ECLI:NL:GHARL:2025:4476

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
200.333.183/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek omgangsregeling vader met minderjarigen na NIFP-onderzoek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van een vader om een omgangsregeling met zijn kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De vader had eerder bij de rechtbank Noord-Nederland verzocht om omgang met zijn kinderen, maar deze verzoeken waren afgewezen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij is overwogen dat omgang met de vader op dit moment ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke ontwikkeling van de kinderen.

Het hof heeft in zijn beslissing de rapporten van deskundigen betrokken, die concludeerden dat het ontwikkelingsbelang van [de minderjarige1] zich verzet tegen omgang met de vader. De deskundigen hebben aangegeven dat de kinderen behoefte hebben aan rust en stabiliteit binnen het gezin van de moeder, en dat verdere omgang met de vader op dit moment niet wenselijk is. De vader werd geadviseerd om hulpverlening te zoeken om zijn persoonlijke groei te bevorderen.

De kosten van het deskundigenonderzoek zijn ten laste van 's Rijks kas bepaald, en het hof heeft het verzoek van de vader om een omgangsregeling afgewezen. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, waarbij het hof het advies van de deskundigen heeft gevolgd en geen aanleiding heeft gezien om aan hun bevindingen te twijfelen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.333.183/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 132540)
beschikking van 15 juli 2025
in de zaak van
[verzoeker](de vader),
die woont in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. E. Blokzijl te Meppel,
en
[verweerster](de moeder),
die woont in [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. A.C.W. Duiveman te Dalfsen.
In zijn toetsende en/of adviserende taak is gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
regio Noord-Nederland, locatie Groningen.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van de procedure in hoger beroep tot 25 februari 2025 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het NIFP heeft bij e-mail van 26 mei 2025 de rapporten van de uitgevoerde onderzoeken aan het hof doen toekomen. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om te reageren op de voor ieder van hen bestemde onderzoeksresultaten. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- een journaalbericht namens de moeder van 8 juni 2025;
- een journaalbericht namens de vader van 17 juni 2025 met bijlage(n);
- de begrotingsbeschikking van 19 juni 2025, waarin de totale kosten van de deskundigen zijn begroot en waarin is bepaald dat het hof in de te geven eindbeschikking definitief zal beslissen voor wiens rekening die kosten komen.
1.3
Het hof heeft partijen bericht dat de zaak schriftelijk zal worden afgedaan, tenzij het hof na gemotiveerd verzoek van (een van) partijen alsnog een zitting gelast. Een verzoek daartoe is niet gedaan. Dat betekent dat het hof de zaak nu zonder nadere zitting zal afdoen.
2.
De verdere motivering van de beslissing
2.1
In hoger beroep is nog aan de orde de beslissing van de rechtbank in de bestreden beschikking van 13 juli 2023 om de verzoeken van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling met [de minderjarige1] , geboren [in] 2020, af te wijzen en vader het recht op omgang met [de minderjarige1] te ontzeggen. Voorts is bij beschikking van 14 mei 2024 overwogen dat het hof over de omgang met [de minderjarige2] , geboren [in] 2010, een eindbeslissing zal nemen tegelijkertijd met de eindbeslissing over de omgang met [de minderjarige1] ,
2.2
De vader heeft het hof verzocht om te bepalen dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] één keer per maand onder begeleiding van een door het hof aan te wijzen instantie voor de duur van minimaal één uur omgang hebben met de vader, althans een omgangsregeling vast te stellen die het hof juist acht.
2.3
In de tussenbeschikking van 14 mei 2024 heeft het hof – samengevat en voor zover nog van belang – overwogen dat [de minderjarige1] nog zeer jong is en geen rechtstreekse positieve of negatieve ervaringen heeft met de vader. [de minderjarige1] groeit wel op in een gezin waarin de angst voor de vader sterk aanwezig is. Als er geen verandering komt in die situatie, bestaat daarom de kans dat [de minderjarige1] de vader (op basis van de belevingen en ervaringen van [de minderjarige3] , [de minderjarige2] en de moeder) eveneens gaat afwijzen. Het hof heeft overwogen het belangrijk te vinden voor de identiteitsontwikkeling van [de minderjarige1] dat hij de kans krijgt om zelf een beeld te vormen van de vader. Daarbij is het in de eerste plaats van belang dat de moeder voortvarend zal inzetten op statusvoorlichting. Verder dient bekeken te worden of er mogelijkheden zijn tot (enige vorm van) contact tussen de vader en [de minderjarige1] . Het hof heeft zich echter op basis van de beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht geacht om daarover te kunnen beslissen.
2.4
Bij de tussenbeschikking van 25 februari 2025 heeft het hof [naam1]
en [naam2] tot deskundigen benoemd en hen verzocht om onderzoek te doen naar de in die beschikking opgenomen vragen.
2.5
De deskundigen hebben in hun rapporten van 26 mei 2025 geconcludeerd dat het ontwikkelingsbelang van [de minderjarige1] zich op dit moment tegen omgang met de vader verzet.
2.6
