ECLI:NL:GHARL:2025:3591

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
21-000448-24
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake seksueel misbruik van minderjarigen met oplegging van tbs en gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juni 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is beschuldigd van seksueel misbruik van twee minderjarigen, waarbij hij zich schuldig heeft gemaakt aan handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van hun lichamen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich tweemaal schuldig heeft gemaakt aan deze delicten, gepleegd in de periode van 2008 tot 2011. De rechtbank had eerder de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren en terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden opgelegd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte ook tbs met voorwaarden oplegde, naast de gevangenisstraf. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen, evenals de psychische problematiek van de verdachte. De verdachte heeft een pedofiele stoornis en een persoonlijkheidsstoornis, wat heeft geleid tot een verhoogd recidiverisico. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen, waarbij schadevergoeding is vastgesteld voor immateriële schade. Het hof heeft de verdachte ook verplichtingen opgelegd ter bescherming van de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000448-24
Uitspraak d.d.: 4 juni 2025
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 19 januari 2024 met parketnummer 18-200092-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
wonende te [adres]
thans uit anderen hoofde verblijvende in [verblijfplaats]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 mei 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bevestiging van het vonnis in eerste aanleg. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. B.P.M. Canoy, ter terechtzitting naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij het vonnis van 19 januari 2024 de verdachte voor hetgeen aan hem onder 1 en 2 is tenlastegelegd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren met aftrek van het voorarrest en gelast dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld onder voorwaarden. Verder heeft de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen in zijn geheel toegewezen. Deze vorderingen zijn vermeerderd met de wettelijke rente en de rechtbank heeft ter hoogte van dezelfde bedragen de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het ten aanzien van feit 2 tot een andere bewijsbeslissing komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2008 tot en met 31 december 2010 te [plaats] en/of te [plaats] , in elk geval in de gemeente [gemeente] , met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers is/heeft verdachte in voornoemde periode
- met verdachtes hand in de broek van [slachtoffer] gegaan en/of (vervolgens) de/een bil(len) en/of vagina/de schaamstreek van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en/of
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] zogenoemd doen of laten aftrekken en/of aanraken en/of
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] zogenoemd doen of laten pijpen, althans zijn, verdachtes, penis (gedeeltelijk) in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of (vervolgens) gehouden en/of (vervolgens)
- zogenoemd klaargekomen in het bijzijn van die [slachtoffer] en/of (deels) op het lichaam van die [slachtoffer] ;
2.
hij in of omstreeks de periode 12 mei 2008 tot en met 11 mei 2011 te [plaats] , in elk geval in de gemeente [gemeente] , met [slachtoffer 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal, verdachtes penis en/of vinger(s) in de anus van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of (zodoende) die [slachtoffer 2] zogenoemd in de anus geneukt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de bewezenverklaring te beperken tot hetgeen de verdachte heeft bekend. Voor het overige dient de verdachte te worden vrijgesproken omdat het dossier onvoldoende betrouwbaar steunbewijs bevat.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door en namens de verdachte gevoerde verweer – strekkende tot een gedeeltelijke vrijspraak van de tenlastegelegde feiten – wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij als volgt.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
De verdachte wordt verweten dat hij met zijn [slachtoffer] in de periode van 1 augustus 2008 tot en met 31 december 2010 handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam. In de tenlastelegging zijn de handelingen onderverdeeld in vier gedachtestreepjes. Verdachte heeft hetgeen bij het eerste gedachtestreepje staat genoemd, bekend en hetgeen bij de overige drie gedachtestreepjes is vermeld, ontkend.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat voor het eerste gedachtestreepje voldoende wettig en overtuigend bewijs is op basis van de aangifte en de bekennende verklaring van de verdachte. Ten aanzien van de overige drie gedachtestreepjes dient het hof te beoordelen of de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is en of deze voldoende steun vindt in ander bewijs.
