ECLI:NL:GHARL:2025:3950

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
21-001473-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van belaging in burenconflict na beoordeling van gedragingen en bewijsvoering

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte was eerder veroordeeld voor belaging van zijn buurvrouw, waarbij hij onder andere beschuldigd werd van het stelselmatig inbreuk maken op haar persoonlijke levenssfeer. De rechtbank had de verdachte een taakstraf opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar het hof heeft na onderzoek op de zitting van 13 juni 2025 geoordeeld dat de gedragingen van de verdachte niet als belaging kunnen worden aangemerkt. Het hof concludeert dat de indringendheid, duur en frequentie van de gedragingen onvoldoende zijn om te spreken van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, en de vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan het tenlastegelegde feit. Het hof heeft daarbij ook rekening gehouden met de impact van het gedrag van de verdachte op de aangeefster, maar oordeelt dat dit niet voldoende is voor een veroordeling.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001473-24
Uitspraak d.d.: 27 juni 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 26 maart 2024 met parketnummer 18-133944-23 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1961,
wonende te [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 juni 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis van de rechtbank. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. M. Helmantel, en door en namens de benadeelde partijen naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De meervoudige kamer van de rechtbank Noord-Nederland heeft verdachte ten aanzien van hetgeen hem ten laste is gelegd veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
3 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank heeft als bijzondere voorwaarden gesteld dat verdachte zich meldt bij de reclassering en dat verdachte meewerkt aan diagnostiek en de daaruit voortvloeiende behandeling. Tevens heeft de rechtbank een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid opgelegd, inhoudende een contactverbod en een gebiedsverbod. Tot slot heeft de rechtbank de vorderingen van de [benadeelde 1] toegewezen tot een bedrag van € 1.613,85, de vorderding van de [benadeelde 2] toegewezen tot een bedrag van € 800,- en de vordering van de [benadeelde 3] toegewezen tot een bedrag van € 1.000,-, allen vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de vorderingen voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 9 mei 2023 te [plaats] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van zijn buurvrouw [benadeelde 1] (en haar kinderen), door veelvuldig en langdurig (bijna dagelijks)
- die [benadeelde 1] (en/of haar kinderen) te begluren
- die [benadeelde 1] (en/of haar kinderen en/of bezoek) af te luisteren (wanneer zij in de tuin zaten)
- die [benadeelde 1] (en/of haar kinderen) te filmen en/of te fotograferen
- die [benadeelde 1] uit te schelden (voor vieze vette zwien en/of vieze loeder en/of kloede)
- zich op andere wijze intimiderend en/of provocerend tegen die [benadeelde 1] (en/of haar kinderen) te gedragen
- ( geluids)overlast te veroorzaken door op de muur te bonken en/of met de deuren te slaan
- ( geluids)overlast te veroorzaken door op de muur te bonken en/of met de deksel van de afvalcontainer te slaan, waardoor zijn hond gaat blaffen
met het oogmerk die [benadeelde 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.

