ECLI:NL:GHARL:2025:4557

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
200.333.139
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bemiddelingsovereenkomst en terugbetaling courtage bij niet-levering van auto’s

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van V.O.F. Vintage Car Collectors en een appellant tegen Absolut Cars Consulting S.A.S. over de terugbetaling van courtage in verband met niet geleverde auto’s. Absolut Cars had drie bestellingen geplaatst voor Ferrari’s via Vintage Car, maar geen van de auto’s is geleverd. Het hof oordeelt dat Vintage Car en de appellant verplicht zijn om de betaalde courtage van € 30.000 voor de California terug te betalen, maar niet voor de andere twee bestellingen. De rechtbank had eerder bepaald dat er bewijs moest worden geleverd van een afspraak over de terugbetaling van courtage. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor een afwijkende afspraak over de courtage voor de 812SF’s. De rechtbank had de vorderingen van Absolut Cars gedeeltelijk toegewezen, maar het hof vernietigt de overige veroordelingen en compenseert de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 22 juli 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
zaaknummer gerechtshof: 200.333.139
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht: 528973
(eerder: NL17.15129)
arrest van 22 juli 2025
in de zaak van

1.[appellant]

die woont in [woonplaats1]
2. V.O.F. Vintage Car Collectors
die is gevestigd in Leeuwarden
die hoger beroep hebben ingesteld
bij de rechtbank optraden als gedaagden
hierna worden genoemd: [appellant] , respectievelijk Vintage Car
en voor wie optreedt de advocaat: mr. R. Stekelenburg,
tegen
Absolut Cars Consulting S.A.S.
die is gevestigd in Beure (Frankrijk)
bij de rechtbank optrad als eiseres
hierna wordt genoemd: Absolut Cars
en voor wie optreedt de advocaat: mr. P.J.C. Bolton.

1.Het verdere verloop van de procedure

De in het tussenarrest van 17 september 2024 bepaalde mondelinge behandeling heeft op 20 februari 2025 plaatsgevonden. Het verslag van de zitting (proces-verbaal) is aan partijen toegezonden. Daaruit blijkt dat ter zitting is bepaald dat het hof een arrest zal wijzen. Dat is dit arrest.

2.Kern van de zaak en de beslissing

Absolut Cars heeft aan Vintage Car driemaal courtage (loon) betaald voor haar bemiddeling bij de totstandkoming van een drietal koopovereenkomsten, die telkens betrekking hadden op een Ferrari. Geen van de drie Ferrari’s is geleverd. In hoger beroep is in discussie of Vintage Car en [appellant] verplicht zijn om de betaalde courtage aan Absolut Cars terug te betalen. Het hof oordeelt dat dit wel het geval is voor zover het één van de drie auto’s betreft, maar niet waar het gaat om het niet-doorgaan van de levering van de andere twee Ferrari’s. Hieronder legt het hof dit oordeel uit, om te beginnen door vast te stellen welke feiten tussen partijen vaststaan en daarom bij de beoordeling uitgangspunt zijn.