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster [slachtoffer]
Vooropgesteld wordt dat in alle strafzaken aangiftes kritisch en zorgvuldig moeten worden bezien. Verklaringen dienen onder meer te worden beoordeeld op consistentie, accuraatheid en volledigheid. Het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dit feit kan immers te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen en/of het gevolg zijn van emoties die zijn ontstaan door het delict of tijdsverloop. Het gaat om de totale indruk die de verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
[slachtoffer] heeft zowel tijdens een informatief gesprek zeden op 28 december 2021 als tijdens haar aangifte op 17 januari 2022 verklaard dat zij de verdachte eenmaal moest aftrekken en pijpen en dat de verdachte vervolgens is klaargekomen op haar lichaam.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de verklaringen die [slachtoffer] heeft afgelegd betrouwbaar zijn. De verklaringen zijn in de kern consistent, authentiek en voldoende gedetailleerd. Dat geldt niet alleen voor de verklaringen die zij heeft afgelegd tegenover de politie, maar ook voor hetgeen zij verteld heeft, eerder in 2021, aan haar zus [zus slachtoffer] , die op haar beurt zeer gedetailleerd verklaart aan de politie wat [slachtoffer] haar toen heeft verteld. Details geeft [slachtoffer] bijvoorbeeld over waar het misbruik plaatsvond, de manier waarop het gebeurde, hoe oud ze ongeveer was en waar ze dat uit afleidt. [slachtoffer] heeft verder verklaard dat zij haar verhaal niet eerder durfde te vertellen aan haar ouders vanwege hun emotionele reactie toen haar broer [slachtoffer 2] aan hen vertelde over het misbruik dat hemzelf was overkomen. Verder heeft zij verklaard dat hetgeen de verdachte in het verleden met haar heeft gedaan weer naar boven kwam toen zij intiem probeerde te worden met haar vriend. Gelet op deze omstandigheden is het te verklaren dat er jaren zijn verstreken voordat [slachtoffer] aangifte heeft gedaan en haar moeder, zus en broer over de handelingen heeft verteld. Uit niets blijkt dat [slachtoffer] haar oom valselijk wilde beschuldigen of dat zij een motief daarvoor zou hebben gehad. Evenals de rechtbank acht het hof de verklaring van [slachtoffer] daarom bruikbaar voor het bewijs. Het hof ziet geen reden om aan de verklaring als geheel te twijfelen en neemt de verklaring van [slachtoffer] dan ook als uitgangspunt.
Steunbewijs
Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Daarbij geldt wel dat deze bepaling betrekking heeft op de bewezenverklaring als geheel en niet vereist dat elk aspect van de bewezenverklaring door meer dan één bewijsmiddel wordt ondersteund. Aldus is vereist dat de verklaring van [slachtoffer] op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal en dat hiertussen een niet te ver verwijderd verband bestaat. Zo kunnen eigen waarnemingen van een de-auditu getuige voldoende steunbewijs opleveren. Waarnemingen van getuigen die niet het kernverwijt (bijvoorbeeld de seksuele handelingen) bevestigen, maar binnen de context van de gebeurtenissen voldoende zelfstandig onderscheidend zijn, kunnen, in combinatie met andere omstandigheden, ook als steunbewijs worden aangemerkt.
Naar het oordeel van het hof leveren de verklaringen van [slachtoffer] en haar zus [zus slachtoffer] , in onderlinge samenhang bezien, voldoende wettig en overtuigend bewijs op. Niet alleen heeft [slachtoffer] gedetailleerd verteld aan [zus slachtoffer] wat er precies is voorgevallen tussen [slachtoffer] en de verdachte, maar ook hebben zowel [slachtoffer] als [zus slachtoffer] onafhankelijk van elkaar en uit eigen herinnering eensluidende en ook weer gedetailleerde verklaringen afgelegd over gedragingen van de verdachte die de context van de gebeurtenissen op een aantal opvallende onderdelen bevestigen. Het hof heeft daarbij het oog op de seksuele aard van het contact tussen de verdachte en zijn nichtjes, waarover zij beiden verklaren. Zowel [slachtoffer] als [zus slachtoffer] vertellen namelijk dat, terwijl ze samen aan het douchen waren, de verdachte over het muurtje de douche in keek en dat zij min of meer gedwongen werden om hun vagina aan hem te laten zien omdat hij anders zou doorvertellen dat [slachtoffer] en [zus slachtoffer] hadden gerookt. Verder verklaren ze allebei dat de verdachte op enig moment tegen hen heeft gezegd dat hun grootmoeder “ [oma] ” dacht dat zij elkaar aan het vingeren waren; hij dreigde dit door te vertellen. Ook verklaren zowel [slachtoffer] als [zus slachtoffer] dat zij met zijn tweeën bij de verdachte op schoot zaten en dat hij vervolgens zijn hand in hun broek deed. Het