw / bleek gelaat, bleke lippen, kleine zweetdruppeltjes op zijn voorhoofd, glazige ogen met een glazige blik en zeer druk en warrig gedrag. Het was de betreffende politieambtenaar ambtshalve bekend dat deze uiterlijke kenmerken in combinatie met het getoonde gedrag een resultaat is van het gebruik van lachgas. [10] De verdachte erkent dat hij de bestuurder van de BMW was. Verder heeft hij verklaard dat hij bewust is doorgereden toen hij door de politie werd achtervolgd. Hij wilde toen snel naar huis in verband met de gezondheidssituatie van zijn moeder. Daarom stak hij ook zijn duim op naar de politieambtenaren. Daarmee wilde hij aangeven dat hij wist dat hij moest stoppen en dat dat uiteindelijk ook wel zou doen, maar dat hij eerst wilde doorrijden naar zijn moeder en later wel één en ander zou uitleggen. [11]
Bewijsoverwegingen
Ook in deze zaak moet worden beoordeeld of het rijgedrag van de verdachte kan worden aangemerkt als zeer gevaarlijk rijgedrag in de zin van artikel 5a, eerste lid, van de WVW 1994.
a. a) Schending van de verkeersregels
De verdachte heeft als bestuurder van een personenauto met zeer hoge snelheid door de bebouwde kom gereden, terwijl hij onder invloed van lachgas was. Hierbij heeft hij over groenstroken, stoepen, fietspaden, een talud van een tunnel en een busbaan gereden. Ook heeft hij met een hoge snelheid over verkeersdrempels gereden waardoor de personenauto met de wielen los van de grond kwam. Verder heeft hij meermalen een stopteken genegeerd. Aldus heeft de verdachte meerdere verkeersregels geschonden.
b) In ernstige mate
Het hof is van oordeel dat de verdachte de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden.
Er was sprake van een politieachtervolging en de verdachte heeft met snelheid van ongeveer 100 km/h gereden door een woonwijk, langs een speeltuin, door een smalle straat en door een straat waar de maximum snelheid 30 km/h bedroeg.
c) Opzettelijk
Voorts acht het hof bewezen dat het opzet van verdachte zowel gericht was op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden daarvan. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm en in aanmerking genomen dat de verdachte door is gereden toen hij door de politie werd achtervolgd en daarbij zijn duim naar hen had opgestoken kan het niet anders dan dat bij hem sprake was van opzet. De verdachte heeft ook erkend hij snel wilde doorrijden toen hij de politie zag.
d) Gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen
Tot slot is het hof van oordeel dat door het verkeersgedrag van de verdachte gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar voor anderen te duchten was. Naar algemene ervaringsregels is het immers voorzienbaar dat dergelijk verkeersgedrag kan leiden tot een ernstig verkeersongeval en daarmee tot zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar voor anderen
Door het verkeersgedrag van de verdachte was het voor andere verkeersdeelnemers niet mogelijk te anticiperen en bijtijds adequaat te reageren. Het was begin van de avond en er waren nog veel mensen op straat. Met name door met zeer hoge snelheid langs een speeltuin te
rijden, terwijl daar op dat moment meerdere kinderen aan het spelen waren, is een concrete situatie ontstaan waarbij gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen. Ook op het fietspad [fietspad 1] was sprake van een concreet gevaarlijke situatie. Daar fietste een jonge vrouw toen de verdachte eraan kwam rijden. Doordat zij snel de stoep opreed het gras in kon zij voorkomen dat zij door de verdachte werd aangereden. Verder reed de verdachte bijna tegen een rood burgervoertuig aan waar een persoon in zat. Tot slot liepen er op diverse plekken mensen op de stoep.
Er was dus zeker concreet gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar voor anderen te duchten. Dat geen ongeval met zwaar of dodelijk letsel is ontstaan, is ook in deze zaak een gelukkige omstandigheid die geenszins aan de verdachte is te danken.

