ECLI:NL:GHARL:2025:360

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
200.339.074/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewind en levenstestament in geschil tussen kinderen van de rechthebbende

In deze zaak gaat het om de onderbewindstelling van het vermogen van een vader, die door zijn kinderen is aangevraagd. Zoon 1 betwist de noodzaak van het bewind, verwijzend naar een levenstestament waarin hij als gevolmachtigde is benoemd. Zoon 2 en dochter betwisten de geldigheid van dit levenstestament. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat, gezien de ernstig verstoorde verhoudingen tussen de kinderen en het onderlinge wantrouwen, het levenstestament niet voldoende bescherming biedt aan de vader. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter om het bewind in te stellen en benoemt een onafhankelijke bewindvoerder, in plaats van een van de kinderen, om de belangen van de vader te waarborgen. De zaak is behandeld in hoger beroep, waarbij de grieven van verzoeker zijn afgewezen en de beschikking van de kantonrechter is bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.339.074/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 10615961)
beschikking van 21 januari 2025
in de zaak van
(voorheen)
[de rechthebbende](de rechthebbende),
overleden [in] 2024, laatst gewoond hebbende in [woonplaats1] ,
en
[verzoeker]( [verzoeker] ),
die woont in [woonplaats2] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. Y.A.E. Vlassenroot te Haarlem,
en
[de zoon]( [de zoon] ),
die woont in [woonplaats3] ,
en
[de dochter]( [de dochter] ),
die woont in [woonplaats4] ,
verweerders in hoger beroep,
advocaat: mr. T. Fluitman te Rotterdam, voorheen mr. N.R. Rietveld.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de bewindvoerder] B.V.(de bewindvoerder),
vertegenwoordigd door [naam1] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] .

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 14 december 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.
2.
De procedure in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 14 maart 2024;
- een journaalbericht namens verzoeker van 9 april 2024 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens verzoeker van 29 april 2024 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens verzoeker van 30 april 2024 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens verzoeker van 14 mei 2024 met bijlage(n);
- een brief van de bewindvoerder van 13 mei 2024;
- het verweerschrift met bijlage(n);
- een journaalbericht namens verzoeker van 8 augustus 2024 met bijlage(n).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 21 augustus 2024 plaatsgevonden. Hierbij zijn verschenen:
- [verzoeker] , bijgestaan door mr. Vlassenroot;
- [de zoon] en [de dochter] , bijgestaan door mr. Rietveld;
- [naam1] , namens de bewindvoerder.
De advocaten van partijen hebben mede het woord gevoerd aan de hand van door hen overgelegde pleitaantekeningen.
2.3
Na de mondelinge behandeling is bij het hof binnengekomen:
- een emailbericht namens de bewindvoerder van 23 september 2024 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens verzoeker van 5 november 2024 met bijlage(n);
- een journaalbericht namens verweerders van 3 december 2024 met bijlage(n).

3.De feiten

3.1
[de rechthebbende] , hierna: de rechthebbende, is geboren [in] 1935. Hij is de vader van [verzoeker] , [de zoon] en [de dochter] . De echtgenote van de rechthebbende is [in] 2022 overleden.
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 17 juli 2023, hebben [de zoon] en [de dochter] verzocht de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende onder bewind te stellen, omdat hij wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen.
3.3
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan de rechthebbende wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand onder bewind gesteld en [de bewindvoerder] tot bewindvoerder benoemd.
3.4
De rechthebbende is op 5 september 2024 overleden. Als gevolg hiervan is het bewind per die datum van rechtswege geëindigd.

