In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor belaging van zijn buurvrouw, waarbij hij onder andere beschuldigd werd van het stelselmatig inbreuk maken op haar persoonlijke levenssfeer. De rechtbank had de verdachte een taakstraf opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar het hof heeft na onderzoek op de zitting van 13 juni 2025 geoordeeld dat de gedragingen van de verdachte niet als belaging kunnen worden aangemerkt. Het hof concludeert dat de indringendheid, duur en frequentie van de gedragingen onvoldoende zijn om te spreken van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, en de vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan het tenlastegelegde feit. Het hof heeft daarbij ook rekening gehouden met de impact van het gedrag van de verdachte op de aangeefster, maar oordeelt dat dit niet voldoende is voor een veroordeling.