Vrijspraak

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-314127-23 onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-314127-23 onder 1 primair en 3 en in de zaak met parketnummer 16-150395-24 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 16-314127-23
1. primair
hij op 26 november 2023 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (Audi A1), daarmee rijdende op de weg, A27 en/of [plaats 3] , zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door een of meermalen
  • geen richtingsaanwijzer te gebruiken bij het wisselen van baan en
  • met hoge snelheid van 140 km/u, althans een te hoge toegestane snelheid, te rijden en
  • volg- en stoptekens te negeren en
  • op de vluchtstrook te rijden en
  • op een verdrijvingsvlak te rijden en
  • over een doorgetrokken streep te rijden en
  • in tegengestelde richting te rijden/te spookrijden en
  • zonder aanleiding (hard) te remmen en
  • slingerend te rijden en
  • onder invloed van alcohol te rijden en
  • de macht over het stuur te verliezen en de vangrail te raken en
  • nogmaals de macht over het stuur te verliezen en een paal te raken,
door welke verkeersgedragingen van de verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
3.
hij op 26 november 2023 te [plaats 5] als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een voertuig te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en/of aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen.
Zaak met parketnummer 16-150395-24
hij op 1 mei 2024 te [plaats 7] als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [diverse straten 1] en/of een of meer nabijgelegen wegen, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
  • meermalen over een groenstrook en een stoep heen te rijden,
  • over een fietspad en een talud van een tunnel heen te rijden,
  • over een busbaan heen te rijden en een busbaan over te steken,
  • meermalen een stopteken te negeren,
  • meermalen de maximumsnelheid te overschrijden,
  • meermalen met een hoge snelheid over verkeersdrempels te rijden waardoor de personenauto met een of meer wielen los van de grond kwam en
  • onder invloed van een stof, te weten lachgas, te rijden,
door welke verkeersgedragingen van de verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 16-314127-23 onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994
Het in de zaak met parketnummer 16-314127-23 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 163, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Het in de zaak met parketnummer 16-150395-24 primair bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Strafoplegging

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich twee keer schuldig gemaakt aan zeer gevaarlijk rijgedrag. Hiermee heeft hij levensgevaarlijke situaties voor andere weggebruikers gecreëerd. Door zo te handelen heeft de verdachte zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer niet in acht genomen en ervan blijk gegeven dat de veiligheid van andere weggebruikers hem niets kon schelen. Verder heeft de verdachte geweigerd medewerking te verlenen aan een ademonderzoek. Aldus is een forse straf op zijn plaats.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken. Om de verdachte in de gelegenheid te stellen de stijgende lijn in zijn leven voort te zetten zal het hof hem geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, maar een forse onvoorwaardelijke taakstraf. Bij het bepalen van de duur daarvan heeft het hof tevens rekening gehouden met de verbeurdverklaring van de BMW en de waarde die deze vertegenwoordigt.
Om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan een strafbaar feit zal het hof de verdachte voorts een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Het hof zal hieraan een proeftijd van drie jaren verbinden.
Aangezien de door de verdachte begane verkeersdelicten zeer ernstig van aard zijn en om hem ervan te doordringen zich in de toekomst te houden aan de in het verkeer geldende regels, zal het hof hem tevens een deels onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen.
Het hof zal hieraan eveneens een proeftijd van drie jaren verbinden
Gelet op het voorgaande en in aanmerking genomen dat het hof een feit minder bewezen heeft verklaard, bestaat aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de advocaat-generaal is gevorderd.

Beslag

Het in de zaak met parketnummer 16-314127-23 onder 1 primair tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een personenauto van het merk BMW, voorzien van het kenteken [kenteken] . Dit voorwerpt behoort de verdachte toe. Het zal daarom worden verbeurd verklaard. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de in de zaak met parketnummer 16-327326-20 bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te MiddenNederland van 4 mei 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden bevolen.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zal het hof in plaats van een bevel tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf van na te melden duur bevelen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24, 33, 33a, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 163, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-314127-23 onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-314127-23 onder 1 primair en 3 en in de zaak met parketnummer 16150395-24 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-314127-23 onder 1 primair en 3 en in de zaak met parketnummer 16-150395-24 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-150395-24 primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
193 (honderddrieënnegentig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
120 (honderdtwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een personenauto van het merk BMW, voorzien van het kenteken [kenteken] .
Gelast in plaats van het bevelen van de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 4 mei 2021 met parketnummer 16327326-20, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
3 (drie) maanden hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. J. Hielkema, voorzitter,
mr. L.G. Wijma en mr. O. Anjewierden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.R. Starreveld, griffier,
en op 23 juli 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich bevinden in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier van de Eenheid Midden-Nederland van de politie met nummer PL0900-2023362617 volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal die in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde ambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen (pag. 18 e.v.).
3.Proces-verbaal van bevindingen (pag. 13 e.v.).
4.De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van meervoudige strafkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 9 juli 2025, zoals neergelegd in het proces-verbaal van die zitting.
5.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich bevinden in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier van de Eenheid Midden-Nederland van de politie met nummer PL0900-2024138420 volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal die in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde ambtenaren.
6.Proces-verbaal van bevindingen (pag. 7 e.v.).
7.Proces-verbaal van bevindingen (pag. 10 e.v.).
8.Proces-verbaal van bevindingen (pag. 12 e.v.).
9.Proces-verbaal van bevindingen (pag. 16 e.v.).
10.Proces-verbaal van bevindingen (pag. 20 e.v.).
11.De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van meervoudige strafkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 9 juli 2025, zoals neergelegd in het proces-verbaal van die zitting.