ECLI:NL:GHARL:2025:3675

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
21-000522-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door vermoeidheid en onoplettendheid van beroepschauffeur

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, een beroepschauffeur, was betrokken bij een dodelijk verkeersongeval op 15 juli 2022, waarbij de bestuurder van een motorfiets om het leven kwam. De verdachte had langdurig gewerkt en was vermoeid, wat leidde tot onoplettendheid tijdens het rijden. Hij botste met hoge snelheid tegen de motorfiets, die stilstond in een file. Het hof oordeelde dat de verdachte een zwaardere schuld had dan de rechtbank eerder had vastgesteld. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een rijontzegging van twee jaar. Het hof verhoogde de straf naar acht maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf en handhaafde de rijontzegging van twee jaar. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van beroepschauffeurs om alert en uitgerust deel te nemen aan het verkeer.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000522-24
Uitspraak d.d.: 19 juni 2025
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 30 januari 2024 met parketnummer
18-182265-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
wonende te [adres]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 5 juni 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd het vonnis van de rechtbank te vernietigen ten aanzien van de straf en verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen te ontzeggen voor de duur van twee jaren, met aftrek van de periode dat het rijbewijs ingevorderd of ingehouden is geweest. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. A.J.C.M. de Graaff, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank verdachte de bevoegdheid ontzegd motorvoertuigen te besturen voor de duur van
twee jaren, met aftrek van de periode dat het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 15 juli 2022 te [plaats 1] , [gemeente] als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een bestelauto, daarmede rijdende over de weg, de [Rijksweg 1] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag, te weten:
terwijl hij langdurig aan het werk was en/of een bestelauto bestuurd had en/of (als gevolg daarvan) vermoeid was,
- tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat (mobiele telefoon) vast te houden en/of
- zijn aandacht gedurende enige tijd (door die vermoeidheid of dat telefoongebruik) niet, althans in onvoldoende mate, op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 meermalen niet, althans onvoldoende rechts heeft gehouden en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood;
subsidiair
hij, op of omstreeks 15 juli 2022 te [plaats 1] , [gemeente] als bestuurder van een voertuig (een bestelauto), daarmee rijdende op de weg, de [Rijksweg 1] ,
terwijl hij langdurig aan het werk was en/of een bestelauto bestuurd had en/of (als gevolg daarvan) vermoeid was,
- tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat (mobiele telefoon) vast te houden en/of
- zijn aandacht gedurende enige tijd (door die vermoeidheid of dat telefoongebruik) niet, althans in onvoldoende mate, op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
- in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 meermalen niet, althans onvoldoende rechts heeft gehouden en/of
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsmiddelen

Het hof bezigt met betrekking tot het primair tenlastegelegde de navolgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken betreft dit (voor kopie conform het origineel verklaarde) op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Politie eenheid Noord-Nederland, Dienst Regionale Operationele Samenwerking (NN) , Afdeling Infrastructuur (NN) , Team Verkeer (NN) , met zaakregistratienummer PL0100-2022194296, gesloten op 28 oktober 2022.
1. Een relaasproces-verbaal, pagina’s 1-15, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als relaas van [verbalisant 1] :
Op vrijdag 15 juli 2022 omstreeks 15:01 uur heeft er een verkeersongeval plaatsgevonden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de autosnelweg, de [Rijksweg 1] ter hoogte van hectometerpaal [nummer] in de [gemeente] . Het ongeval vond plaats op de linker rijbaan ter hoogte van [plaats 1] . Bij het verkeersongeval knalde een bestelbus van het merk Mercedes type Sprinter, wit van kleur met [kenteken 1] , met als bestuurder [verdachte] , achter op een motorfiets. De motorfiets van het merk BMW type R1200 RT, kleur rood, met als bestuurder [slachtoffer] , reed in dezelfde richting als de bestelbus op rijstrook 2, en was aan het afremmen met het andere verkeer voor een ontstane file. De bestuurder van de motorfiets raakte bij dit ongeval dodelijk gewond en overleed ter plaatse. Na de aanrijding met de motorfiets knalde de bestelbus nog op een voor de motorfiets rijdende Volvo personenauto met [kenteken 2] , waarvan de inzittenden ongedeerd bleven. Na de aanrijding kwam de bestelbus in de rechts naast de weg gelegen sloot tot stilstand. De ontstane file was ontstaan door een vrachtauto, trekker met tankoplegger, die tot stilstand gekomen was enkele honderden meters voor de plaats van het ongeval in het midden van rijstrook 1 en 2.
2. Een proces-verbaal Verkeersongevalsanalyse, pagina’s 107-133, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als relaas van [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
1.1.
Verzoeker
Op vrijdag 15 juli 2022, omstreeks 15:03 uur, werd er een melding uitgegeven door het Operationele Centrum [plaats 2] van een verkeersincident op de [Rijksweg 1] ter hoogte van [plaats 1] . Ik, [verbalisant 2] , hoorde dat er mogelijk een verkeersongeval had plaatsgevonden en dat er één persoon werd gereanimeerd. Hierop zijn wij, verbalisanten, ter plaatse gegaan. De collega’s van de Basispolitie Zorg verzochten daarbij om een onderzoek in te stellen naar het hierna bedoelde verkeersongeval.
1.2.
Beknopte ongevalbeschrijving
De bestuurder van een opleggertrekker en oplegger combinatie bracht, omstreeks 15:00 uur, zijn voertuig tot stilstand op de [Rijksweg 1] ter hoogte van [plaats 1] . Hierop ontstond een file achter de combinatie. In de staart van deze file zag de bestuurder van een bedrijfsauto het voor hem langzaam rijdende verkeer niet dan wel niet tijdig. De bestuurder van de bedrijfsauto botste hierdoor tegen een voor hem rijdende motorfiets. De bestuurder van de motorfiets overleed op de plaats van het ongeval aan zijn bij dit ongeval opgelopen verwondingen.
Bij dit ongeval waren de volgende voertuigen betrokken:
1.2.3
Voertuig 3
Personenauto, merk Volvo, type V40, kleur zwart, [kenteken 2] . Hierna genoemd: Volvo.
1.2.4
Voertuig 4
Motorfiets, merk BMW, type R1200 RT, kleur rood, [kenteken 3] . Hierna genoemd: BMW.
1.2.5
Voertuig 5
Bedrijfsauto, merk Mercedes Benz, type Sprinter, kleur wit, [kenteken 1] . Hierna genoemd: Mercedes.
1.3.
Vraagstelling / verzoek
De betrokken collega's verzochten om het:
A) Vastleggen van de plaats ongeval.
B) Het voertuigtechnisch onderzoeken van alle betrokken ongevalvoertuigen.
C) Duidelijkheid verschaffen over de mogelijke oorzaak, toedracht en gevolgen van het ongeval.
Om te voldoen aan voornoemd verzoek hebben wij een onderzoek ingesteld op de plaats van het ongeval en bij het bergingsbedrijf.