gaat steeds om seksuele of seksualiserende handelingen die de verdachte heeft verricht bij zijn nichtjes en waarover de beide zussen uit hun eigen herinnering verklaren. Daarmee staat de verklaring van [slachtoffer] , zoals die de basis vormt voor de tenlastelegging, niet op zichzelf. Het hof acht daarom de verklaring van [zus slachtoffer] bruikbaar als steunbewijs voor hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard. Het hof is derhalve van oordeel dat de door [slachtoffer] in haar verklaringen genoemde feiten en omstandigheden voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Net als de rechtbank neemt het hof voorts in aanmerking dat de verdachte gedurende het onderzoek wisselende verklaringen heeft afgelegd en van het begin af aan geen openheid van zaken heeft gegeven. Het hof zal de verdachte dan ook niet volgen in zijn ontkenning ten aanzien van het tweede, derde en vierde gedachtestreepje en acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 tenlastegelegde handelingen heeft gepleegd, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
De verdachte wordt verweten dat hij met zijn [slachtoffer 2] in de periode van 12 mei 2008 tot en met 11 mei 2011 een handeling heeft gepleegd die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat kan worden bewezenverklaard dat de verdachte zijn penis in de anus van [slachtoffer 2] heeft gebracht. Het hof overweegt daarbij als volgt.
Betrouwbaarheid verklaring aangever [slachtoffer 2]
heeft tegenover de politie verklaard dat de verdachte diens penis in zijn kont heeft gedrukt. Hij heeft hierover verklaard dat de verdachte de deur op slot deed, zijn kleding uit deed, dat de stand van de penis van de verdachte stijf was en dat het heel raar voelde toen verdachte zijn penis in zijn kont deed. Het was een heel naar gevoel en het deed pijn. Deze verklaring is in de kern consistent, authentiek en voldoende gedetailleerd. Het hof acht hierbij mede van belang dat [slachtoffer 2] één jaar na het incident huilend zijn moeder [moeder] over het misbruik en de wijze waarop het is gebeurd heeft verteld. Het hof acht de verklaring van [slachtoffer 2] daarom bruikbaar voor het bewijs en ziet geen reden om aan de verklaring als geheel te twijfelen. Het hof neemt de verklaring van [slachtoffer 2] dan ook als uitgangspunt.
Steunbewijs
De verdachte heeft ter zitting in eerste aanleg bekend dat hij het lichaam van [slachtoffer 2] is binnengedrongen. Hoewel de verdachte heeft verklaard dat het met zijn vinger is geweest en niet met zijn penis, vindt de verklaring van [slachtoffer 2] (dat het met de penis is gebeurd) steun in de verklaring van zijn moeder. De verklaring van [slachtoffer 2] over hoe het voelde bij het binnendringen, past naar algemene ervaringsregels gesproken bij het binnendringen met een stijve penis van een volwassen man in de anus van een nog jong kind van de leeftijd van [slachtoffer 2] ten tijde van het tenlastegelegde. Eén jaar na het incident heeft [slachtoffer 2] zijn moeder huilend over het misbruik verteld. Zij heeft vervolgens bij de politie verklaard dat [slachtoffer 2] toentertijd vertelde dat hij heel erg heeft gehuild en heeft geschreeuwd toen de verdachte [slachtoffer 2] van achteren nam, hetgeen naar het oordeel van het hof past bij de door [slachtoffer 2] in zijn eigen verhoor zelf beschreven sensatie. Gelet op vorenstaande is het aannemelijk dat het binnendringen met de penis is gebeurd en niet met een vinger. Het hof is derhalve van oordeel dat de door [slachtoffer 2] in zijn verklaringen genoemde feiten en omstandigheden voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Ook hier neemt het hof voorts in aanmerking dat de verdachte gedurende het onderzoek wisselende verklaringen heeft afgelegd en van het begin af aan geen openheid van zaken heeft gegeven. Het hof zal de verdachte dan ook niet volgen in zijn ontkenning ten aanzien van het binnendringen met de penis en acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 tenlastegelegde handeling heeft gepleegd, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 1 augustus 2008 tot en met 31 december 2010 te [plaats] en te [plaats] met
[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers is verdachte in voornoemde periode
- met verdachtes hand in de broek van [slachtoffer] gegaan en heeft hij, verdachte, vervolgens
de billen en vagina en de schaamstreek van die [slachtoffer] betast en heeft hij, verdachte,
- zijn penis door die [slachtoffer] laten aftrekken en heeft hij, verdachte,
- zijn penis door die [slachtoffer] laten pijpen, en vervolgens is hij, verdachte,
- klaargekomen op het lichaam van die [slachtoffer] ;
2.
