ECLI:NL:GHARL:2025:3635

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
200.347.756
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezag van de moeder over de minderjarige na hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind. De rechtbank Gelderland had eerder, op 20 augustus 2024, het gezag van de moeder beëindigd op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De moeder was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder sinds 3 juli 2024 weer bij haar kind woont en dat de situatie rondom het kind aanzienlijk is verbeterd. Het hof oordeelt dat de moeder in staat is om de zorg en opvoeding van het kind op zich te nemen en dat het in het belang van het kind is dat zij het gezag behoudt. De beslissing van de rechtbank wordt vernietigd, en het verzoek van de raad tot beëindiging van het gezag van de moeder wordt afgewezen. De ondertoezichtstelling van het kind blijft echter van kracht tot 17 oktober 2025.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.347.756
zaaknummer rechtbank Gelderland 436256
beschikking van 17 juni 2025
over de beëindiging van het gezag van de moeder over [de minderjarige]
in de zaak van
[verzoekster](de moeder)
die woont in [woonplaats1]
advocaat: mr. J.A.N. Lap
en
de raad voor de kinderbescherming(de raad)
die is gevestigd in Arnhem
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland(de GI)
die is gevestigd in Arnhem
en
[de vader](de vader)
die woont in [woonplaats2]
advocaat: mr. B.J. Driessen

1.Samenvatting

De rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, heeft (voor zover in deze procedure van belang) het gezag van de moeder over [de minderjarige] beëindigd. Het hof beslist dat dit niet zo moet blijven en legt hierna uit waarom.

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben samen vijf kinderen. Het gaat in deze zaak over één van hen: [de minderjarige] , geboren [in] 2009.
2.2.
[de minderjarige] staat sinds 17 oktober 2019 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is voor de laatste keer verlengd tot 17 oktober 2025.
2.3.
[de minderjarige] is op 2 januari 2020 met een (spoed) machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst. Hij woonde vanaf 4 februari 2020 in een gezinshuis. Hij woont sinds 3 juli 2024 weer bij de moeder.
2.4
De machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] is op 2 oktober 2024 beëindigd.

3.De procedure bij de rechtbank

3.1.
De raad heeft de rechtbank verzocht het gezag van de ouders over hun vijf kinderen te beëindigen.
3.2.
De rechtbank heeft het verzoek van de raad toegewezen. Die beslissing is vastgelegd in een beschikking van 20 augustus 2024.

4.De procedure bij het hof

4.1.
De moeder is het niet eens met de beslissing van de rechtbank om haar gezag over [de minderjarige] te beëindigen. Zij komt daarvan in hoger beroep. Zij wil dat het hof de beslissing van de rechtbank tot beëindiging van haar gezag over [de minderjarige] ongedaan maakt.
4.2.
De GI refereert zich aan het oordeel van het hof.
De informatie die het hof heeft ontvangen
4.3.
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift
  • het verweerschrift van de GI
4.4.
[de minderjarige] heeft een brief geschreven. Hij heeft verteld wat hij vindt van de beëindiging van het gezag van de moeder.
4.5.
De zitting bij het hof was op 6 mei 2025. Aanwezig waren:
  • de moeder met haar advocaat
  • een vertegenwoordiger van de raad

5.Het oordeel van het hof

Wat staat in de wet?
5.1.
De rechtbank kan het gezag van een ouder onder andere beëindigen als het kind ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Dat is als er grote zorgen zijn over zijn ontwikkeling. Daarbij moet duidelijk zijn dat de ouder de verzorging en opvoeding niet binnen een aanvaardbare termijn weer zelf op zich kan nemen. De aanvaardbare termijn is de periode van onzekerheid, die een kind kan overbruggen zonder ernstige schade in zijn ontwikkeling op te lopen. [1]
5.2.
Het belang van het kind staat voorop. Een kind dat niet bij zijn ouders kan wonen heeft recht op zekerheid over waar het woont en blijft wonen. [2]
Hoe oordeelt het hof?
5.3.
De rechtbank heeft het gezag van de moeder onterecht beëindigd.
Er is het afgelopen jaar veel veranderd rondom [de minderjarige] . [de minderjarige] woont inmiddels alweer bijna een jaar bij de moeder thuis en dat gaat naar het hof begrijpt goed. De moeder heeft regels en [de minderjarige] houdt zich daaraan. [de minderjarige] gaat niet meer om met verkeerde vrienden en hij komt niet meer in aanraking met de politie. [de minderjarige] gaat weer naar school en dat gaat redelijk goed. Binnenkort start hij met zijn baantje bij [naam1] . [de minderjarige] ziet zijn broers en zussen – en de gezinshuisouders – elke twee weken in het gezinshuis.
De GI was niet op de mondelinge behandeling aanwezig en laat de beslissing met betrekking tot het gezag over [de minderjarige] aan het hof over. In het verweerschrift heeft de GI aangevoerd dat niet het logisch is dat zij de voogdij heeft, terwijl de moeder de dagelijkse zorg en opvoeding over [de minderjarige] weer draagt. De raad heeft op de mondelinge behandeling aangevoerd dat de moeder goed in contact is met de jeugdbeschermer en dat het perspectief van [de minderjarige] bij de moeder ligt. Het hof is het met de raad eens dat de moeder de opvoeding en verzorging van [de minderjarige] goed oppakt. Het hof vindt dit een compliment waard richting de moeder en [de minderjarige] .
5.4
Gelet hierop is het in het belang van [de minderjarige] dat de moeder beslissingen over hem kan blijven nemen en dat zij het gezag over [de minderjarige] behoudt. Het hof zal de beslissing van de rechtbank dan ook ongedaan maken (vernietigen). Nu de beslissing van de rechtbank niet uitvoerbaar bij voorraad was betekent de beslissing van het hof in samenhang met die van de rechtbank dat de moeder het gezag over [de minderjarige] nooit kwijt is geweest. Het hof merkt voor de duidelijkheid nog op dat de beslissing van het hof geen verandering brengt in de uitgesproken verlenging van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] , die nog voortduurt tot 17 oktober 2025.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, 20 augustus 2024, voor zover het betreft de beëindiging van het gezag van de moeder over [de minderjarige] , en beslist in zoverre opnieuw als volgt:
wijst af het verzoek van de raad tot beëindiging van het gezag van de moeder over [de minderjarige] , geboren [in] 2009;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en A.L.H. Ernes, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2025.

Voetnoten

1.artikel 1:266 lid 1 onder a en b BW
2.Artikel 3 en artikel 20 Verdrag inzake de rechten van het kind