2.2.5
Toestand / onderhoud weg
Voor wat betreft de toestand van en het onderhoud aan de weg hebben wij geen bijzonderheden ontdekt die van belang waren voor de oorzaak, de toedracht of de gevolgen van het ongeval.
2.2.6
Bijzonderheid van de plaats
Er werden door ons geen bijzonderheden of tijdelijke omstandigheden aangetroffen op de plaats van het ongeval. Uit veiliggestelde beelden, waarbij er duidelijk zicht was op de [Rijksweg 1] , bleek dat er kort voorafgaande aan het ontstaan van het ongeval sprake was van een normaal verkeersbeeld.
2.2.7
Lichtgesteldheid
Op het moment van de aanrijding was de lichtgesteldheid: daglicht
2.2.8
Wegverlichting
Geen straatverlichting
2.2.9
Weersgesteldheid
Droog, Helder
2.3.
Aangetroffen sporen
2.3.1
Sporen op het wegdek
Alle genoemde en aangetroffen sporen waren recent en zeer waarschijnlijk veroorzaakt door de betrokken Volvo, BMW en Mercedes.
De sporen die werden aangetroffen werden afgetekend door de Volvo, BMW of Mercedes.
Het eerste spoor werd aangetroffen op rijstrook twee. Dit spoor betrof een zwart bandenspoor en lag nagenoeg in het midden van rijstrook twee. Bij dit bandenspoor werd tevens een krasspoor aangetroffen. Dit krasspoor had een duidelijke aftekening, waarbij de toplaag van het wegdek was beschadigd. Het punt waar de toplaag was beschadigd werd door ons aangemerkt als botsplaats 1.
Na botsplaats 1 was een bandenspoor zichtbaar, welke zich onafgebroken over een langere afstand van ongeveer 100 meter aftekende. Dit bandenspoor bleek na onderzoek te zijn afgetekend door de achterband van de BMW en eindigde kort voor de eindpositie van de BMW. Op het moment dat het bandenspoor eindigde waren er meerdere krassporen zichtbaar. Deze krassporen tekenden af over de vluchtstrook in de richting van de naast de rijbaan gelegen grasberm. In de grasberm was een spoor zichtbaar, welke eindigde onder de BMW.
Vanaf het eerste banden- en krasspoor werden er tevens meerdere banden- en krassporen aangetroffen op rijstrook twee. Deze banden- en krassporen bleken na onderzoek te zijn afgetekend door de rechter voorzijde van de Mercedes. De banden- en krassporen tekenden af, totdat er meerdere banden- en krassporen zichtbaar waren aan de rechterzijde van rijstrook twee. Op het punt waar meerdere sporen zichtbaar waren, was tevens een beschadiging van de toplaag van het wegdek zichtbaar. Dit punt werd door ons aangemerkt als botsplaats 2.
Na botsplaats 2 werden er in twee richtingen banden- en krassporen aangetroffen. Het ene spoor liep naar links in de richting van rijstrook één. In het verlengde van dit spoor werd de betrokken Volvo aangetroffen in zijn eindpositie. De Volvo stond met het rechter achterwiel aan het einde van een krasspoor en in zijn eindpositie tussen rijstrook één en twee. Het andere spoor bestond uit meerdere banden- en krassporen en deze tekenden allen naar rechts af in de richting van de invoegstrook en de vluchtstrook. Deze sporen lagen ten opzichte van elkaar parralel en tekenden allen af in gelijke richting. Bij het krasspoor was duidelijk zichtbaar dat de toplaag van het wegdek beschadigd was. Aan het einde van de banden- en krassporen waren in het verlengde sporen zichtbaar in de berm. Dit betrof onder andere omgewoelde aarde. De sporen in de grasberm liepen door in de naast gelegen sloot en eindigde bij Mercedes in zijn aangetroffen eindpositie.
1. Voertuigonderzoek
1.2.
Betrokken voertuigen
3.6.
Voertuig 4
3.6.1
Merk BMW R1200RT
Het betrof hier een motorfiets.
Het voertuig verkeerde voor zover door ons kon worden nagegaan in een voldoende rijtechnische staat van onderhoud en vertoonde geen gebreken die eventueel de oorzaak of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval.
Aan de achterzijde was het meeste plaatmateriaal niet meer aanwezig op de BMW, waarbij tevens het achterlicht geheel vernield was. De top- en zij koffers van de BMW waren niet meer aanwezig op de BMW en werden deels beschadigd op het wegdek aangetroffen. Gelet op de schade aan de achterzijde van de BMW was deze veroorzaakt door een kracht gericht van achteren naar voren. De krassporen aan de linkerzijde van de BMW, werden hoofdzakelijk veroorzaakt door het schuiven over het wegdek.
3.6.4
Sporen aan betrokken voertuigen, personen of voorwerpen
Op de rechter achterzijde van de BMW werden enkele veegsporen aangetroffen. Deze sporen zaten ter hoogte van de voorste bevestigingsbeugel van de rechter zijkoffer. In het veegspoor waren witte deeltjes zichtbaar, welke leken op lakdeeltjes. Deze witte sporen waren zeer waarschijnlijk laksporen, welke wat kleur betreft overeen kwamen met de kleur van de Mercedes.
3.6.6
Valhelm
Op de plaats van het ongeval werd de helm van de bestuurder van de BMW aangetroffen. De helm lag in de directe nabijheid van de bestuurder van de BMW.
Gelet op de schade aan de helm werd deze gedragen ten tijde van het ongeval.
Aan de buitenzijde van de helm werden de hierna genoemde sporen aangetroffen. Aan de rechterzijde van het vizier en bovenzijde van de helm waren diverse krassporen zichtbaar. Gelet op de vorm van deze sporen, werden deze zeer waarschijnlijk veroorzaakt door het glijden over het wegdek. Aan de achterzijde van de helm werden krassporen aangetroffen. In de krassporen aan de rechter achterzijde werden kleine glasdeeltjes aangetroffen.
3.7.
Voertuig 5
3.7.1
Merk Mercedes Benz Sprinter
Het betrof hier een bedrijfsauto, als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling Voertuigen.
Het voertuig verkeerde voor zover door ons kon worden nagegaan in een voldoende rijtechnische staat van onderhoud en vertoonde geen gebreken die eventueel de oorzaak of van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan dan wel het verloop van het ongeval.
3.7.2
Schade
In de voorruit van de Mercedes was een grote beschadiging zichtbaar. Deze beschadiging zat aan de rechterzijde van de voorruit, naast de A-stijl en wat betreft hoogte ongeveer halverwege de ruit. De schade in de voorruit was rond van vorm. Gelet op de vorm van de schade werd deze veroorzaakt door een kracht gericht van buiten naar binnen. In de voorruit werden kleine zwarte kunststof deeltjes aangetroffen.