Vrijspraak

Ter terechtzitting van het hof is door de advocaat-generaal aangevoerd dat de tenlastegelegde gekwalificeerde belaging bewezen kan worden verklaard. De aangifte van [benadeelde 1] vindt steun op tal van plekken in het dossier, zoals ook de rechtbank heeft vastgesteld, en ook de opvallende manier waarop het huren van [benadeelde 1] aanvang heeft genomen draagt bij aan dat beeld. Alle handelingen gezamenlijk bekeken gaat de belaging verder dan een burenruzie. Al met al dient het vonnis van de rechtbank te worden bevestigd.
De verdediging heeft – kort gezegd – aangevoerd dat sprake is geweest van een burenruzie, waarbij een hetze gaande was tegen verdachte en zijn partner. Alle bewijsmiddelen komen uit één bron en zijn niet objectief gestaafd. Verdachte dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
Verdachte en aangeefster waren buren tussen wie een langslepend conflict is ontstaan. Over en weer zijn meldingen bij de politie gedaan en ook is over en weer aangifte gedaan. Verdachte is uiteindelijk verhuisd naar een andere woning.
Het hof stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Sr zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (HR 29 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5710; HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3095). Ook in het geval van burenruzies kan onder bepaalde omstandigheden een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van een ander worden aangenomen (HR 7 februari 2006, ECLI:NL:HR2006:AU5787). Ook in dat geval is beslissend of sprake is van gedragingen waardoor wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een ander met het in de delictsomschrijving nader omschreven oogmerk. Het gaat er daarbij om of het lastigvallen van een ander een zekere mate van indringendheid, duur en frequentie heeft. Algemene (buren)overlast valt daarmee buiten de strafbaarstelling van belaging.
Het dossier bevat een aangifte van [benadeelde 1] en vele meldingen en e-mails van aangeefster over het gedrag van verdachte, hetgeen zich heeft vertaald in de tenlastegelegde gedragingen. De vraag moet worden beantwoord of naast de verklaringen van aangeefster in het onderhavige procesdossier ondersteunende bewijsmiddelen aanwezig zijn die redengevend zijn voor het ten laste gelegde en een inhoudelijk verband hebben met de verklaringen van aangeefster.
Als steunbewijs voor de verklaringen van aangeefster heeft de rechtbank de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] gebezigd, evenals de filmpjes die op de telefoon van verdachte zijn aangetroffen. Het hof is van oordeel dat de verklaringen van beide getuigen de verklaringen van aangeefster onvoldoende inhoudelijk steun bieden voor wat betreft de indringendheid, duur en frequentie van de gedragingen van verdachte. De verklaring van [getuige 1] houdt met betrekking tot het afluisteren feitelijk niets anders in dan de verklaring dat verdachte in zijn achtertuin aanwezig was op hetzelfde moment als aangeefster en [getuige 1] . De verklaring van [getuige 2] komt er met betrekking tot het afluisteren vooral op neer dat zij verdachte in zijn achtertuin hoorde op het moment dat aangeefster en zij daar aanwezig waren. Het hof is van oordeel dat het feit dat verdachte gelijktijdig in zijn achtertuin aanwezig was, onvoldoende inhoudelijke steun biedt aan de verklaring van aangeefster omtrent het merendeel van de tenlastegelegde gedragingen. Immers is ook anderszins niet komen vast te staan dat verdachte stelselmatig aangeefster begluurt, het bezoek afluistert of zich stelselmatig op andere wijze intimiderend of provocerend richting aangeefster of haar kinderen gedraagt.
Wél kan - mede op basis van de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] - worden vastgesteld dat verdachte aangeefster heeft gefilmd, dat er op muren werd gebonkt en dat verdachte aangeefster uitschold voor ‘kloede.’ [getuige 2] verklaart dat zij denkt te zien dat verdachte aan het filmen was: zij ziet een hand achter de lamellen met een mobiele telefoon die in de richting van haar en aangeefster wijst. Zij verklaart dat aangeefster toen ook ging filmen. Tevens verklaart [getuige 2] dat ze verdachte op de muur heeft horen bonken. Ook [getuige 1] verklaart dat aangeefster en zij een keer door verdachte zijn gefilmd.
Op de telefoon van verdachte zijn een vijftal filmpjes aangetroffen. Volgens de verbalisant is op alle filmpjes te zien dat verdachte vanuit zijn woning naar buiten filmt, op het moment dat de dochter van aangeefster door een taxibusje van Connexxion wordt opgehaald. Eén van deze filmpjes is in het dossier opgenomen. Het hof heeft daarop waargenomen dat aangeefster praat met de chauffeuse van Connexxion en ook dat aangeefster - wanneer zij terugloopt naar haar woning - naar het raam van verdachte kijkt en naar verdachte zwaait met haar telefoon. Ook heeft het hof gehoord dat verdachte zijn partner vraagt het badkamerraam open te doen en aangeefster ‘kloede’ noemt.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard een klacht te hebben ingediend tegen de chauffeuse van Connexxion omdat zij telkens met aangeefster bleef staan praten. Verdachte nam aan dat dit over hem zou gaan en filmde het ophaalmoment als bewijsmateriaal. Uit het dossier blijkt dat verdachte inderdaad een klacht heeft ingediend over de chauffeuse.
Het hof overweegt dat verdachte zich tegenover aangeefster afkeuringswaardig heeft gedragen door haar vanuit zijn woning te filmen, op muren te bonken en haar uit te schelden voor ‘kloede’. Het vastgestelde handelen van verdachte kan echter niet als belaging worden aangemerkt, gelet op de beperkte indringendheid, duur en frequentie van de gedragingen zoals deze in het dossier van het hof met betrekking tot de tenlastegelegde verwijten naar voren zijn gekomen. Daarmee is onvoldoende vast komen te staan dat sprake is geweest van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster als bedoeld in artikel 285b Sr.
Dit betekent dat de verdachte van de aan hem ten laste gelegde belaging zal worden vrijgesproken. Dat neemt niet weg dat het hof zonder meer aanneemt dat de handelwijze van verdachte een impact heeft gehad op aangeefster en haar kinderen, zoals ook naar voren is gekomen uit de slachtofferverklaringen. Het hof gaat gelet ook op de verhuizing van verdachte en op zijn verklaring ter terechtzitting dat hij zich van dergelijk gedrag zal onthouden ervan uit dat hij dat in de toekomst zal blijven doen.

Vordering van de benadeelde partijen

De volgende benadeelde partijen hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
  • [benadeelde 1] . Haar vordering bedraagt € 2.613,85. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.613,85.
  • [benadeelde 2] . Haar vordering bedraagt € 1.800,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 800,00.
  • [benadeelde 3] . Zijn vordering bedraagt € 2.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00.
De benadeelde partijen hebben zich allen in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde feit waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partijen kunnen daarom in hun vorderingen niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. L.G. Wijma, voorzitter,
mr. L.T. Wemes en mr. F.E.J. Goffin, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong, griffier,
en op 27 juni 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.