hij in de periode van 12 mei 2008 tot en met 11 mei 2011 te [plaats] met [slachtoffer 2] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een handeling heeft gepleegd die bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , hebbende verdachte in voornoemde periode eenmaal verdachtes penis in de anus van die [slachtoffer 2] gebracht en zodoende die [slachtoffer 2] in de anus geneukt.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en maatregel

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte hulp wenst te krijgen voor zijn psychische problematiek. De maatregel terbeschikkingstelling (tbs) met voorwaarden lijkt hiervoor passend te zijn en de verdachte stemt in met de hulp die binnen dit kader geboden kan worden.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich vanaf 2008 gedurende lange tijd verschillende malen schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn [slachtoffer] en eenmaal schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van zijn [slachtoffer 2] . Het misbruik is bij [slachtoffer] begonnen toen zij vijf jaar oud was en heeft tot haar zevende geduurd. Bij [slachtoffer 2] heeft het misbruik eenmaal plaatsgevonden toen hij tussen de acht en tien jaar oud was. Bij beide slachtoffers heeft de verdachte handelingen verricht die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksuele delicten, zeker als het gaat om jonge kinderen, zo niet blijvende dan toch zeer langdurige en ernstige schade kunnen ondervinden van wat hun is aangedaan. Het misbruik heeft plaatsgevonden binnen de familiesfeer. De verdachte heeft het vertrouwen dat zijn neefje en nichtje in hem mochten stellen en de veiligheid die zij van hem mochten verwachten, op ernstige wijze beschaamd en veronachtzaamd. Beiden hebben op zeer jonge leeftijd hun eerste seksuele ervaringen met hun oom beleefd, waardoor geen sprake meer kan zijn van een vrije seksuele ontwikkeling. Uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer] , de aanvullende slachtofferverklaring en de onderbouwing van de schadevorderingen van beiden volgt dat het handelen van de verdachte een grote impact op hen heeft gehad. Zij ondervinden tot op de dag van vandaag nog steeds de nadelige gevolgen van het misbruik. Doordat de verdachte geen volledige openheid van zaken geeft, geeft de verdachte zijn nichtje en neefje geen erkenning voor hetgeen hen is overkomen.
Justitiële documentatie
Het hof heeft bij de strafoplegging gelet op het uittreksel Justitiële Documentatie van de verdachte van 17 april 2025, waaruit blijkt dat hij in het verleden eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het meermalen plegen van zedenmisdrijven met minderjarigen. Daarnaast is de verdachte in het verleden veroordeeld voor het in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen. Verder heeft het hof geconstateerd dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Persoon van de dader
Het hof heeft daarnaast gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting naar voren zijn gebracht en zoals deze ook blijken uit de verschillende rapportages die over de verdachte zijn opgesteld.
Het hof heeft onder meer gelet op het aanvullend psychiatrisch en psychologisch onderzoek Pro Justitia van 8 januari 2025, opgesteld door [psychiater] , psychiater en [klinisch psycholoog] , klinisch psycholoog.
Door de deskundigen is geconcludeerd dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis dan wel gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens, te weten een pedofiele stoornis en een persoonlijkheidsstoornis met vermijdende, afhankelijke en antisociale trekken en enige sociale isolatie. Doordat in het delictgedrag een relatie werd gezien met de hiervoor genoemde stoornissen, is door de deskundigen geadviseerd de verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Het hof maakt deze adviezen tot de zijne en acht de verdachte ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
De psychiater heeft het recidiverisico van de verdachte op matig tot hoog ingeschat. Matig omdat er een langdurig recidivevrij interval lijkt te zijn en hoog, omdat na hands-on delicten vaak gerecidiveerd wordt. De psycholoog heeft het recidiverisico van de verdachte in pedoseksuele delicten op hoog tot zeer hoog ingeschat. Er is een langdurig patroon te zien waarbij de verdachte seksueel gericht is op minderjarigen. Wanneer de externe controle wegvalt, is de kans groot dat de verdachte het bevredigen van eigen seksuele lustgevoelens laat prevaleren boven de gevolgen voor slachtoffers die hij niet goed kan inschatten. Gelet op de hoge recidivekans adviseren de deskundigen tot oplegging van tbs met voorwaarden. De psychiater heeft een klinische interventie met een langdurig gecontroleerd vervolg geadviseerd en de psycholoog heeft geadviseerd om als voorwaarde te stellen dat een klinische forensische behandeling plaatsvindt evenals toezicht, openheid over zijn seksualiteit en regelmatige controle op zijn gegevensdragers.