3.7.4
Sporen aan betrokken voertuigen, personen of voorwerpen
Aan de voorzijde van het rechter voorscherm van de Mercedes werd een veegspoor aangetroffen. Dit spoor was zeer waarschijnlijk een lakspoor. Het veeg-/lakspoor was recent en rood van kleur. Gelet op de schade aan het voorscherm is het zeer aannemelijk dat dit lakspoor was ontstaan, voordat het voorscherm werd vervormd. Het rode veegspoor kwam wat betreft kleur overeen met de kleur van de betrokken BMW.
De voorbumper van de Mercedes was niet meer op het voertuig aanwezig. De voorbumper werd los aangetroffen op de plaats van het ongeval en was deels beschadigd. De kentekenplaat van de Mercedes was nog aanwezig op de voorbumper. Boven de kentekenplaat, iets rechts van het midden van de voorbumper, werd een veegspoor aangetroffen. Dit veegspoor was recent en rood van kleur. Het rode veegspoor kwam wat betreft kleur overeen met de kleur van de betrokken BMW. Er werden op de plaats van het ongeval geen andere voorwerpen aangetroffen, welke rood van kleur waren en het spoor op de voorbumper zouden kunnen hebben afgetekend.
3.8.
Bepaling botsposities
Aan de hand van de schade en de aangetroffen sporen aan de Volvo, BMW en Mercedes werden de voertuigen tegen elkaar geplaatst. Hierdoor werd duidelijk hoe de voertuigen zich ongeveer ten opzichte van elkaar bevonden op het moment van de aanrijding. Uit de schade aan de BMW bleek dat deze van achteren was aangereden. Gelet op de aangetroffen witte sporen in de schade van de BMW, was dit zeer waarschijnlijk gebeurd door de Mercedes. In de schade van de Mercedes op het rechter zijscherm en de rechter zijde van de voorbumper werden rode veegsporen aangetroffen. Uit de schadepassing bleek dat de Mercedes met de rechter voorzijde tegen de achterzijde van de BMW was gebotst. Tevens bleek dat de sporen aan de helm van de bestuurder van de BMW terug konden worden gebracht naar de schade in de voorruit van de Mercedes. Zeer waarschijnlijk botste eerst de Mercedes met de rechter voorzijde tegen de achterzijde van de BMW, waarna de bestuurder van de BMW van zijn voertuig werd geworpen en met de achterzijde van zijn helm tegen de voorruit van de Mercedes aan botste.
Uit de schade aan de Volvo bleek dat deze van achteren was aangereden. Gelet op de aangetroffen witte sporen in de schade van de Volvo, was dit zeer waarschijnlijk gebeurd door de Mercedes. De schade aan de linker voorzijde van de Mercedes bleek wat betreft hoogte en vorm overeen te komen met de schade aan de rechter achterzijde van de Volvo. Uit de schadepassing bleek dat de Mercedes met de linker voorzijde tegen de rechter achterzijde van de Volvo was gebotst. Uit onderzoek naar de botsposities van- en de schades aan de voertuigen bleek dat zowel de botsing tussen de Mercedes en de BMW als ook tussen de Mercedes en Volvo met fors snelheidsverschil
werd veroorzaakt. Daarbij zal de Mercedes een vrijwel zeker een hogere snelheid hebben gehad dan de BMW en de Volvo.
5. Interpretatie en analyse
5.1.
Doel Onderzoek
Het doel is het vaststellen van de mate van ieders betrokkenheid in relatie tot de oorzaak, de toedracht en het gevolg van het ongeval.
5.2.
Oorzaak, toedracht en gevolg
Het ongeval vond gezien de rijrichting van de betrokken voertuigen plaats op een recht weggedeelte van de [Rijksweg 1] . Op de plaats van het ongeval werden de betrokken Volvo, BMW en Mercedes aangetroffen in hun eindposities. De betrokken opleggertrekker en oplegger combinatie waren niet meer aanwezig op de plaats van het ongeval.
Op de plaats van het ongeval werd het eerste spoor aangetroffen op rijstrook twee. Dit spoor betrof een bandenspoor en lag nagenoeg in het midden van rijstrook twee. Bij dit bandenspoor werd tevens een krasspoor aangetroffen. Dit krasspoor had een duidelijke aftekening, waarbij de toplaag van het wegdek was beschadigd. Het punt waar de toplaag was beschadigd werd door ons aangemerkt als botsplaats 1.
Gelet op de aangetroffen sporen en de schades aan de voertuigen botste op botsplaats 1 de Mercedes tegen de BMW. Hierbij botste de Mercedes met de rechter voorzijde tegen de achterzijde van de BMW. Door de botsing werd de BMW naar beneden tegen het asfalt gedrukt en veroorzaakte de velg van het achterwiel van de BMW een krasspoor in het wegdek. Tevens tekende vanaf botsplaats 1 de achterband van de BMW een onafgebroken bandenspoor af, nagenoeg tot aan de eindpositie van de BMW. Op botsplaats 1 werd de bestuurder van de BMW, door de botsing met de Mercedes, van zijn voertuig geworpen. Hierbij kwam de achterzijde van de helm van de bestuurder van de BMW in contact met de voorruit van de Mercedes. Na deze botsing kwam de bestuurder van de BMW op het wegdek terecht en tot stilstand in zijn aangetroffen eindpositie in de berm. De bestuurder van de BMW overleed op de plaats van het ongeval aan zijn bij dit ongeval opgelopen letsel.
Tijdens het onderzoek naar dit ongeval kwamen er camerabeelden beschikbaar van een naast de [Rijksweg 1] gelegen persceel.
Er was ruim voorafgaande aan het ongeval sprake van een rustig tot normaal verkeersbeeld.
Er was geen sprake van verkeer belemmerende omstandigheden.
3. Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina’s 53-55, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als verklaring van [getuige 1]
Op vrijdag 15 juli 2022 waren wij, onderweg naar [plaats 3] . Ik reed in een witte Skoda Citygo. Ik reed op rijstrook 2, de rechterrijstrook. Ik reed 100 kilometer per uur. Het was druk op de weg. Ik zag veel auto's om mij heen. Het verkeer reed in een vloeiende lijn.
Ter hoogte van [plaats 1] , omstreeks 15.00 uur, moest ik ineens remmen.
Ik heb vervolgens direct mijn alarmlichten aangezet. Ik stond
vervolgens stil. In de seconden daarna keek ik in mijn achteruitkijkspiegel. Ik zag
een motor op zijn zijkant over de weg schuiven. Deze kwam mij aan de rechterzijde
voorbij. Ik heb geen bestuurder van de motor gezien. Ik zag wel allemaal brokstukken,
kleine onderdelen, door de lucht vliegen. Ik heb vervolgens een witte bus zien
uitwijken naar de vluchtstrook. Ik zie vervolgens dat deze bus in de berm terecht
komt en op zijn zijkant komt te liggen.
