In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een man en een vrouw, die samen het gezag uitoefenen over hun minderjarige kind. De man had gelden opgenomen van de spaarrekening van hun kind, wat leidde tot een verzoek van de vrouw om de man te veroordelen tot terugbetaling van dit bedrag. De kantonrechter had de man eerder veroordeeld om binnen veertien dagen een bedrag van € 4.400,50 te storten op de rekening van de vrouw, maar de man ging hiertegen in hoger beroep. Het hof oordeelde dat de man niet als een goede bewindvoerder had gehandeld, aangezien hij de gelden had gebruikt voor kosten die niet direct verband hielden met de verzorging van het kind. Het hof bevestigde de verplichting van ouders om levensonderhoud aan hun kinderen te verstrekken vanuit hun eigen middelen en niet vanuit het vermogen van het kind. De man werd veroordeeld om het bedrag terug te storten op de spaarrekening van het kind, en de kosten van de procedure werden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten droeg.