Het hof heeft verder kennis genomen van het meest recente reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland van 26 september 2023, waarin een advies is uitgebracht over de uitvoerbaarheid van de maatregel tbs met voorwaarden. De reclassering concludeert dat sprake is van een patroon van zowel hands-on als hands-off zedendelicten. Er zijn veel risicofactoren aanwezig, waaronder de lange delictgeschiedenis, de ontkennende houding van de verdachte, een pedofiele stoornis en persoonlijkheidsproblematiek. Deze risicofactoren belemmeren de slagingskans van een ambulant behandeltraject, zoals ook bij eerdere behandelpogingen is gebleken. De reclassering acht een klinische opname noodzakelijk om het behandelproces te laten slagen en adviseert positief over de oplegging van tbs met voorwaarden onder de volgende voorwaarden: geen strafbaar feit plegen, meewerken aan reclasseringstoezicht, meewerken aan een time-out, niet naar het buitenland gaan, opname in een zorginstelling, een contactverbod met de slachtoffers, het vermijden van contact met minderjarigen en het vermijden van kinderporno.
Tbs met voorwaarden
Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het bewezenverklaarde een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens. Het door de verdachte begane feit is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Het gaat bovendien om een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Het recidiverisico van de verdachte wordt op hoog ingeschat en er zijn weinig beschermende factoren. Er is sprake van een langdurig delictpatroon van zedendelicten en eerdere behandelpogingen zijn mislukt. De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist in dit geval dan ook dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld.
Evenals de rechtbank zal het hof niet bevelen dat de verdachte van overheidswege wordt verpleegd, hoewel de verdachte met zijn eerdere veroordelingen voor zedenfeiten en de nu bewezenverklaarde feiten heel dicht in de buurt van oplegging van dwangverpleging komt. De verdachte heeft zich bereid verklaard om de door de reclassering benoemde voorwaarden na te leven, krijgt deze kans en zal die zelf moeten waar maken. Mocht hij dat om wat voor reden niet doen, dan ligt omzetting naar tbs met dwangverpleging in de rede. Het hof zal nu de maatregel tbs met voorwaarden opleggen en ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, de na te noemen voorwaarden stellen betreffende het gedrag van de verdachte.
Nu sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, is de totale duur van de tbs niet beperkt tot de duur van vier jaren. Wel is het zo dat, behoudens omzetting, een maatregel van tbs met voorwaarden maximaal negen jaar kan duren.
Gevangenisstraf
Op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde
is begaan, komt het hof met de rechtbank tot het oordeel dat naast de tbs met voorwaarden ook een gevangenisstraf moet worden opgelegd. Met een andere of lichtere strafmodaliteit dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan niet worden volstaan. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden, acht het hof niet aanwezig en het hof ziet geen redenen om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren met aftrek van voorarrest, passend en geboden is. Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, bestaande uit een bedrag van € 12.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij te matigen indien het hof de bewezenverklaring heeft beperkt tot hetgeen de verdachte heeft bekend.
Oordeel van het hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof waardeert deze immateriële schade conform de vordering op € 12.500,-. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen en zal worden vermeerderd met de wettelijke rente.
Het hof heeft de omvang op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) naar maatstaven van billijkheid geschat, waarbij rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, in het bijzonder de aard en de ernst van de aantasting in de persoon en de gevolgen daarvan voor de benadeelde. Het hof heeft daarbij ook gelet op uitspraken die door andere rechters zijn gedaan. Met de gegeven onderbouwing staat naar het oordeel van het hof vast dat de benadeelde partij op andere wijze in haar persoon is aangetast.
Voor matiging op grond van artikel 6:109 BW, zoals door de verdediging is gevraagd, acht het hof geen termen aanwezig.