Ik heb het idee dat ik de witte bus, die bij de aanrijding was betrokken, eerder heb
gezien op het traject tussen [plaats 4] en [plaats 1] . Mijn dochter maakte, op het moment dat die witte bus in de sloot lag, de opmerking of dat dezelfde bus was als eerder.
Even daarvoor reed ik op linker rijstrook. Op de rechter rijstrook reed een witte bus. Op het moment dat ik links naast die witte bus reed, kwam die witte bus naar mij toe. U vraagt mij in hoeverre deze bus naar mij toe is gekomen. Ik weet dit niet, de bus kwam geleidelijk naar mij toe. Ik dacht op dat moment: "He, wat ga je doen?". Mogelijk heb ik op dat moment getoeterd. Dit gebeurde een aantal minuten voordat ik moest remmen.
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina’s 65-67, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als relaas van [getuige 2] :
Ik was de bestuurder van de zwarte Volvo die aangereden is. Het klopt dat dit een Volvo V40 is voorzien van het [kenteken 2] . Ik was met mijn dochter en een vriendin van mijn dochter. We reden over de [Rijksweg 1] . Daar rijd ik wel eens vaker.
Het was normaal druk op de snelweg en ik reed gewoon met de flow mee. Het was mooi weer. Ik was niet verblind door de zon en alles was prima te zien. Ik reed op de rechter rijstrook en zag dat er een file aan kwam. Ik zag allemaal knipperlichten voor mij en ik heb ze bij mij ook aangedaan. Toen ging ik afremmen. Ik weet niet meer of ik stil stond of nog heel langzaam reed.
Ik keek in mijn spiegels toen ik afremde. Ik had gezien dat er een motorrijder achter me reed. Deze motorrijder reed al enige tijd achter mij. Ik keek veelvuldig in mijn spiegels om te kijken hoe het verkeer om mij heen reageerde. Ik zag dat de motorrijder ook zijn snelheid minderde, waardoor ik het idee kreeg dat hij de file gezien had. Daarop deed ik de alarmlichten uit.
Ineens was het 'klabam'. Er was een grote klap. Ik weet niet of ik stilstond of nog rolde . Na de klap schoof ik naar voren en kwam tot stilstand op de streep tussen de rijstroken. Volgens mij stond ik scheef op de weg met mijn auto.
Zelf ben ik de auto uitgestapt. Ik zag dat er een bus stond en verderop zag ik de motor en de motorrijder liggen. Ik ben gelijk naar de motorrijder gerend. Toen ik bij de motorrijder kwam zag ik dat er nog een man bij stond. Ik hoorde nog een paar zuchten bij de motorrijder en dat was het.
U vraagt mij of ik was geschrokken van het ontstaan van de file. Ik kan u zeggen dat ik hierdoor niet was verrast. Ik kon rustig reageren op het ontstaan van de file. Naar mijn idee deed men dat om me heen ook.
5. Een proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 16-18, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als relaas van [verbalisant 7] :
Op 15 juli 2022 omstreeks 15:10 uur kwam ik op de plaats van het incident. Ik heb gesproken met [getuige 3] . Ik hoorde hem zeggen dat hij en zijn bijrijder [getuige 4]
op de [Rijksweg 1] reden, van [plaats 4] naar [plaats 1] . Ik hoorde dat hij, ver voor het ongeval een witkleurige Mercedes bus inhaalde. Ik hoorde dat zij tegen elkaar zeiden dat de genoemde bus, welke later bleek bestuurd te worden door [verdachte] , welke later de verdachte bleek, erg slingerde. Ik hoorde dat hij reed op rijstrook 2, maar dat hij telkens over de wegmarkering aan beide zijden reed. Ik hoorde dat toen zij de genoemde bus passeerden, dat [getuige 4] zei dat de bestuurder naar beneden keek. Gezien het hoogteverschil tussen het voertuig van de getuigen, en van de verdachte, kon [getuige 4] niet zien waarom de verdachte naar beneden keek. Ik hoorde vervolgens dat de getuigen de witkleurige Mercedes bus gepasseerd waren en dat zij doorreden, op de [Rijksweg 1] richting [plaats 1] . Ik hoorde dat zij, ter hoogte van de afrit van de [Rijksweg 1] naar [plaats 1] , op rijstrook 1, voor zich een file zagen ontstaan. Ik hoorde dat zij dit zagen door de alarmverlichting die gevoerd werd door hun voorgangers. Ik hoorde [getuige 3] zeggen dat hij dan automatisch in zijn achteruitkijkspiegels kijkt, voor naderend verkeer. Ik hoorde hem zeggen dat hij in zijn rechterachteruitkijkspiegel, op rijstrook 2, een zwartkleurige
Volvo V40 en daarachter een motorrijder zag rijden. Ik hoorde [getuige 3] zeggen dat hij
zag dat zij snelheid minderden. Ik hoorde dat hij dat zag omdat zij minder snel op hem naderden. Ik hoorde hem vervolgens zeggen dat hij de witkleurige Mercedes bus met een hoge snelheid zag naderen en dat deze op de motorrijder reed. Ik hoorde hem zeggen dat hij vervolgens de motor, en vervolgens de motorrijder, hem links zag passeren en in de berm aan de rechterzijde van de weg terecht kwam. Ik hoorde hem zeggen dat de witkleurige Mercedes bus vervolgens na de klap doorreed en op de rechterachterzijde van de zwartkleurige Volvo V40 botste. Ik hoorde dat de witkleurige Mercedes bus vervolgens na de botsing aan de rechterzijde van de weg in de sloot terecht kwam.
6. Een geschrift, te weten een niet door verbalisant ondertekend proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 27-28, zakelijk weergegeven:
Als relaas van [verbalisant 8]
Naar aanleiding van de aanrijding op de [Rijksweg 1] op 15 juli 2022, heb ik ter plaatse gesproken met [getuige 4] .
Ik hoorde [getuige 4] het volgende zeggen:
"Ik reed samen met mijn collega [getuige 3] in een bedrijfsbus. Ik zat als bijrijder voor in de bus. Mijn collega [getuige 3] bestuurde de bus. We reden over de [Rijksweg 1] richting [plaats 1] . We kwamen uit de richting van [plaats 4] . We reden over rijstrook 1 en onze snelheid was naar schatting 107 km per uur.
Op een gegeven moment zag ik in de verte een witte bus slingeren op rijstrook 2. Mijn
collega zag dat ook. We kwamen de bus op een gegeven moment achterop en haalden de bus op een gegeven moment in. Toen we naast de witte bus reden, keek ik naar rechts en kon ik via het linker portierraam de bestuurder zien zitten. Ik zag alleen de bestuurder zitten, verder niemand.
Ik zag dat de bestuurder met zijn linker hand het stuur vasthield. Ik zag dat hij wat onderuit gezakt achter het stuur zat. Ik zag, dat hij zijn rechterarm langs zijn lichaam had. Ik kon zijn rechterhand niet zien. Ik zag wel dat de bestuurder niet naar de weg voor hem keek. Ik zag namelijk dat hij naar beneden keek richting zijn rechterhand. Ik kon niet zien waar hij naar keek.