3.Het oordeel van het hof

vaststaande feiten
3.1
Absolut Cars heeft mondeling aan Vintage Car opdrachten gegeven om te bemiddelen bij de koop van telkens een Ferrari. De bemiddeling heeft deels succes gehad: Absolut Cars heeft drie bestellingen geplaatst bij de heer [de verkoper] , de verkoper. Absolut Cars heeft voor de bemiddeling courtage aan Vintage Car betaald. Het gaat om de volgende bestellingen:
datum koopovereenkomst
type auto
betaalde courtage
4 maart 2017
812SF
(ook: ‘F152M ex Berlinetta’)
€ 5.000
14 maart 2017
California (ook: ‘California 70th’)
€ 30.000
27 maart 2017
812SF
€ 20.000
3.2
Absolut Cars heeft dus in totaal € 55.000 als courtage aan Vintage Car betaald. Zij heeft bovendien aan de verkoper € 75.000 vooruitbetaald.
3.3
De verkoper heeft geen van de drie auto’s geleverd. Hij heeft na de start van de procedure in eerste aanleg het vooruitbetaalde bedrag van € 75.000 aan Absolut Cars terugbetaald, dit na daartoe door het Landgericht Frankfurt am Main te zijn veroordeeld.
3.4
[appellant] was in 2017 de (enige) bestuurder en (enige) aandeelhouder van ELCÉM Holding B.V. en deze holding was destijds de enige vennoot van Vintage Car.
de procedure in eerste aanleg
3.5
Absolut Cars heeft bij de rechtbank vorderingen tegen Vintage Car en [appellant] ingesteld tot terugbetaling van de aan Vintage Car betaalde courtage en, na eiswijziging, tevens tot vergoeding van het aan de verkoper vooruitbetaalde bedrag van € 75.000. De rechtbank heeft in een mondeling vonnis van 7 mei 2019 en een tussenvonnis van 21 november 2019 aan Absolut Cars bewijs opgedragen van de door haar gestelde afspraak tussen partijen dat Vintage Car de betaalde courtagebedragen van in totaal € 55.000 en het vooruitbetaalde bedrag van € 75.000 aan Absolut Cars zou vergoeden. Drie getuigen hebben bij de rechtbank verklaringen afgelegd. Bij eindvonnis van 12 oktober 2022 heeft de rechtbank- verkort weergegeven - Vintage Car en [appellant] hoofdelijk veroordeeld tot terugbetaling van € 30.000 met rente, Vintage Car veroordeeld om in aanvulling daarop ook het restant ad € 25.000 met rente terug te betalen, de vordering tot vergoeding van de aanbetaling van € 75.000 afgewezen en Vintage Car en [appellant] hoofdelijk in de beslagkosten en de proceskosten veroordeeld.
het hoger beroep
3.6
Vintage Car en [appellant] hebben hoger beroep ingesteld en bezwaren (grieven) ingebracht tegen de tussenvonnissen van 7 mei 2019 en 21 november 2019 en tegen het eindvonnis van 12 oktober 2022. Zij willen daarmee bereiken dat de vorderingen van Absolut Cars alsnog worden afgewezen en dat Absolut Cars in de kosten van de procedure in beide instanties zal worden veroordeeld.
internationaal privaatrecht
3.7
Het hof moet uit eigen beweging onderzoeken of de Nederlandse rechter bevoegd is om in deze zaak te beslissen. Absolut Cars is namelijk in Frankrijk gevestigd en Vintage Car in Nederland. Omdat Vintage Car de verweerder is, is de Nederlandse rechter bevoegd om in het geschil tussen partijen te beslissen (artikel 4 lid 1 Verordening (EU) Nr. 1215/2012 betreffende rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken – Brussel I bis). Dan is er nog de vraag welk nationaal recht de rechter moet hanteren. Uit de Verordening (EG) nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) blijkt dat dit het Nederlandse recht is. De vorderingen zijn namelijk gebaseerd op overeenkomsten inzake dienstverlening en dergelijke overeenkomsten worden volgens artikel 4 lid 1, aanhef en onder b van Rome I beheerst door het recht van het land waar de dienstverlener zijn gewone verblijfplaats heeft. Omdat Vintage Car de dienstverlener is, moet dus aan de hand van Nederlands recht worden beoordeeld of zij verplicht is tot terugbetaling van courtage.
3.8
De rechtbank heeft haar oordeel klaarblijkelijk aan de hand van Nederlands recht gegeven, dit in overeenstemming met wat partijen hebben aangevoerd: ook zij blijken uit te gaan van de toepasselijkheid van Nederlands recht, mede doordat zij verwijzen naar artikelen uit het Nederlandse Burgerlijk Wetboek (BW) en geen bezwaar hebben gemaakt tegen de toepassing van Nederlands recht.
de (on)mogelijkheid van levering van de 812SF’s
3.9
Volgens rechtsoverweging 2.10. van het eindvonnis hebben partijen met elkaar afgesproken dat Vintage Car de courtage zou terugbetalen als de auto’s niet zouden worden geleverd. Omdat de rechtbank in het tussenvonnis van 7 mei 2019 al had vastgesteld dat de auto’s niet meer geleverd zullen worden, is Vintage Car veroordeeld om de betaalde courtage in haar geheel aan Absolut Cars terug te betalen. Tegen dit oordeel en deze beslissing komen Vintage Car en [appellant] in hoger beroep op met hun grieven 1 en 2. Daarmee voeren zij aan dat de twee Ferrari’s 812SF nog wel kunnen (of konden) worden geleverd, dat Absolut Cars ook goed heeft begrepen dat die levering afhankelijk is van productie in de Ferrari-fabrieken en dat de bemiddelingsovereenkomst ingevolge de artikelen 7:425 en 7:426 BW inhoudt dat Absolut Cars de afgesproken courtage telkens moet betalen doordat de bemiddelde overeenkomst tot stand komt.