Wettelijke rente
Het hof bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 31 december 2010.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte veroordelen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, bestaande uit een bedrag van € 7.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij te matigen indien het hof de bewezenverklaring heeft beperkt tot hetgeen de verdachte heeft bekend.
Oordeel van het hof
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof waardeert deze immateriële schade conform de vordering op € 7.000,-. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen en zal worden vermeerderd met de wettelijke rente.
Het hof heeft de omvang op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) naar maatstaven van billijkheid geschat, waarbij rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, in het bijzonder de aard en de ernst van de aantasting in de persoon en de gevolgen daarvan voor de benadeelde. Het hof heeft daarbij ook gelet op uitspraken die door andere rechters zijn gedaan. Met de gegeven onderbouwing staat naar het oordeel van het hof vast dat de benadeelde partij op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Voor matiging op grond van artikel 6:109 BW, zoals door de verdediging is gevraagd, acht het hof geen termen aanwezig.
Wettelijke rente
Het hof bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 11 mei 2011.
Proceskosten
Het hof zal de verdachte veroordelen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 57, 63 en 244 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, waarbij als algemene voorwaarde geldt dat de verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en stelt daarbij ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de volgende voorwaarden betreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
1. Veroordeelde zal zich niet schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. Veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
- veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken;
- veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van de begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht;
3. Indien de reclassering het nodig acht en veroordeelde ermee instemt, kan de veroordeelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of een andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of veroordeelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nogmaals zeven weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
4. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
5. Veroordeelde laat zich opnemen in een nader te bepalen zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor de plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicatie kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
6. Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer] geboren op [geboortedatum.] en [slachtoffer 2] geboren op [geboortedatum.] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig acht;
7. Veroordeelde zoekt op geen enkele wijze contact met minderjarigen en vermijdt deze contacten zoveel mogelijk;
8. Veroordeelde onthoudt zich van:
- het seksueel getint communiceren met minderjarigen, op welke wijze dan ook;
- elk gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
- elk gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd.
Bij de controles op naleving van deze gedragsvoorwaarde, die gedurende de proeftijd maximaal 4 maal per jaar mogen plaatsvinden, kan de reclassering zich bij huisbezoeken (technisch) laten ondersteunen door een ICT-deskundige, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Na digitaal onderzoek ter plaatse - dat enkel gericht mag zijn op en beperkt moet blijven tot de controle van de naleving van deze gedragsvoorwaarde - deelt de deskundige zijn bevindingen uitsluitend mee aan de reclassering. De controle strekt er uitdrukkelijk niet toe een min of meer volledig beeld te krijgen van het persoonlijke leven van verdachte. De gegevensdragers mogen enkel worden doorzocht met een daarvoor geschikt zoekprogramma en enkel met gebruikmaking van de daartoe geëigende op de opsporing van kinderporno gerichte specifieke zoektermen, en slechts op zodanige wijze dat niet door een persoon kennis wordt genomen van de inhoud van afbeeldingen. Bij aantreffen van verborgen, versleutelde of niet-toegankelijke bestanden kan de reclassering veroordeelde de aanwijzing geven dat hij deze bestanden toegankelijk maakt. De veroordeelde is verplicht aan deze aanwijzing medewerking te verlenen. Kan het digitaal onderzoek onvoldoende ter plaatse plaatsvinden, dan kan de deskundige na goedkeuring van de reclassering een digitale kopie maken van de geautomatiseerde werken en gegevensdragers. De kopie wordt zo spoedig mogelijk elders onderzocht, waarna de deskundige het onderzoeksresultaat uitsluitend rapporteert aan de reclassering. Over de vraag of sprake is van strafbare kinderpornografie kan de reclassering een zedenrechercheur raadplegen die gecertificeerd is voor het beoordelen van beeldmateriaal op kinderporno. De zedenrechercheur rapporteert uitsluitend aan de reclassering. Binnen twee weken nadat de reclassering is gebleken dat geen schending van de gedragsvoorwaarde heeft plaatsgevonden, wordt de digitale kopie vernietigd.
Geeft de reclassering opdracht aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 12.500,00 (twaalfduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 12.500,00 (twaalfduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 97 (zevenennegentig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 31 december 2010.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 7.000,00 (zevenduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 7.000,00 (zevenduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 70 (zeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 11 mei 2011.
Aldus gewezen door
mr. P.S. Bakker, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. M.E. de Boer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.A. van der Zwaag, griffier,
en op 4 juni 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.