We haalden de witte bus in en reden nog steeds op rijstrook 1. In de verte zag ik een rode motor met rode koffers. Ik zag op een gegeven moment remlichten wat verder voor ons. Ik zag dat auto’s met waarschuwingslichten reden. Mijn collega remde langzaam af om de snelheid aan te passen. Ik denk dat we op een gegeven moment 30 a 40 km per uur reden op rijstrook 1. Op dat moment reden de rode motor en de witte bus op rijstrook 2. Ik zag voor de motor een donkere Volvo rijden.
Op een gegeven zag ik plotseling een motor en een persoon langs vliegen. De persoon vloog door de lucht. Ik besefte dat het de rode motor betrof.
7. Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina’s 88-90, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als verklaring van [getuige 5] :
Op 15 juli 2022 reden ik en mijn gezin op de [weg] in de richting van [plaats 4] . In de buurt van [plaats 5] viel het mij op dat er een busje voor ons aan het slingeren was. Ik heb gezien dat dit busje, een witte Mercedes bus, over de middenstreep, op de andere rijstrook terecht kwam. De [weg] op dat punt twee rijbanen heeft met elk twee rijstroken. Deze rijbanen zijn gescheiden door een middenberm. U vraagt mij naar de verkeersdrukte op dat moment. Ik kan u verklaren dat het op dat moment niet erg druk was. Dit is een aantal keren gebeurd in de tijd dat wij achter deze bus reden. Ik denk dat wij op dat moment met een snelheid van iets meer dan 100 kilometer per uur reden. Ik denk dat het busje met dezelfde snelheid reed. Ik weet dat wij langer dan 10 minuten, mogelijk wel een kwartier achter dit busje gereden. Wij hebben eerst het rijgedrag waargenomen, voordat we een melding zouden maken bij de politie. Mijn man maakte de opmerking dat dit niet goed was en dat ik de politie maar moest bellen. Ik heb vervolgens met 0900-8844 gebeld.
Tijdens het gesprek heb ik verteld dat er een busje reed dat gevaarlijk rijgedrag vertoonde. Ik ben doorverbonden met de meldkamer. Ik heb doorgegeven dat wij op dat moment op de [weg] in de richting van [plaats 4] reden.
Op het moment dat ik de meldkamer aan de telefoon had hebben we het busje ingehaald. Ik vond het best spannend op het moment dat wij de bus inhaalden. Ik weet niet of ik de bus had ingehaald op het moment dat ik had gereden. Op het moment dat wij het busje inhaalden kon ik de bestuurder van het busje goed waarnemen. Ik zag dat het een man was. Achteraf heb ik gelezen dat hij 55 jaar oud was. In mijn optiek had hij een aparte blik in zijn ogen. Ik kan het niet echt uitleggen. Op uw vraag of hij een alerte indruk op mij maakte, kan ik verklaren dat dit niet het geval was. Ik zag ook dat de man ietwat onderuitgezakt, en daarbij naar rechts leunend, op de bestuurdersstoel zat. Voor zover ik kon zien zat er maar een persoon in het voertuig, de bestuurder. Ik heb heel bewust gekeken of deze man ergens mee bezig was, een telefoon of iets dergelijks. Ik heb niet gezien dat hij met een telefoon bezig was. Ik heb ook gezien dat de man niet naar beneden, in de richting van zijn schoot, keek.
Nadat we het busje hadden ingehaald vroeg de meldkamer om het kenteken van het busje. Op dat moment kon ik het kenteken niet meer lezen, er zaten al meerdere voertuigen tussen onze auto en het busje. We reden in de buurt van [plaats 4] en zouden in de richting van [plaats 6] afbuigen. Ik zag dat het busje, in eerste instantie op de strook voor de richting van [plaats 7] reed. Ik zag op het laatste moment dat het busje ook de strook voor de richting van [plaats 6] nam.
Kort hierna hebben wij ingevoegd op de [Rijksweg 1] , in de richting van [plaats 6] . Ik had de meldkamer nog steeds aan de lijn en deze wilde graag een kenteken van die bus hebben. Om het kenteken te kunnen lezen hebben we de snelheid naar beneden gebracht. Ik weet niet welke snelheid we op dat moment hebben gereden. Het viel mijn man op dat de bus erg langzaam reed. Ik denk dat dit op het punt was waar de invoegstrook bijna bij de [Rijksweg 1] komt. Wij reden al op de [Rijksweg 1] en hebben de bus bewust dichterbij laten komen. Kort daarna rijdt de bus achter ons. Voor die witte bus reed een motor. Hierdoor kon ik het kenteken van de witte bus niet lezen. De motor heeft ons vervolgens ingehaald en hierdoor kon ik het kenteken lezen en heb dit doorgegeven aan de meldkamer, die ik nog steeds aan de telefoon had. Hierna heb ik het gesprek met de meldkamer afgerond en beëindigd. Voordat het gesprek beëindigd was heeft de witte bus ons ingehaald en is doorgereden in de richting van [plaats 6] .
Ik heb vervolgens gezien dat het busje, dat voor ons reed, meerdere malen aan het slingeren was, op de [Rijksweg 1] . Ik weet niet meer of er voertuigen tussen ons en het busje hebben gereden. Ik weet wel dat mijn man bewust afstand heeft gehouden tot het busje. Ik zag dat het busje meerdere malen een slingerende beweging maakte waarbij dit busje naar links, over de stippellijn heen, reed. Ik vond het een zeer gevaarlijke situatie en heb nog tegen mijn man gezegd: "je kunt er op wachten dat dit fout gaat", of woorden van gelijke strekking.
We zijn er ook heel bewust achter blijven rijden omdat het in mijn ogen niet verantwoord was om in te halen. Ik was ook heel benieuwd of er politie zou komen. Dan zie ik ineens dat het busje met iets in aanrijding komt. Ik zag dat het busje weggleed naar de vluchtstrook, rechterzijde. Dit busje kwam in een droge sloot tot stilstand. Ik heb gezien dat er een donkerkleurige Volvo reed en volgens mij is het busje tegen deze Volvo aan geschampt.
8. Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina’s 85-87, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als verklaring van [getuige 6] :
Ik was bestuurder van mijn Volkswagen Transporter op 15 juli 2022. Ik was met mijn gezin onderweg. Om omstreeks 14:45 uur reden wij op de vierbaans weg de [weg] vanaf [plaats 8] richting [plaats 4] . Daar viel mij in de verte al op dat er een bestelbus voor mij reed. Ik reed met een snelheid van 100 kilometer per uur. Met deze snelheid naderde ik langzaam deze bestelbus. Ik reed op de rechter rijstrook en toen ik dichterbij kwam viel mij zijn rijstijl op. Ik zag namelijk dat de auto over de middenlijn kwam, en ik zag dat daarbij inhalende auto’s ook remden. En ook zag ik dat de bestelbus aan de rechterkant over de daar gelegen streep reed. Dus hij slingerde. Ik heb dat een aantal minuten gezien doordat ik langzaam dichterbij kwam. De bestelbus reed dus langzamer dan ik. Ik kwam zo dichtbij dat ik hem ging inhalen over de linkerrijstrook. Ik sprak over het rijgedrag met mijn vrouw, en zei moet je zien wat een gevaarlijk rijgedrag. Mijn vrouw beaamde dat. Ook zij vond het gevaarlijk. Toen ik hem inhaalde kon ik duidelijk naar de bestuurder kijken. Ik vond dat hij niet helder uit zijn ogen keek. Voor mijn gevoel zat hij wat verduft (het hof leest: versuft of duf) achter het stuur. Toen we hem hadden ingehaald, hebben we het samen nogmaals over zijn rijgedrag gehad, en ik zag hem in mijn spiegels ook nog steeds slingeren, en hebben we besloten om dit aan de politie door te geven.
Mijn vrouw heeft gebeld met de politie. We hadden geen kenteken, maar konden de bus wel goed omschrijven. Het betrof een Mercedes, grote bestelbus, kleur wit. Op het moment dat mijn vrouw aan het bellen was, was daar net de afslag, de keuze tussen de [Rijksweg 1] op, of richting [plaats 4] . Ik zag dat de bestelbus op rechts bleef rijden richting [plaats 4] , ik sorteerde voor naar links om de [Rijksweg 1] op te rijden. Ik zag toen ik mijn spiegels dat de bestelbus op het laatste moment en eigenlijk te laat ook naar links ging ook de [Rijksweg 1] op, dus achter ons aan. Daarvoor moest hij over het puntstuk rijden om de afslag nog te nemen. Ik reed de [Rijksweg 1] op en omdat de politie vroeg om het kenteken, heb ik wat gas terug genomen, om hem mij in te laten halen. Ik reed de [Rijksweg 1] op, en zag hem nog op de invoegstrook. Op een gegeven moment reed ik nog maar 60 kilometer per uur, en hij kwam nog niet dichterbij. Toen zag ik hem achter mij invoegen en vervolgens ging hij met een aanzienlijke snelheid om mij heen. Mijn vrouw kon het kenteken lezen toen hij vlak achter mij zat, en gaf dat door aan de politie. Ik reed op de [Rijksweg 1] 100 kilometer per uur, en ik denk dat hij ongeveer 110 reed, want hij reed bij mij weg. Ik wilde ook niet vlak achter hem blijven rijden, omdat ik dat niet veilig vond. Er kwamen een aantal auto's tussen mij en hem te rijden. Ter hoogte van [plaats 1] zag ik voor mij uit een aantal remlichten van auto's oplichten. Ik dacht dat daar ergens een opstopping was. En daar voor zag ik de remlichten. Ik zag de bus wat stuiteren en ik zag onderdelen de lucht in vliegen. Ik heb geen remlichten van de bestelbus gezien, en had dat wel kunnen zien omdat ik in mijn Transporter ook vrij hoog zit. Ik had meteen wel in de gaten dat de bestelbus een aanrijding had veroorzaakt. Ik zag op die afstand ook wel dat er een motor bij het ongeval betrokken was. Ik heb in mijn eerdere verklaring gezegd dat ik dacht dat de bus voor het ongeval ongeveer 80 kilometer per uur reed. Echter nadat ik daar over heb nagedacht, kan ik dat nooit op die afstand inschatten, en ik denk nu dat hij ongeveer even snel als ik reed, omdat ik niet op hem in liep. Ik reed op dat moment ongeveer 110 kilometer per uur.
9. Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina’s 42-43, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als verklaring van [getuige 7] :
Ik ben hier om wat toe te lichten over de bestelauto die betrokken was bij een ongeval op de [Rijksweg 1] onder [plaats 1] afgelopen vrijdag 15 juli 2022. Het betreft hier een Mercedes Sprinter kleur wit, met [kenteken 1] . Deze auto rijdt voor mijn bedrijf en bezorgt brood in Nederland en in Duitsland. Op 15 juli 2022 kwam deze auto van uit Duitsland via [plaats 9] en moest naar [plaats 10] . Achter het stuur zat in mijn opdracht [verdachte] , hij is in mijn dienst.
Op 5 juli 2022 is de auto nog naar de APK-keuring geweest, en goedgekeurd na reparaties. Er is een nieuwe remschoenset op gekomen, een nieuwe band, een lamp en een wiellager. Alles is goed aan de auto. De garage is [naam garage] in [plaats 4] . [verdachte] is niet bij mij geweest over iets wat aan de auto mankeerde. De auto heeft goed onderhoud gehad en ik heb geen klachten van hem gehad. De auto is op 8 juli uit de garage gekomen en [verdachte] heeft de auto meegenomen. Hij was tot het moment van het ongeval de enige chauffeur van deze auto.
Ik heb [verdachte] diezelfde middag ook nog gebeld dat als hij moe is dat hij dan de auto stil moest zetten en rust moest nemen. Hij had namelijk 2 dagen daarvoor ook schade gereden omdat hij in slaap was gevallen. Ik zei dat hij rust moest nemen omdat het ook erg warm was en dan makkelijk weer in slaap kon vallen. Ik ben ook nog uit Duitsland gebeld dat hij daar aan de verkeerde kant van de weg reed. Dat was de politie uit Duitsland die mij belde. Hij is toen getest op drank en drugs, maar er was niets mis. Ik was nu ook bang dat hij weer in slaap zou vallen, ik was namelijk zelf ook net zolang onderweg als hij en, wist dat je nu moe zou zijn. We waren namelijk om middernacht gestart samen bij de fabriek uit Zeeland, dus we waren al lang onderweg. Toen ik hem belde, was hij aan het rijden.
10. Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina’s 48-49, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als verklaring van [getuige 8] :
Ik kan het volgende vertellen over het onderhoud van de Mercedes Sprinter met [kenteken 1] . Deze auto is hier gebracht omdat er een wiellager kapot was. Dit was volgens mij 1 of 2 juli 2022. Ik heb toen de wiellager gemaakt en ook de apk gedaan. De auto is daarvoor naar [autobedrijf] te [plaats 4] gegaan. Er moesten daarna dingen gerepareerd worden. Dat heb ik gedaan, waarna de auto weer terug gaat naar [autobedrijf] voor het goedkeuren. De remmen waren goed.
11. Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina’s 50-51, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als verklaring van [naam] :
Ik werk voor de [autobedrijf] te [plaats 4] . Ik kan vertellen dat de Mercedes Sprinter met [kenteken 1] op 7 juli 2022 is aangeboden op 7 juli 2022 voor de apk keuring. Deze auto is zonder opmerkingen door ons APK goedgekeurd. U vraagt mij naar de remmen van deze auto. Ik kan vertellen dat, omdat de auto goedgekeurd is, de remmen getest zijn en dat de remmen aan de eisen voldeden op het moment van keuring.