3.1
Hiermee hebben Vintage Car en [appellant] betwist dat er tussen partijen een van de artikelen 7:425 en 7:426 BW afwijkende afspraak is gemaakt volgens welke Vintage Car de courtage zou terugbetalen indien levering niet door zou gaan. De rechtbank vindt in haar eindvonnis dat Absolut Cars het bestaan van die afspraak heeft bewezen doordat bewezen is dat partijen op 27 februari 2017 per telefoon hebben besproken dat Absolut Cars de bestelling van de 812SF’s uitsluitend wilde plaatsen indien die auto’s in september/oktober 2017 zouden worden geleverd en dat het voor de hand lag dat Vintage Car in dat gesprek zou afzien van aanspraak op courtage indien er geen levering zou plaatsvinden. Dit laatste ziet het hof anders. Weliswaar verklaren de getuigen [getuige1] en [getuige2] beiden dat [appellant] per telefoon de afspraak over het afzien van de courtage hebben gemaakt, maar [appellant] heeft dit onder meer als getuige ontkend. [getuige1] en [getuige2] werken beiden voor Absolut Cars. Gelijkelijk geldt voor de verklaring van [appellant] dat hij en Vintage Car banden met elkaar hebben. Het doorslaggevende verschil is dat Absolut Cars de bewijslast draagt van haar stelling dat partijen een afwijkende afspraak hebben gemaakt. Dit betekent dat Vintage Car en [appellant] ermee kunnen volstaan om tegenbewijs te leveren. Voor tegenbewijs is voldoende dat het bewijs van Absolut Cars wordt ontzenuwd, dat wil zeggen dat er voldoende reden is voor twijfel over het bestaan van de afspraak waar Absolut Cars zich op beroept. Het hof ziet daarvoor ook voldoende reden in de verklaring van [appellant] . Hierbij weegt mee dat er verder in de processtukken onvoldoende duidelijke bevestiging is van de gestelde courtage-afspraak van 27 februari 2017. De berichten die partijen na de maand maart 2017 uitwisselen gaan namelijk eerst nog over de problemen met de levering van de California. Pas later, in de zomer van 2017, komen in WhatsApp- en/of mailberichten van partijen de problemen met de levering van de twee 812SF’s aan de orde. In geen van die berichten refereert Absolut Cars met voldoende duidelijkheid aan een afspraak (al of niet van 27 februari 2017) over terugbetaling van courtage die voor de 812SF’s aan Vintage Car is betaald. Waar later wel over terugbetaling wordt gesproken, ligt veel eerder voor de hand dat partijen het hadden over de California. Dat de afspraak met betrekking tot de California ook geheel of gedeeltelijk gold voor de 812SF’s blijkt ook al niet uit de andere processtukken. Hierbij speelt een rol dat het bij de 812SF’s om een bestelling ging van auto’s die nog moesten worden gefabriceerd, terwijl de California vrijwel meteen al beschikbaar had moeten zijn voor de klant van Absolut Cars. Dat Vintage Car heeft ingestemd met een de gestelde nadere afspraak is daarom naar het oordeel van het hof niet bewezen. Dit betekent dat Vintage Car volgens regelend recht niet verplicht is om courtage terug te betalen. Bovendien betekent het dat van een toezegging van [appellant] om persoonlijk voor die terugbetaling te zorgen evenmin is gebleken.
de California
3.11
De rechtbank heeft [appellant] met Vintage Car hoofdelijk veroordeeld om de courtage die Absolut Cars heeft betaald voor het sluiten van de koopovereenkomst met betrekking tot de California aan Absolut Cars te vergoeden. In het vonnis van 7 mei 2019 is daarvoor gewezen op de tekst van de mail van 21 maart 2017, die de volgende passage bevat:
“I herewith confirm that if the sales of the California 70th anniversary nr 59 will not succeed because of the reason the car is not really available, 1 personally guarantee that I will pay back your total deposit of 50.000,- Euro within one week.”
Later in de procedure is gebleken dat [appellant] daarmee het bedrag van € 30.000 heeft bedoeld dat Absolut Cars als courtage aan Vintage Car heeft betaald en dat Absolut Cars dat precies zo heeft begrepen. De rechtbank heeft uit de geciteerde tekst opgemaakt dat [appellant] zich daarmee persoonlijk tegenover Absolut Cars heeft verbonden om dit laatstvermelde bedrag aan haar te betalen in verband met het niet doorgaan van de levering van de California. Tot zover hebben Vintage Car en [appellant] in hoger beroep geen bezwaar gemaakt tegen de vonnissen van de rechtbank. Zij voeren met grief 3 aan dat [appellant] als voorwaarde aan zijn garantstelling heeft verbonden dat hij tot betaling van € 30.000 in staat zou zijn. Hiertegen verzet Absolut Cars zich: volgens haar blijkt uit de correspondentie tussen partijen niet dat [appellant] heeft voorgesteld om zekerheid te stellen en/of in termijnen te betalen.
3.12
Als getuige heeft [getuige1] verklaard:

