ECLI:NL:GHARL:2025:3924

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
200.353.598/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van een hoger beroep

In deze zaak heeft de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op 30 januari 2025 de minderjarige onder toezicht gesteld tot 30 januari 2026. De moeder van de minderjarige is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep aangetekend bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof heeft de zaak op 22 mei 2025 behandeld, waarbij zowel de moeder, de vader, als vertegenwoordigers van de raad voor de kinderbescherming en de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De moeder verzocht om de beslissing van de kinderrechter te herzien of de duur van de ondertoezichtstelling te verkorten, terwijl de raad voor de kinderbescherming de beslissing wilde handhaven. Het hof heeft vastgesteld dat er ernstige spanningen zijn tussen de ouders, wat een ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige vormt. De moeder heeft meerdere aangiftes tegen de vader gedaan, maar de politie heeft geen bewijs gevonden voor de beschuldigingen. De moeder heeft aangegeven angst te hebben voor de vader, wat ook stress en spanning bij de minderjarige veroorzaakt. Het hof concludeert dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft, omdat de moeder momenteel niet in staat is om de zorgen over de minderjarige zonder hulp weg te nemen. De beslissing van de kinderrechter is bekrachtigd en uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.353.598
zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 584170
beschikking van 26 juni 2025
over de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige]
in de zaak van
[verzoekster](de moeder)
die woont in [woonplaats1]
advocaat: mr. F. Pool
en
de raad voor de kinderbescherming(de raad)
die is gevestigd in Utrecht
en
de stichting Samen Veilig Midden-Nederland(de GI)
die is gevestigd in Utrecht
als informant is aangemerkt:
[de vader](de vader)
die woont in [woonplaats1] , maar verblijft in [plaats1] .

1.Samenvatting

De kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft [de minderjarige] onder toezicht gesteld van 30 januari 2025 tot 30 januari 2026. Het hof beslist dat dit zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader hebben een kind: [de minderjarige] .
[de minderjarige] is [in] 2023 geboren.
2.2.
De moeder heeft alleen het gezag over de [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] woont bij de moeder.
3. De procedure bij de kinderrechter
3.1.
De raad heeft verzocht [de minderjarige] onder toezicht te stellen voor een jaar.
3.2.
De kinderrechter heeft het verzoek van de raad toegewezen en [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 30 januari 2026.

4.De procedure bij het hof

4.1.
De moeder is het niet eens met de beslissing van de kinderrechter. Zij komt daarvan in hoger beroep. Zij wil dat het hof de beslissing van de kinderrechter ongedaan maakt of de duur van de ondertoezichtstelling verkort.
4.2.
De raad wil dat de beslissing in stand blijft.
De informatie die het hof heeft ontvangen
4.3.
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift
  • het verweerschrift
  • de stukken van de GI ingediend op 13 mei 2025
4.4.
De zitting bij het hof was op 22 mei 2025. Aanwezig waren:
  • de moeder met mr. Brouwer, waarnemend voor mr. Pool
  • de vader
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (de raad)
  • twee vertegenwoordigers van de GI

5.Het oordeel van het hof

Wat staat in de wet?
5.1.
De kinderrechter kan een kind onder toezicht stellen als het kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Dat is als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. Ook moet vast komen te staan dat de ouders niet of niet genoeg meewerken aan vrijwillige hulpverlening.
Ten slotte moet de kinderrechter ervan kunnen uitgaan dat de ouders de opvoeding en verzorging binnen een aanvaardbare termijn weer helemaal zelf op zich kunnen nemen [1] . Dat is de periode van onzekerheid die een kind kan overbruggen zonder ernstige schade op te lopen in zijn ontwikkeling.
Hoe oordeelt het hof?
5.2.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] terecht onder toezicht gesteld. Het hof neemt de overwegingen 5.3 tot en met 5.8 van de kinderrechter over, omdat het hof na eigen onderzoek heeft vastgesteld dat de zorgen die de kinderrechter had over de onstabiele gezinssituatie waarin [de minderjarige] opgroeit en de stress, spanningen en onrust die dit bij [de minderjarige] veroorzaakt, nog steeds bestaan.
5.3.
Voor het hof staat vast dat er sprake is van ernstige spanningen tussen de ouders van [de minderjarige] . De moeder heeft meerdere aangiftes en meldingen tegen de vader gedaan. De vader ontkent de aantijgingen van de moeder en de politie heeft de juistheid van de in de aangiftes geuite beschuldigingen niet kunnen vaststellen. De politie constateert dat er geen bewijzen zijn gevonden van betrokkenheid van de vader bij de feiten gesteld in door de moeder gedane aangiftes en meldingen. Toch blijft de moeder aangegeven dat zij telefonisch wordt lastiggevallen, onder andere met een beweerdelijk van de vader afkomstig bericht met een foto van haar en [de minderjarige] in een doodskist.
Voor het hof staat vast dat de spanningen tussen de ouders niet goed zijn voor [de minderjarige] . De angst die de moeder voor de vader stelt te hebben en haar beweerde gevoel van onveiligheid vormen een ontwikkelingsbedreiging voor [de minderjarige] , omdat dit ook bij hem spanning en stress veroorzaakt. [de minderjarige] groeit momenteel naar het hof begrijpt op in een vrouwenopvang en hij ziet zijn vader helemaal niet. De geplande omgangsbegeleiding door [naam1] is, volgens de moeder vanwege door haar aangekaarte veiligheidsoverwegingen, niet van de grond gekomen. Voordat de omgangsbegeleiding opnieuw kan worden opgestart moet er eerst duidelijkheid komen over de nieuwe dreigementen die de moeder zegt te hebben ontvangen. [de minderjarige] kan hierdoor geen veilige band opbouwen met zijn vader en dit is voor de ontwikkeling van [de minderjarige] wel van belang.
5.4.
Het hof ziet dat de moeder (inmiddels) hulpverlening lijkt te accepteren en dat de samenwerking tussen de jeugdbeschermer van de GI en de ouders goed verloopt. Toch is de moeder op dit moment (door haar beweerdelijke angst voor de vader) niet in staat om de zorgen over [de minderjarige] zonder hulp weg te nemen. Het is noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer betrokken is die vanuit een neutrale positie beslissingen neemt in het belang van [de minderjarige] , zijn ontwikkeling monitort en zo nodig aanvullende hulp kan inzetten. De beslissing van de kinderrechter zal daarom in stand blijven (worden bekrachtigd).

6.De beslissing

Het hof:
6.1.
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland van 30 januari 2025 over de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] ;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, P.B. Kamminga en C.F.L.A. van der Vegt-Boshouwers, bijgestaan door mr. K.E. Vaartjes-de Wit als griffier, is bij afwezigheid van de voorzitter getekend door mr. R. Feunekes en is in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2025.

Voetnoten

1.artikel 1:255 lid 1 onder a en b BW