12. Een proces-verbaal van verhoor, pagina’s 242-248, zakelijk weergegeven inhoudende:
Als vraag van (een van) verbalisant(en) (V) en als antwoord van verdachte (A):
V: Kun jij zelf vertellen waarvoor je hier zit?
A: Ik was aan het auto rijden, omdat ik brood aan het bezorgen was. Ik kwam vanuit
Duitsland naar Nederland.
V: Op welke dag, datum en tijd reed je als bestuurder van wat voor voertuig?
A: Op 15 juli 2022 omstreeks 15:00 uur, reed ik als bestuurder van een
bestelbus, Mercedes Sprinter, type 13, kleur wit. De bus is helemaal wit.
V: Waar reed je?
A: Ik was onderweg naar [plaats 10] , in de richting van de [Rijksweg 2] . Het was een
autosnelweg. Ik ken de route heel goed, maar weet de naam van de weg niet.
V: Waar kwam je vandaan en waar ging je naartoe?
A: Ik kwam vanaf Duitsland en ging richting [plaats 10] .
V: Rijd je hier vaker? (bekendheid met verkeerssituatie)
A: Ik rij deze route dagelijks.
V: Was het hier drukker of anders dan normaal?
A: Ja het was drukker als normaal, het was druk.
V: Heb je snelheid geminderd? (op welk moment)
A: Toen ik de file zag heb ik geprobeerd te remmen en uit te wijken maar dit lukte niet meer. Ik denk dat ik op het moment van de aanrijding nog ongeveer 80 kilometer per uur reed.
V: Kon je nog uitwijken / sturen / remmen? Waarom niet?
A: Ik heb geprobeerd uit te wijken. Er reed ook een andere auto. Ik reed op de rechter rijstrook.
V: Heb je ook remlichten zien oplichten bij de auto's voor je?
A: Dat zag ik wel, maar het lukte niet meer om te stoppen.
V: Heb je het rijbewijs nodig voor werk? Wat is jouw beroep?
A: Ja dat heb ik nodig als bezorger.
13. De verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van het hof op 5 juni 2025, zakelijk weergegeven inhoudende:
Ik was die dag al langer onderweg. Ik had ook twee keer gepauzeerd.
U, voorzitter, houdt mij voor dat mijn baas, [getuige 7] , heeft verklaard dat wij rond middernacht in Zeeland zijn gestart. Dat klopt. Dat betekent inderdaad dat ik al vijftien uren aan het werk was. Ik had daarvoor wel geslapen. Ik had eerder in die week ook gewerkt. Ik was al een tijdje onderweg, maar ik was het wel gewend. Er waren veel auto’s en ik heb de file heel laat gezien.
U houdt mij voor dat een vrachtwagenchauffeur, beroepschauffeur, rijtijden heeft waaraan hij zich moet houden. Ik ben geen vrachtwagenchauffeur.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde bepleit.
Aangevoerd is dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte culpoos heeft gehandeld.
Niet kan worden bewezen dat verdachte een mobiele telefoon heeft vastgehouden, zijn aandacht enige tijd niet of onvoldoende op het verkeer heeft gericht, onvoldoende rechts heeft gehouden of zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover verdachte de weg kon overzien.
Het hof overweegt, met inachtneming van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen, het volgende.
Partiële vrijspraak
Op grond van het voorhanden bewijs kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte tijdens het rijden een mobiele telefoon heeft vastgehouden. Daarnaast kan niet worden bewezen dat verdachte in strijd met het bepaalde in artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 onvoldoende rechts heeft gehouden. Van deze onderdelen van de tenlastelegging wordt verdachte vrijgesproken.
Roekeloosheid
Van roekeloosheid als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (al dan niet in verbinding met artikel 175, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994) is sprake wanneer zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, en dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. Of sprake is van roekeloosheid in de hiervoor bedoelde zin zal afhangen van de specifieke omstandigheden van het geval.
Net zoals de rechtbank is het hof van oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is om te kunnen bewijzen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan roekeloosheid in de zin van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Mate van schuld
In het algemeen geldt dat voor een bewezenverklaring van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) moet worden vastgesteld dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand is overleden of zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het juridische begrip ‘schuld’ in de zin van artikel 6 WVW houdt in dat voor strafbaarheid tenminste sprake moet zijn van een aanmerkelijke onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Onvoorzichtig of onoplettend handelen op zichzelf (momentane onoplettendheid) is niet voldoende om tot een bewezenverklaring van ‘schuld’ te kunnen komen.
Bij de beoordeling van ‘schuld’ in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid gesteld kan worden dat één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van ‘schuld’ in de zin van bedoelde bepaling. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Er is dus meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en onoplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Verder kan niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (Hoge Raad 1 juni 20104, ECLI:NL:HR:2004:AO5822).
Wel rust op verdachte als beroepschauffeur een extra zorgplicht om zich aan verkeersregels te houden (de zogeheten ‘Garantenstellung’).
Op grond van de hierboven opgenomen bewijsmiddelen volgt dat verdachte vanaf ongeveer middernacht in zijn bestelbus vanuit Zeeland naar Duitsland is gereden. Verdachte is via [plaats 9] teruggereden naar Nederland. Hij heeft vervolgens via de [weg] en de [Rijksweg 1] gereden, richting het einddoel [plaats 10] . Verdachte was ten tijde van het ongeval, dat plaatsvond kort na 15.00 uur, langdurig aan het werk; hij was ongeveer vijftien uren onderweg.
Getuigen hebben waargenomen dat verdachte met wisselende snelheden en slingerend reed en daarbij de wegbelijning overschreed om vervolgens weer te corrigeren. [getuige 6] en [getuige 5] vonden dit rijgedrag zelfs zodanig ernstig, dat zij daarvan melding hebben gemaakt bij de politie.
De baas van verdachte, [getuige 7] ,heeft verklaard dat verdachte twee dagen daarvoor schade had gereden omdat hij achter het stuur in slaap gevallen was. Bovendien was [getuige 7] gebeld door de Duitse politie omdat verdachte aan de verkeerde kant van de weg had gereden. [getuige 7] was bang dat verdachte weer in slaap zou vallen en heeft verdachte verteld dat hij rust moest nemen.
Op grond van deze verklaringen acht het hof bewezen dat verdachte heeft gereden terwijl hij als gevolg van het langdurige werk vermoeid was en zijn aandacht door die vermoeidheid niet of in onvoldoende mate op het overige verkeer en de verkeerssituatie heeft gericht.
Daarnaast acht het hof bewezen dat verdachte zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was. Het overige verkeer was wel ruimschoots in staat om op tijd snelheid te minderen of tot stilstand te komen zonder een aanrijding te veroorzaken.