4.De omvang van het geschil

4.1
[verzoeker] komt met drie grieven in hoger beroep van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. [verzoeker] verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat:
- het verzoek van [de zoon] en [de dochter] met betrekking tot het verzochte bewind over de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan de rechthebbende alsnog wordt afgewezen en te bepalen dat de goederen van de rechthebbende vanaf datum beschikking niet meer onder bewind staan en het levenstestament van 10 mei 2023 vanaf datum beschikking wederom van kracht zal zijn;
- de benoeming van [de bewindvoerder] met terugwerkende kracht ongedaan wordt gemaakt en te bepalen dat [de bewindvoerder] alle stukken die zijn verkregen in het kader van de uitgesproken bewindvoering retourneert;
- de beschikking - voor zover mogelijk en nodig - uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard;
- verweerders worden veroordeeld in de kosten van onderhavig geding en in de kosten van het geding in eerste aanleg.
4.2
[de zoon] en [de dochter] voeren verweer en verzoeken het hof het beroepschrift van [verzoeker] ongegrond te verklaren, althans het beroep te verwerpen, en de beschikking in eerste aanleg te bekrachtigen, kosten rechtens.
4.3
De bewindvoerder, in de persoon van [naam1] , heeft bij brief van 13 mei 2024 haar visie kenbaar gemaakt op het verzoek. De bewindvoerder ziet - in de onderlinge strijd tussen de kinderen van de rechthebbende - geen aanleiding om zelf een verweerschrift in te dienen. Zij geeft aan dat er sinds het bewind van kracht is enige rust is gekomen omdat de dreiging van het wegsluizen van vermogen is weggenomen.
4.4
Op 23 september 2024 heeft het hof van de bewindvoerder een overlijdensakte ontvangen waaruit blijkt dat de rechthebbende op 5 september 2024 is overleden. Daarop heeft de griffier van het hof contact gezocht met verzoeker in hoger beroep, zodat deze zich zou kunnen uitlaten over de consequenties van het overlijden voor zijn verzoek in hoger beroep. Verzoeker heeft het hof bij brief, gedateerd 5 november 2024, gemotiveerd verzocht uitspraak te doen in de zaak. Het hof heeft verweerders in hoger beroep vervolgens in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren, hetgeen zij bij brief van 3 december 2024 hebben gedaan. Verweerders in hoger beroep hebben het hof laten weten dat ook zij belang hebben bij het verkrijgen van een uitspraak van het hof.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Als gevolg van het overlijden van de rechthebbende op 5 september 2024 is het bewind per die datum van rechtswege geëindigd. Het hof kan derhalve alleen oordelen over de rechtmatigheid van het bewind tot aan het overlijden van de rechthebbende.
5.2
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren
a. voor een bepaalde of onbepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. voor een bepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van verkwisting of het hebben van problematische schulden.
5.3
Op grond van 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Ingevolge het vierde lid van voornoemd artikel wordt, tenzij lid 3 is toegepast, indien de rechthebbende is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot bewindvoerder benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot bewindvoerder benoemd.
5.4
Het is niet in geschil dat de rechthebbende in de periode die aan het hof voorligt in verband met zijn geestelijke toestand niet meer in staat was zelf zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen. De vraag die in het onderhavige geval allereerst aan het hof voorligt, is of onderbewindstelling noodzakelijk was om de vermogensrechtelijke belangen van de rechthebbende waar te nemen.
5.5
[verzoeker] heeft aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte een bewind heeft uitgesproken. Volgens [verzoeker] was er geen noodzaak tot bewind omdat er een geldig levenstestament is waarin de rechthebbende hem heeft benoemd tot algemeen gevolmachtigde.
5.6
Het hof is van oordeel dat de kantonrechter terecht en op goede gronden een bewind heeft ingesteld over de goederen van de rechthebbende. Het hof maakt de overwegingen van de kantonrechter na eigen onderzoek tot de zijne en voegt hier het volgende aan toe.
5.7
Het hof overweegt dat de kinderen van de rechthebbende weliswaar elk het beste met hun vader voor hadden, maar dat zij onderling sterk van mening verschillen over wie het beste hun vaders (vermogensrechtelijke) belangen kon behartigen. [verzoeker] heeft de sterke overtuiging dat híj de wil van zijn vader vertegenwoordigt, zoals vastgelegd in het levenstestament, terwijl [de zoon] en [de dochter] in twijfel trekken of hun vader het zo zou hebben gewild. Er is derhalve een enorme discussie over de geldigheid van het levenstestament. Nog daargelaten de vraag of de rechthebbende ten tijde van het opstellen van het levenstestament voldoende in staat was om zijn wil te bepalen, ziet het hof, evenals de kantonrechter, gegronde redenen om het levenstestament te passeren. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting komt duidelijk naar voren dat de onderlinge verhoudingen tussen de kinderen van de rechthebbende, met [verzoeker] enerzijds en [de zoon] en [de dochter] anderzijds, ernstig zijn verstoord. Sinds hun moeder is overleden en hun vader is gaan dementeren zijn de verhoudingen tussen de kinderen verder verslechterd. De onderlinge communicatie is ernstig verstoord en er is veel wantrouwen over en weer, zo blijkt ook duidelijk uit de uitgebreide correspondentie die van beide zijden is overgelegd. Uit de wijze waarop [verzoeker] zijn resterende (niet-vermogensrechtelijke) bevoegdheden heeft ingevuld maakt het hof bovendien op dat hij zijn broer en zus onvoldoende (tijdig) heeft geïnformeerd over bijzonderheden aangaande hun vader. Dat neemt niet weg dat [verzoeker] veel zorg voor zijn vader voor zijn rekening heeft genomen. Als de volmacht gevolgd zou worden, zou een bijkomende taak van de gevolmachtigde zijn om de andere kinderen van de rechthebbende op de hoogte te houden, in het belang van de rechthebbende. In de genoemde dynamiek bood het in het levenstestament vastgelegde instrument van volmacht aan één van hen, [verzoeker] , echter onvoldoende bescherming aan de rechthebbende. Het hof concludeert dat de kantonrechter terecht een bewind heeft uitgesproken.
5.8
De volgende vraag die aan het hof voorligt, is wie tot bewindvoerder had moeten worden benoemd. Voor zover uit het levenstestament zou moeten worden afgeleid dat het de voorkeur van de rechthebbende had dat [verzoeker] de rol van bewindvoerder op zich zou nemen, is het hof van oordeel dat er - zoals uit het voorgaande al volgt - gegronde redenen zijn om hiervan af te wijken. De eerder genoemde onderlinge strijd en de ernstig verstoorde communicatie tussen de kinderen, die er zelfs in heeft geresulteerd dat zij elkaar in juridische procedures tegemoet treden, hebben ongetwijfeld hun weerslag gehad op hun vader, die zich in een kwetsbare positie bevond. De benoeming van één van hen zou de onderlinge verhoudingen niet verbeteren en waarschijnlijk een negatieve invloed hebben. Het hof is van oordeel dat de kantonrechter derhalve terecht een onafhankelijke bewindvoerder heeft benoemd.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.
6.2
Het hof ziet geen aanleiding om een proceskostenveroordeling uit te spreken, zoals verzocht. Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten van beide instanties compenseren.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 14 december 2023;
compenseert de kosten van het geding in beide instanties in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Knot, I.A. Vermeulen en M.A.L.M. Willems, bijgestaan door mr. M.J. van Mourik als griffier, en is op 21 januari 2025 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.