Hij heeft gezegd dat hij het zal terugbetalen zodra hij dat kan.”
Op deze uitspraak beroepen Vintage Car en [appellant] zich voor hun stelling dat de garantstelling voorwaardelijk is. Die garantstelling dateert echter – in hoger beroep onomstreden – van 21 maart 2017. Dat de getuige [getuige1] met zijn woorden
zodra hij dat kanhet bericht van 21 maart 2017 heeft bedoeld is niet gesteld en blijkt niet uit dat bericht. Pas in het mailbericht van 4 juli 2017 van [appellant] aan Absolut Cars staat

I can only pay you when I have it”.
Het ligt dus voor de hand dat de getuige het oog had op dat latere bericht met als verklaring voor het uitblijven van de betaling dat [appellant] eenvoudigweg niet over het geld beschikt. Hier komt bij dat de bewijsopdracht niet zag op de vraag of aan de toezegging een voorwaarde was verbonden. De verklaring van [getuige1] ondersteunt dus dat [appellant] zich gebonden voelde aan zijn toezegging van 21 maart 2017, maar daar op 4 juli 2017 nog geen uitvoering aan had kunnen geven. De grief is onvoldoende feitelijk uitgewerkt en faalt daarom.
3.13
Vintage Car en [appellant] hebben in hoger beroep nog een algemeen en niet nader gespecificeerd bewijsaanbod gedaan. Het hof gaat daaraan voorbij. Feiten en omstandigheden op grond waarvan het hof tot een ander oordeel zou kunnen komen, zijn niet gesteld.
de slotsom
3.14
De grieven slagen gedeeltelijk. Alleen voor de vordering tot terugbetaling en/of vergoeding van de courtage van € 30.000 die Absolut Cars heeft betaald ter zake van de koop van de California bestaat een grondslag. Het eindvonnis van 12 oktober 2022 zal daarom worden bekrachtigd voor zover Vintage Car en [appellant] daarbij onder 3.1. en 3.2. hoofdelijk zijn veroordeeld om laatstgemeld bedrag aan Absolut Cars te betalen, verhoogd met de wettelijke handelsrente. Nu een deel van de vordering toewijsbaar is, is het beslag niet onrechtmatig gelegd. Het hof zal daarom ook de veroordeling van Vintage Car en [appellant] tot vergoeding van de beslagkosten bekrachtigen (alinea 3.4. van het eindvonnis). Al deze veroordelingen kunnen ook tenuitvoer worden gelegd indien partijen, of één van hen, de zaak voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).
3.15
De overige veroordelingen in dat vonnis zullen worden vernietigd. Dat geldt ook voor de beslissingen over de proceskosten omdat het hof in de uitkomst reden ziet om te bepalen dat partijen elk hun eigen kosten dragen. Zij worden beiden gedeeltelijk in het ongelijk gesteld, ook in hoger beroep, zodat ook de kosten daarvan zullen worden gecompenseerd.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van 12 oktober 2022 van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, voor zover Vintage Car en [appellant] daarin onder 3.1, 3.2 en 3.4 zijn veroordeeld en voor zover die veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad zijn verklaard
en vernietigt die vonnissen voor het overige;
wijst af wat Absolut Cars overigens heeft gevorderd;
compenseert de kosten van de procedures in eerste aanleg en in hoger beroep zodanig dat de partijen elk hun eigen proceskosten dragen.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.E. de Boer, C. Hoogland en P.E. Lucassen, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2025.