Het hof acht op grond van het zeer recente onderhoud en de APK van de Mercedes Sprinter, alsmede het politieonderzoek, waaruit niet is gebleken dat de reminrichting mankementen vertoonde, en de getuigenverklaringen, niet aannemelijk geworden dat verdachte geremd heeft.
Op grond van het bovenstaande acht het hof bewezen dat het aan de schuld van verdachte is te wijten dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] is overleden.
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat verdachtes handelen kan worden gekwalificeerd als zeer onvoorzichtig en onoplettend. Daartoe overweegt het hof het volgende.
Verdachte was, gezien het feit dat hij enkele dagen daarvoor schade had gereden als gevolg van vermoeidheid, de omstandigheid dat verdachte in Duitsland aan de verkeerde kant van de weg had gereden, maar ook gezien de waarschuwing van zijn baas om rust te nemen en de verklaringen van getuigen kort voor het ongeval, die erop neerkomen dat verdachte op de weg slingerde maar toch telkens kon corrigeren naar de goede weghelft, een gewaarschuwd mens. Niettemin heeft verdachte ervoor gekozen om door te blijven rijden, met alle gevolgen van dien.
Op een beroepschauffeur rust een grote verantwoordelijkheid. Dergelijke werkzaamheden vergen continue alertheid, voortdurende oplettendheid en bedachtzaamheid op onvoorziene omstandigheden. Van een beroepschauffeur mag verwacht worden dat hij alert is en uitgerust deelneemt aan het verkeer. Het niet naleven van deze verantwoordelijkheid kan grote gevolgen hebben. Dat is in deze zaak wel gebleken.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij, op 15 juli 2022 te [plaats 1] , [gemeente] als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een bestelauto, daarmede rijdende over de weg, de [Rijksweg 1] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, te weten:
terwijl hij langdurig aan het werk was en een bestelauto bestuurd had en als gevolg daarvan vermoeid was,
- zijn aandacht gedurende enige tijd door die vermoeidheid)niet, althans in onvoldoende mate, op het overige verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse heeft gericht en
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
waardoor [slachtoffer] werd gedood.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 15 juli 2022 een zeer ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Als gevolg van vermoeidheid heeft hij zijn aandacht niet voldoende bij het verkeer gehouden en heeft hij de voor hem ontstane file veel te laat gezien. Verdachte is in volle vaart tegen de door [slachtoffer] bestuurde motorfiets gebotst. De impact van de botsing was zo groot, dat [slachtoffer] ter plekke is overleden. Zijn vrouw is haar man kwijt, zijn zoon zijn vader. Ter zitting van het hof is door hen een slachtofferverklaring voorgelezen. Daaruit blijkt dat het verlies van hun dierbare een enorme impact heeft op hun levens. Zij moeten leven met het gegeven dat hun echtgenoot en vader er niet meer is. Niets is meer zoals het was voor het ongeval.
Niemand heeft dit ongeval gewild, ook verdachte niet. Hij draagt echter wel schuld aan het ongeval en de gevolgen daarvan. Vanuit het oogpunt van vergelding en normhandhaving dient daarom een straf te volgen.
De rechtbank heeft verdachte ter zake van het primair bewezenverklaarde (met de schuldgradatie aanmerkelijke schuld) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen voor de duur van twee jaren ontzegd, met aftrek van de periode dat het rijbewijs ingehouden of ingevorderd is geweest.
Het hof gaat uit van een andere, zwaardere, schuldgradatie. Die zwaardere schuldgradatie zal in de strafoplegging tot uitdrukking komen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen te ontzeggen voor de duur van twee jaren, met aftrek van de periode dat het rijbewijs ingevorderd of ingehouden is geweest.
De verdediging heeft bepleit rekening te houden met de ter zitting in hoger beroep geschetste persoonlijke omstandigheden van verdachte. De raadsman heeft verzocht - daarbij uitgaande van de schuldgradatie ‘aanmerkelijke schuld’ - om af te zien van oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Verzocht is aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken die zijn gemaakt voor overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Als uitgangspunt wordt bij de gradatie ‘aanmerkelijke schuld’ een taakstraf van 240 uren en een onvoorwaardelijke rijontzegging voor de duur van een jaar genomen. Daarnaast is aangevoerd dat oplegging van een rijontzegging geen meerwaarde heeft, nu verdachte na het ongeval geen voertuig heeft bestuurd en niet van plan is dit de komende tijd te doen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft het hof het verdachte betreffende reclasseringsrapport van 13 februari 2023 in aanmerking genomen. Ook is acht geslagen op de inhoud van het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 mei 2025.
Ter zitting is het verkeersgedrag van verdachte aan de orde geweest. Het hof heeft ter zitting de indruk gekregen dat verdachte enerzijds inziet dat hij onjuist heeft gehandeld, maar anderzijds toch geen afstand lijkt te kunnen nemen van zijn eigen lezing, die erop neerkomt dat hij voldoende rust had genomen en dat de remmen van het voertuig niet goed werkten, waardoor hij niet op tijd kon remmen.
Uit de stukken en de behandeling ter zitting is echter gebleken dat verdachte al een lange werkdag achter de rug had en vermoeid was. Dat het niet ging om een korte vermoeidheid, blijkt wel uit de verklaringen van de getuigen. Verdachte had zelf de signalen, zoals het slingerend rijden, overschrijden van wegbelijning en weer corrigeren, moeten herkennen en daarnaar moeten handelen. Verdachte was bovendien een ernstig gewaarschuwd man omdat hij twee dagen daarvoor schade had gereden omdat hij achter het stuur in slaap was gevallen, hij door de Duitse politie was aangesproken omdat hij op de verkeerde weghelft had gereden en zijn baas hem had verteld rust te nemen. Verdachte reed als beroepschauffeur, waardoor hij extra oplettend had moeten zijn. Verdachte heeft er niettemin voor gekozen om toch door te blijven rijden.
Gelet op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de grote gevolgen van dit feit voor de slachtoffers, kan niet worden volstaan met een straf die geen onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Een taakstraf is niet aan de orde. Het feit is daarvoor gewoonweg te ernstig. Hetzelfde geldt voor de onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen; die is passend in een zaak als deze.
Het hof heeft bij de straftoemeting acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken. Hieruit volgt dat voor het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval met een zeer hoge mate van schuld een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren als uitgangspunt wordt gehanteerd.
Het hof acht de door de rechtbank opgelegde straffen in onvoldoende mate recht doen aan het feit zoals door het hof wordt bewezen. Ook een lichtere strafmodaliteit, zoals bepleit door de verdediging, komt niet in aanmerking. Alles afwegende acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, aan de orde is.
Daarnaast zal het hof een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van twee jaren, met aftrek van de periode waarin het rijbewijs ingevorderd of ingehouden is geweest.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr. E. de Witt, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. L.G. Wijma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 19 juni 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.