Bij brief van 11 maart 2021 heeft de Inspecteur de gemachtigde het volgende bericht gestuurd:
“Betreft: Kennisgeving navordering
(…)
Met dagtekening 24 februari 2021 heb ik aanslagen schenkbelasting opgelegd naar aanleiding van de schenkingen door broers en zussen aan [Hof: belanghebbende] op 4 oktober 2017 van een gedeelte van hun aandeel in maatschap [naam4] . Gebleken is dat deze aanslagen niet correct zijn vastgesteld doordat een te hoog bedrag aan overdrachtsbelasting is verrekend.
Waarom een navordering
Op 11 februari 2021 heb ik u telefonisch benaderd over het bovenstaande. Vervolgens heb ik met dagtekening 15 februari 2021 een aangetekende brief doen uitgaan naar begiftigde met daarin de uitleg over de door hem nog te ontvangen foutieve aanslagen schenkbelasting. Tevens is in deze brief verzocht de aanslagen aan mij te retourneren middels bijgevoegde retourenvelop.
Per mail van 12 februari 2021 heb ik u per mail - met als bijlage genoemde brief van 15 februari 2021 - hiervan op de hoogte gesteld. Dit alles derhalve ruim voordat de aanslagen begiftigde hebben bereikt.
Uit het telefonisch overleg wat ik met u had op 8 februari 2021 heeft u aangegeven dat u de aanslagen aan uw cliënt heeft doorgestuurd (…). Verder heeft u een collega fiscalist ingeschakeld voor de verdere (formele) beoordeling. Nu een terugkoppeling hiervan uitblijft ben ik voornemens een navorderingsaanslag op te leggen op grond van artikel 16 lid 2 letter c Algemene Wet Rijksbelastingen ( AWR ).
Wat betekent dit voor uw cliënt
Ik ben voornemens navorderingsaanslagen op te leggen. (…).
Schenking € 65.340
Vrijstelling
€ 2.129
Belastbare schenking € 63.211
Schenkbelasting (30%) € 18.963
Te verrekenen overdrachtsbelasting (…)
- 3.793
Te betalen schenkbelasting € 15.170
Reeds geheven op definitieve aanslag
- 753
Bedrag per navordering € 14.417 (…).”