In hun advies stellen de deskundigen vast dat binnen het gezin van de moeder met de drie kinderen vooral behoefte is aan rust en stabiliteit. Een dergelijke sfeer vormt de basis voor het welbevinden van allen en kan [de minderjarige1] optimaal mogelijkheden bieden om zich te ontwikkelen. De ontwikkeling van [de minderjarige1] kent de nodige zorgen, maar de huidige hulpverlening die vanuit de moeder opgestart is biedt deze zo goed als mogelijk het hoofd. Verdere aanvulling hierin of verandering hiervan achten de deskundigen op grond van het onderzoek niet wenselijk. De moeder moet moeite doen om het hoofd boven water te houden en overvraging ligt volgens de deskundigen op de loer. Daar komt bij de persoonlijkheidsdynamiek van de moeder, die haar hulpvaardig en faciliterend maakt vanuit haar behoefte aan harmonie. Enerzijds biedt dit volgens de deskundigen binnen haar gezin een fijne sfeer en een mogelijkheid voor de kinderen om in een warm en liefdevol leefklimaat op te groeien, maar anderzijds werkt dit, wanneer het te ver doorgevoerd wordt, een gebrek aan weerbaarheid en stevigheid van de kinderen in de hand. Het is volgens de deskundigen zaak om voldoende maat te houden en wat de moeder betreft ook haar eigen mogelijkheden geen geweld aan te doen en haar grenzen voldoende te bewaken. Enige ondersteuning vanuit de huidige hulpverlening wat deze regievoering betreft zal volgens de deskundigen helpend zijn. De eigen hulpverlening van de moeder, die onderbroken is geweest maar weer opgestart zal worden, zal voor haar helpend en nodig zijn. De moeder heeft langdurige behoefte aan een klankbord en steun in de rug van iemand in wie zij vertrouwen heeft. Punt van zorg en aandacht blijft, behalve de complexe gezinssituatie, voor de moeder persoonlijk haar angsten betreffende de vader.
Ten aanzien van de vader wordt (opnieuw) geadviseerd om hulpverlening aan te gaan die hem mogelijkheden kan bieden om een persoonlijke groei door te maken ten faveure van een gerichtheid op de medemens, met het durven en kunnen nemen van eigen verantwoordelijkheid wat de gebeurtenissen uit het verleden betreft en indien mogelijk het ontwikkelen van empathisch vermogen. Het ontwikkelingsbelang van [de minderjarige1] kent vanuit het onderzoek geen mogelijkheden om nu een contact aan te gaan met de vader. Andere zorgen en ontwikkelingsproblemen zijn volgens de deskundigen voorliggend. Wel dient lopende de begeleiding van [de minderjarige1] extern gemonitord te worden wanneer het voor [de minderjarige1] wenselijk is om kennis over zijn vader op te doen. Om ervoor te zorgen dat dergelijke kennis voldoende vrij van angst en positief gesteld aangedragen kan worden, is het nodig dat deze vanuit een extern geboden hulpverleningstraject geboden wordt. Zoals met alle hulpverlening aan [de minderjarige1] , vormt de moeder hierin wel een belangrijk steunpunt. Zij dient betrokken te worden in dit proces en er zoveel mogelijk gevoelsmatig in meegenomen te worden. Vanuit het verloop van een dergelijk traject kan bezien worden in hoeverre en zo ja op welke wijze het ontwikkelingsbelang van [de minderjarige1] daadwerkelijk gebaat is bij een of meermalen contact met de vader. Uitgangspunt hierin dient volgens de deskundigen te allen tijde te zijn het ontwikkelingsbelang van [de minderjarige1] . Van de vader wordt gevraagd, hoe moeilijk dat ook zal zijn, om dit ontwikkelingsbelang te zien en te respecteren.
2.7
Het hof heeft geen aanleiding om aan het advies van de deskundigen te twijfelen. Het hof is op grond van dat advies, de overige stukken uit het dossier en de informatie die op de mondelinge behandelingen is verkregen, van oordeel dat omgang tussen de vader en [de minderjarige1] op dit moment ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke ontwikkeling van [de minderjarige1] . Het hof zal de beslissing van de rechtbank daarom, evenals ten aanzien van [de minderjarige2] , ook ten aanzien van [de minderjarige1] bekrachtigen.
2.8
Voor wat betreft [de minderjarige2] is, naast de behoefte aan rust en stabiliteit binnen het gezin van de moeder en de noodzaak van hulpverlening aan elk van de ouders, in het bijzonder nog van belang, zoals in de beschikking van het hof van 14 mei 2024 al is overwogen, dat [de minderjarige2] een sterk afwijzende houding heeft ten aanzien van contactherstel met de vader, kwetsbaar is, is gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis en angst- en trauma gerelateerde klachten en rust nodig heeft. Het hof is ook ten aanzien van hem van oordeel dat omgang met de vader ernstig nadeel zou opleveren voor zijn geestelijke ontwikkeling.
De kosten van het deskundigenonderzoek
2.9
In de tussenbeschikking van 14 mei 2024 heeft het hof geoordeeld dat het belang van [de minderjarige1] onder de gegeven omstandigheden met zich brengt dat de kosten van het deskundigenonderzoek ten laste komen van ’s Rijks kas. Het hof ziet geen aanleiding om daarover nu anders te beslissen. Het hof zal daarom in het dictum van deze beschikking bepalen dat de kosten van het deskundigenonderzoek definitief ten laste komen van ’s Rijks kas.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van
13 juli 2023, voor zover daarbij de verzoeken van de vader om een omgangsregeling tussen hem en [de minderjarige2] en [de minderjarige1] vast te stellen, zijn afgewezen en aan hem het recht op omgang met [de minderjarige2] en [de minderjarige1] is ontzegd;
bepaalt dat de kosten van het deskundigenonderzoek ten laste komen van ’s Rijks kas;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.A. Vermeulen, mr. L. van Dijk en mr. H. Mollema-de Jong, bijgestaan door mr. L.S. Veldmans als griffier, en is op 15 juli 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.